In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 10 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil over legesaanslagen die aan een maatschap waren opgelegd. De aanslagen, die in totaal € 54.745,00 bedroegen, waren gebaseerd op leges voor bouwvergunningen voor het oprichten van pluimveestallen en loodsen. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J.C. Mol, stelde dat de heffingsmaatstaf onredelijk was, omdat deze was gebaseerd op een vast tarief per kubieke meter, in plaats van op de bouwsom. De rechtbank oordeelde dat de gekozen systematiek leidde tot onredelijke en willekeurige uitkomsten, en dat de legesverordening in strijd was met het evenredigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank vernietigde de legesaanslagen en verklaarde de legesverordening onverbindend jegens eiser. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en de betaalde griffierechten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.