ECLI:NL:RBOBR:2014:6021

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2014
Publicatiedatum
13 oktober 2014
Zaaknummer
14 _ 962
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Tadic
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening van beroepsgronden

Op 13 oktober 2014 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde M.F. Rupert, en de heffingsambtenaar van de gemeente Gemert-Bakel. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 12 februari 2014. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser heeft in zijn beroepschrift aangegeven het niet eens te zijn met de uitspraak op bezwaar, maar heeft nagelaten om de specifieke gronden van het beroep te vermelden, zoals vereist door artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. De rechtbank heeft eiser bij brief van 17 maart 2014 verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Echter, eiser heeft binnen deze termijn geen gronden ingediend. De gemachtigde van eiser heeft als reden opgegeven dat hij door een acuut hulpverzoek van een familielid niet in staat was om tijdig te reageren. De rechtbank oordeelt dat van de gemachtigde, als beroepsmatig rechtsbijstandverlener, verwacht mag worden dat hij tijdig de beroepsgronden indient of om uitstel vraagt. Het handelen van de gemachtigde komt voor rekening en risico van eiser. Aangezien de beroepsgronden te laat zijn ingediend, verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2014 door rechter F.M. Tadic, in aanwezigheid van griffier P.D.H. Selhorst.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/962

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2014 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: M.F. Rupert),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Gemert-Bakel, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 12 februari 2014 beroep ingesteld.

Overwegingen

1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2.
Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3.
Eiser heeft in zijn beroepschrift vermeld dat hij het niet eens is met de uitspraak op bezwaar. Naar het oordeel van de rechtbank is deze mededeling onvoldoende om als beroepsgrond aan te merken. De rechtbank heeft eiser bij brief van 17 maart 2014 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen.
4.
Eiser heeft binnen die termijn geen gronden ingediend. Als reden hiervoor voert eisers gemachtigde aan dat sprake is geweest van een acuut en veelomvattend hulpverzoek van een noodlijdend familielid van gemachtigde, in verband met een ziekenhuisopname, waardoor gemachtigde niet heeft kunnen voldoen aan het verzoek en de rechtbank hierover ook niet tijdig heeft kunnen informeren.
5.
In hetgeen eisers gemachtigde heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het voor hem onmogelijk is geweest om binnen de gestelde termijn van vier weken aan het verzoek te voldoen dan wel tijdig om uitstel te vragen. Van eisers gemachtigde mag worden verwacht dat hij - als beroepsmatig rechtsbijstandverlener - ervoor zorg draagt dat de beroepsgronden tijdig worden ingediend, dat hij daartoe zo nodig een kantoorgenoot inschakelt en dat hij, als dat niet mogelijk is, tijdig om uitstel vraagt. Het handelen van de gemachtigde van eiser komt voor rekening en risico van eiser. De door eiser op 27 april 2014 ingediende beroepsgronden zijn te laat ingediend.
6.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Tadic, rechter, in aanwezigheid van mr. P.D.H. Selhorst, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.