ECLI:NL:RBOBR:2014:6094

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2014
Publicatiedatum
17 oktober 2014
Zaaknummer
SHE 14/966 en 14/1003
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Tadic
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening van beroepsgronden

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde M.F. Rupert, beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant, gedateerd 1 februari 2014. De rechtbank Oost-Brabant heeft op 13 oktober 2014 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer, waarbij het beroep in de zaken SHE 14/966 en 14/1003 niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden, die op 27 april 2014 zijn ingediend, te laat zijn ingediend. De rechtbank heeft eiser eerder verzocht om binnen vier weken de gronden van het beroep te specificeren, maar eiser heeft hier niet aan voldaan. De gemachtigde van eiser heeft als reden opgegeven dat hij door een acuut hulpverzoek van een familielid niet in staat was om tijdig te reageren. De rechtbank oordeelt echter dat van een beroepsmatig rechtsbijstandverlener verwacht mag worden dat hij tijdig de benodigde stappen onderneemt, zoals het inschakelen van een kantoorgenoot of het aanvragen van uitstel. Het handelen van de gemachtigde komt voor rekening en risico van eiser. Gezien het feit dat de beroepsgronden niet tijdig zijn ingediend, is het beroep in beide zaken kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken verzet in te stellen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 14/966 en 14/1003

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2014 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: M.F. Rupert),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 1 februari 2014 (de bestreden uitspraak op bezwaar) beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. Eiser heeft in zijn beroepschrift vermeld dat hij het niet eens is met de uitspraak op bezwaar. Naar het oordeel van de rechtbank is deze mededeling onvoldoende om als beroepsgrond aan te merken. De rechtbank heeft eiser bij brief van 17 maart 2014 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen.
4. Eiser heeft binnen die termijn geen gronden ingediend. Als reden hiervoor voert eisers gemachtigde aan dat sprake is geweest van een acuut en veelomvattend hulpverzoek van een noodlijdend familielid van gemachtigde, in verband met een ziekenhuisopname, waardoor gemachtigde niet heeft kunnen voldoen aan het verzoek en de rechtbank hierover ook niet tijdig heeft kunnen informeren.
5. In hetgeen eisers gemachtigde heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het voor hem onmogelijk is geweest om binnen de gestelde termijn van vier weken aan het verzoek te voldoen dan wel tijdig om uitstel te vragen. Van eisers gemachtigde mag worden verwacht dat hij - als beroepsmatig rechtsbijstandverlener - ervoor zorg draagt dat de beroepsgronden tijdig worden ingediend, dat hij daartoe zo nodig een kantoorgenoot inschakelt en dat hij, als dat niet mogelijk is, tijdig om uitstel vraagt. Het handelen van de gemachtigde van eiser komt voor rekening en risico van eiser. De door eiser op 27 april 2014 ingediende beroepsgronden zijn te laat ingediend.
6. Het beroep is daarom in beide zaken kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep in de zaken 14/966 en 14/1003 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Tadic, rechter, in aanwezigheid van mr. P.D.H. Selhorst, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.