Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[eiser 1]
1.De procedure
- het tussenvonnis van 5 maart 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 27 augustus 2014.
2.De feiten
“Informatie Treasury Dienstverlening”(productie 1 ABN Amro) overhandigd. Ook heeft hij op 28 januari 2008 een van ABN Amro afkomstig voorgedrukt formulier genaamd
“Intake Treasury”en een zogenaamd
“Cliëntenprofiel Treasury”ondertekend (producties 4 en 5 ABN Amro). In het Cliëntenprofiel is onder meer - kort gezegd - opgenomen dat [eisers] geen ervaring met en kennis van derivaten heeft en dat de doelstelling van het afsluiten van het derivaat is het beheersen van (rente)risico.
3.Het geschil
4.De beoordeling
De vordering onder I: dwaling.
€ 355.000,00 bedroeg. Een duidelijke en concrete klacht over het tekortschieten van ABN Amro in de zin van het haar informeren over aard en omvang van de tekortkoming leest de rechtbank daar niet in, mede in het licht van het feit dat [eisers] in hetzelfde gesprek van 13 februari 2009 een nieuw Cliëntenprofiel Treasury heeft ondertekend, waaruit op zijn minst naar voren lijkt te komen dat hij het - na het niet aangaan van de financiering - dan speculatieve karakter van de swap accepteert. Daarmee strookt niet dat hij zich bij diezelfde gelegenheid heeft beklaagd over aard en omvang van de tekortkoming van ABN Amro, die er naar zijn stellingen mede uit zou bestaan dat zij hem een (mogelijk) speculatieve swap zou hebben geadviseerd. Dit alles kan de rechtbank dan ook niet als (een) voldoende concrete klacht(en) in de zin van artikel 6:89 BW classificeren.
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)