In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant werd behandeld, vorderden de eisers, bestaande uit een besloten vennootschap en een vennootschap onder firma, betaling van een bedrag van € 89.885,- van de gedaagde, een besloten vennootschap. De eisers stelden dat de gedaagde ten onrechte weigerde de koopprijs te betalen voor een aantal biggen die in februari en maart 2014 aan de gedaagde waren geleverd. De gedaagde verweerde zich door te stellen dat de overeenkomsten onderhevig waren aan de 'Algemene voorwaarden van Veehandel van de Nederlandse Bond van Handelaren in Vee (NBHV) van 11 mei 1996', waarin een arbitragebeding was opgenomen. Hierdoor zou de gang naar de gewone rechter voor de eisers uitgesloten zijn.
De rechtbank oordeelde dat de algemene voorwaarden van toepassing waren op de leveringsovereenkomsten, omdat de eisers door hun stilzwijgende aanvaarding van de voorwaarden, door niet te protesteren tegen de verwijzing naar deze voorwaarden op de inkoopfacturen, gebonden waren aan deze voorwaarden. De rechtbank stelde vast dat er een handelsrelatie bestond tussen de partijen en dat de gedaagde in de periode van augustus 2013 tot maart 2014 meer dan veertig inkoopfacturen had gestuurd, waarop steeds dezelfde algemene voorwaarden waren vermeld.
De rechtbank verwierp het beroep van de eisers op vernietiging van de algemene voorwaarden, omdat de eisers bekend waren of geacht konden worden bekend te zijn met deze voorwaarden. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde zich met succes kon beroepen op het arbitragebeding en verklaarde zich onbevoegd om van de hoofdzaak kennis te nemen. De eisers werden veroordeeld in de proceskosten van de hoofdzaak, die op € 2.344,00 werden begroot.