Op 2 oktober 2014 vond de mondelinge behandeling plaats van beroepschriften die door de gemachtigde zijn ingesteld tegen beslissingen van de officier van justitie met betrekking tot snelheidsovertredingen. De kantonrechter, mr. T.J.M. Kolfschoten, was aanwezig, bijgestaan door griffier L.M.W. Reijrink. De betrokkene en zijn gemachtigde verschenen niet ter zitting, ondanks behoorlijke oproeping. De gemachtigde had beroep ingesteld tegen de sancties die waren opgelegd voor overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom op de Eindhovenseweg N69 in Aalst. De kantonrechter oordeelde dat de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij specifieke feiten en omstandigheden worden aangevoerd die aan de juistheid daarvan twijfelen. De gemachtigde had geen dergelijke feiten aangedragen, waardoor de kantonrechter concludeerde dat de gedragingen waren verricht.
De kantonrechter overwoog verder dat de snelheidscontroles niet uitsluitend als inkomstenbron voor de overheid zijn bedoeld, maar ook bijdragen aan de verkeersveiligheid. De gemachtigde voerde aan dat de weg het uiterlijk had van een 80 km/h weg, maar de kantonrechter stelde vast dat er H-1 borden waren geplaatst die de maximumsnelheid van 50 km/h aangaven. De betrokkene had de plicht om zich aan deze snelheid te houden, ongeacht de omstandigheden. De kantonrechter verklaarde het beroep ten aanzien van enkele CJIB-nummers gedeeltelijk gegrond en matigde de sancties tot nihil, omdat de betrokkene niet op de hoogte was gesteld van eerdere overtredingen. Voor andere CJIB-nummers verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond, omdat de betrokkene meer dan 20 km/h te hard reed. De kantonrechter kende een proceskostenvergoeding toe van € 1.461,- aan de gemachtigde, aangezien het beroep in zes van de negen zaken gedeeltelijk gegrond werd verklaard.