Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Procesverloop
Overwegingen
Ingevolge artikel 5.4.1, aanhef en onder h, van de planregels is het binnen de bestemming “Waarde-Archeologie” verboden om, ter bescherming van (potentiële) archeologische waarden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden diepwortelende beplantingen of bomen te vellen en/of te rooien.
Ingevolge artikel 5.4.3, onder b, van de planregels kan de in lid 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning slechts worden verleend indien en voor zover met een archeologisch onderzoek, uitgevoerd door een ter zake deskundige, is vastgesteld dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Verweerder heeft op basis van onderzoek geconcludeerd dat de kans op het aantreffen van behoudenswaardige archeologische resten in het gehele plangebied zeer laag is en vervolgonderzoek daarom niet nodig is, zodat er uit het bestemmingsplan geen beletselen voortvloeien om de omgevingsvergunning te verlenen.
De voorzieningenrechter stelt vast dat dit standpunt door verzoekers niet is betwist. Verzoekers stellen evenwel dat het kappen van bomen in het desbetreffende gebied mogelijk in strijd is met artikel 11 van de Flora- en faunawet (Ffw).
25 maart 2014 een rapport opgesteld met de resultaten van een onderzoek op het perceel naar de geschiktheid van boomholtes als verblijfplaats voor vleermuizen. Voorts heeft Ecologica op 4 september 2014 nog een aanvullende notitie overgelegd, waarin de invloed van de geplande werkzaamheden op de vleermuizen wordt behandeld.
a. waarvoor een omgevingsvergunning is vereist en
b. die tevens zijn aan te merken als handelingen waarvoor een of meer van de bij of krachtens de artikelen 8 tot en met 13, eerste lid, 17 en 18 gestelde verboden gelden en ten aanzien waarvan Onze Minister op grond van artikel 75, derde lid, bevoegd is ontheffing te verlenen.
Evenmin acht de voorzieningenrechter, gezien de locatie, de overgelegde onderzoeken en de, niet door verzoekers bestreden, kwalificatie van de gewone dwergvleermuis als weinig kritisch ten aanzien van zijn leefgebied, aannemelijk dat het gebied een essentiële vliegroute betreft. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich bij het beoordelen van het bezwaarschrift dan ook mogen baseren op de resultaten van het onderzoek dat door Ecologica is verricht. Voor zover verzoekers stellen dat dit onderzoek niet voldoet aan het Vleermuisprotocol van de Gegevensautoriteit Natuur, overweegt de voorzieningenrecht dat dit protocol een leidraad is bij het onderzoek ten behoeve van een aanvraag van een ontheffing in de zin van de Ffw. In de onderhavige procedure is die aanvraag niet aan de orde.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
23 september 2014.