Op 2 oktober 2014 vond in de Rechtbank Oost-Brabant, locatie Kanton Eindhoven, een zitting plaats onder leiding van kantonrechter mr. T.J.M. Kolfschoten. De zaak betrof een beroep ingesteld door de gemachtigde van een betrokkene tegen beslissingen van de officier van justitie met betrekking tot snelheidsovertredingen, geregistreerd onder de CJIB-nummers 3184608 MU VERZ 14-2866 en 14-2867. De overtredingen vonden plaats op de Eindhovenseweg N69 in Aalst, waar de betrokkene met een bestelbusje, voorzien van een Belgisch kenteken, de maximumsnelheid overschreed.
Tijdens de zitting was de gemachtigde van de betrokkene aanwezig, maar de betrokkene zelf verscheen niet. De gemachtigde voerde aan dat de snelheidsovertredingen niet betwist werden, maar dat er redenen waren om de sancties te matigen. De kantonrechter oordeelde dat de omstandigheden, waaronder de reden van de reis van de gemachtigde, niet voldoende waren om de opgelegde sancties te verlagen. De kantonrechter benadrukte dat de maximumsnelheid duidelijk was aangegeven en dat het de verantwoordelijkheid van de weggebruiker is om zich aan de verkeersregels te houden.
De kantonrechter concludeerde dat er geen redenen waren om de sancties te matigen en verklaarde het beroep ongegrond. De beslissing werd op dezelfde dag, 2 oktober 2014, uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De gemachtigde werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, onder bepaalde voorwaarden.