ECLI:NL:RBOBR:2014:6310

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 oktober 2014
Publicatiedatum
22 oktober 2014
Zaaknummer
82/048137-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen strafbeschikking door rechtspersoon en vereisten voor ontvankelijkheid

In deze zaak heeft de economische politierechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 23 oktober 2014 uitspraak gedaan in een verzet tegen een strafbeschikking. Het verzet was aangetekend door [persoon 1] namens de rechtspersoon [verdachte]. De officier van justitie heeft ter zitting geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het verzet, omdat [persoon 1] geen bestuurder is van de rechtspersoon en enkel door de bestuurder [persoon 2] gemachtigd was om verzet te doen. Volgens artikel 257e, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering dient het verzet door een bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde op het parket in persoon te worden gedaan.

De verdediging voerde aan dat op basis van artikel 528 van het Wetboek van Strafvordering de vertegenwoordiger van de rechtspersoon kan verschijnen bij gemachtigde. De economische politierechter oordeelde echter dat deze regel niet geldt voor het indienen van verzet tegen een strafbeschikking. De rechter benadrukte dat de hoofdregel van artikel 257e, derde lid, ook voor rechtspersonen geldt en dat het verzet in persoon op het parket moet worden gedaan. Dit betekent dat, hoewel de bestuurder of advocaat van de rechtspersoon schriftelijk verzet kan doen, als een werknemer gemachtigd is, deze ook in persoon moet verschijnen.

Uiteindelijk verklaarde de economische politierechter het verzet tegen de strafbeschikking niet-ontvankelijk, omdat niet voldaan was aan de vereisten zoals gesteld in de wet. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor rechtspersonen om de juiste procedures te volgen bij het indienen van verzet tegen strafbeschikkingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 82.048137.14
Datum uitspraak: 23 oktober 2014
Vonnis van de economische politierechter 's-Hertogenbosch, in de zaak tegen:

[verdachte],

gevestigd te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 oktober 2014.
De economische politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het verzet tegen de strafbeschikking
Bij brief van 14 maart 2014, ingekomen bij het functioneel parket te ‘s-Hertogenbosch op 18 maart 2014, is door [persoon 1] namens [verdachte] verzet aangetekend tegen de strafbeschikking met [CJB-nummer].
De officier van justitie heeft ter zitting geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het verzet tegen de strafbeschikking. Zij heeft daartoe aangevoerd dat [persoon 1] zelf geen bestuurder is van verdachte, maar door de bestuurder [persoon 2] is gemachtigd verzet te doen tegen de strafbeschikking. Ingevolge het bepaalde in artikel 257e, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering dient het verzet door een bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde op het parket in persoon te worden gedaan en niet bij geschrift.
De raadsvrouwe van verdachte heeft gewezen op het bepaalde in artikel 528 van het Wetboek van Strafvordering dat onder meer inhoudt dat de vertegenwoordiger van de rechtspersoon kan verschijnen bij gemachtigde. Naar de politierechter begrijpt betekent dit volgens de verdediging dat het door [persoon 1] gedane verzet moet worden gezien als een door verdachte zelf gedaan verzet. Voor verdachte en een advocaat geldt dat zij wel bij geschrift verzet kunnen doen tegen een strafbeschikking.
De economische politierechter is gelet op het bepaalde van artikel 257e, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering van oordeel dat het verzet tegen de strafbeschikking niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De omstandigheid dat de vertegenwoordiger van de rechtspersoon een ander kan machtigen namens de rechtspersoon te verschijnen, heeft niet tot gevolg dat het verzet tegen een strafbeschikking door die gemachtigde niet op het parket in persoon zou moeten worden gedaan. Niet valt in te zien waarom de hoofdregel van artikel 257e, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet zou gelden voor rechtspersonen en enkel voor natuurlijke personen. Namens de rechtspersoon treedt de bestuurder of één van de bestuurders op. Die en de advocaat van de rechtspersoon kunnen bij geschrift verzet doen. Als de bestuurder er voor kiest een werknemer te machtigen, zal die laatste net als bij een gevolmachtigde namens de natuurlijke persoon op het parket in persoon verzet moeten doen.
Dit betekent dat het verzet tegen de strafbeschikking niet-ontvankelijk is.

DE UITSPRAAK

De economische politierechter verklaart het verzet niet ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, economische politierechter,
in tegenwoordigheid van L.M.E. de Roo, griffier,
en is uitgesproken op 23 oktober 2014.