In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 15 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van oplichting meermalen gepleegd. De verdachte, geboren in 1954 en woonachtig in Nuenen, heeft zijn werkgever voor een bedrag van meer dan één miljoen euro benadeeld om zijn gokverslaving te financieren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte valse of vervalste facturen heeft ingediend bij de directie van zijn werkgever, [bedrijf 8], en daarbij zijn eigen bankrekeningnummer als begunstigde heeft ingevoerd. De tenlastelegging omvatte meerdere valse facturen van verschillende bedrijven, die door de verdachte zijn gebruikt om geldbedragen te verkrijgen van zijn werkgever.
Tijdens de rechtszittingen op 17 januari en 1 oktober 2014 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte gehoord. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht voor feit 1, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, voor feit 2, oplichting, heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse facturen en daarmee zijn werkgever heeft bewogen tot afgifte van geldbedragen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij inmiddels een behandeling voor zijn gokverslaving heeft ondergaan. De rechtbank heeft ook de recidiverisico's en de leeftijd van de verdachte in overweging genomen, wat heeft geleid tot een lichtere straf dan door de officier van justitie was geëist.