In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 9 oktober 2014, gaat het om een geschil tussen eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. M.J.C. van den Hoff, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven, vertegenwoordigd door mr. N. Scholte. De zaak betreft de schending van de inlichtingenplicht door eisers, die een bestuurlijke boete van € 3343,39 opgelegd kregen omdat zij naar het oordeel van verweerder op geld waardeerbare werkzaamheden hebben verricht in een kringloopwinkel. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet gedurende de gehele periode van de intrekking van de uitkering en de terugvordering heeft aangetoond dat eisers daadwerkelijk deze werkzaamheden hebben verricht. Dit werd slechts vastgesteld op de dagen dat verweerder waarnemingen heeft gedaan en eisers in of bij de winkel zijn gesignaleerd.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, dat hun bezwaar tegen de boete ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 2 september 2014 is eiser in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl eiseres niet aanwezig was. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder in afwijking van het advies van de commissie bezwaarschriften het bezwaar ongegrond heeft verklaard, ondanks dat eisers hebben aangevoerd dat er geen schending van de inlichtingenplicht heeft plaatsgevonden.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij ook de opgelegde boete opnieuw moet worden vastgesteld. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 974,00, en het betaalde griffierecht van € 45,00. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.