Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding;
- het tegen gedaagde verleende verstek.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 15 oktober 2014 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen een vennootschap onder firma als eiseres en een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid als gedaagde. Eiseres vorderde betaling van facturen voor geleverde goederen ter waarde van € 25.060,40, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde was niet verschenen, maar had wel aangegeven bereid te zijn het bedrag contant te betalen. Eiseres weigerde deze contante betaling en eiste betaling per bankoverschrijving, met de stelling dat zij gegronde redenen had om contante betaling te weigeren, onder andere vanwege veiligheidsredenen.
De rechtbank oordeelde dat eiseres geen rechtens te respecteren belang had bij haar vorderingen, aangezien de gedaagde bereid was om contant te betalen, wat in Nederland een wettig betaalmiddel is. De rechtbank benadrukte dat het aan partijen is om afspraken te maken over de wijze van betaling, en dat er in dit geval geen bewijs was dat er een dergelijke afspraak was gemaakt. Eiseres had in het petitum van de dagvaarding niet expliciet gevorderd dat de betaling per bankoverschrijving diende te geschieden, wat haar vordering verder ondermijnde.
Uiteindelijk wees de rechtbank de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil werden begroot. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken tussen partijen over betalingswijzen en het ontbreken van een rechtens te respecteren belang bij een vordering.