ECLI:NL:RBOBR:2014:5811

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 oktober 2014
Publicatiedatum
9 oktober 2014
Zaaknummer
14 _ 2296
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de inlichtingenplicht bij het verrichten van op geld waardeerbare arbeid in een kringloopwinkel

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 9 oktober 2014, gaat het om een geschil tussen eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. M.J.C. van den Hoff, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven, vertegenwoordigd door mr. N. Scholte. De zaak betreft de schending van de inlichtingenplicht door eisers, die een bestuurlijke boete van € 3343,39 opgelegd kregen omdat zij naar het oordeel van verweerder op geld waardeerbare werkzaamheden hebben verricht in een kringloopwinkel. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet gedurende de gehele periode van de intrekking van de uitkering en de terugvordering heeft aangetoond dat eisers daadwerkelijk deze werkzaamheden hebben verricht. Dit werd slechts vastgesteld op de dagen dat verweerder waarnemingen heeft gedaan en eisers in of bij de winkel zijn gesignaleerd.

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, dat hun bezwaar tegen de boete ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 2 september 2014 is eiser in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl eiseres niet aanwezig was. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder in afwijking van het advies van de commissie bezwaarschriften het bezwaar ongegrond heeft verklaard, ondanks dat eisers hebben aangevoerd dat er geen schending van de inlichtingenplicht heeft plaatsgevonden.

De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij ook de opgelegde boete opnieuw moet worden vastgesteld. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 974,00, en het betaalde griffierecht van € 45,00. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/2296

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 oktober 2014 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

en
[eiseres],eiseres,
tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. M.J.C. van den Hoff),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven, verweerder
(gemachtigde: mr. N. Scholte).

Procesverloop

Bij besluit van 23 december 2013 heeft verweerder aan eisers een bestuurlijke boete opgelegd ter hoogte van € 3343,39 omdat ze de inlichtingenplicht hebben geschonden.
Bij besluit op bezwaar heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2014, waar eiser is verschenen in persoon bijgestaan door zijn gemachtigde. Eiseres is niet verschenen. Verder is verschenen M. Mirzadeh, tolk Farsi en Dar. Voor verweerder is de gemachtigde verschenen.

Overwegingen

1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder, in afwijking van het advies van de commissie bezwaarschriften, het bezwaar tegen het besluit van 23 december 2013 ongegrond heeft verklaard.
2.
Eiser hebben in beroep aangevoerd dat ten onrechte is opgenomen in het bestreden besluit dat eisers hun bezwaar op 15 mei 2014 mondeling hebben toegelicht tijdens een hoorzitting; ze hebben laten weten hier geen behoefte aan te hebben. Verder delen eisers de mening van de commissie dat er geen schending van de inlichtingenplicht heeft plaatsgevonden. Tot slot stellen zij dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten om de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid te vergoeden.
3.
Verweerder heeft gesteld dat op 15 mei 2014 een hoorzitting plaatsgevonden heeft waar eisers met voorafgaand bericht niet zijn verschenen. Verweerder wijst verder naar de beslissing op bezwaar van 20 maart 2014 waarin volgens hen voldoende is toegelicht dat er wel degelijk sprake is van een verwijtbare schending van de inlichtingenplicht. Ten derde wijst verweerder erop dat het bestreden besluit in stand is gelaten waardoor er geen aan verweerder te wijten onrechtmatigheid is en geen plaats voor een proceskostenveroordeling.
4.
De rechtbank overweegt het volgende.
5.
Bij uitspraak van heden kenmerk SHE 14/1521 heeft de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit op bezwaar van 20 maart 2014 vernietigd, het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen en nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van die uitspraak.
In die uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder het bedrag van de terugvordering opnieuw dient te berekenen nu de rechtbank van oordeel is dat er weliswaar sprake is van schending van de inlichtingenplicht en het verrichten van op geld waardeerbare arbeid, maar de omvang van de verrichtte werkzaamheden geringer is als door verweerder aangenomen.
6.
Gelet hierop dient verweerder zich in onderhavig geding eveneens opnieuw te beraden over de opgelegde boete. Het bestreden besluit kan dan ook niet in rechte worden gehandhaafd. Het beroep zal gegrond worden verklaard.
7.
Aangezien het beroep gegrond wordt verklaard ziet de rechtbank termen verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door eisers gemaakte proceskosten in verband met kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten worden met in acht neming van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op €974,00, te weten 1 punt voor het (aanvullend) beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt €487,00, wegingsfactor 1.
Tevens dient verweerder het door eisers betaalde griffierecht van €45,00 te vergoeden.
8.
Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • gelast verweerder een nieuw besluit op bezwaar te nemen met in achtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers ten bedrage van €974,00;
  • gelast verweerder eisers het betaalde griffierecht van €45,00 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.N. Kruijer, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.J.W.H Potters, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
9 oktober 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.