Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2014 in de zaak tussen
Locatievereniging CPO Kunertte Deurne, vergunninghoudster.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 september 2014 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning voor het bouwen van acht woningen nabij de Peelrandbreuk in Deurne. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. drs. F.K. van den Akker, heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning aan de vergunninghoudster, die als derde-partij aan het geding heeft deelgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghoudster op 10 oktober 2013 een aanvraag heeft ingediend voor de omgevingsvergunning, welke door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Deurne, is verleend. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, wat heeft geleid tot een bestreden besluit op 20 december 2013 waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de argumenten van eiseres, die stelde dat de bouw van de woningen schade aan haar woning zou kunnen veroorzaken. De voorzieningenrechter had eerder het primaire besluit geschorst, omdat er niet kon worden uitgesloten dat er schade zou ontstaan door trillingen tijdens de bouw. Verweerder heeft echter in een nieuwe beslissing op het bezwaar een voorwaarde gesteld dat er een bouwveiligheidsplan moet worden goedgekeurd voordat de bouw kan beginnen. Eiseres betwistte de rechtmatigheid van deze beslissing en voerde aan dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven.
De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid kon besluiten dat het niet overleggen van een bouwveiligheidsplan geen strijd met het Bouwbesluit oplevert. Eiseres had geen gronden aangevoerd die de conclusie rechtvaardigden dat de veiligheid van haar woning in het geding zou zijn. De rechtbank concludeerde dat de omgevingsvergunning terecht was verleend en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak benadrukt de beoordelingsvrijheid van het bevoegd gezag bij het toetsen van de aanvraag aan de eisen van het Bouwbesluit.