ECLI:NL:RBOBR:2014:6325

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2014
Publicatiedatum
24 oktober 2014
Zaaknummer
3199505 MU VERZ 14-2889
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.J.M. Kolfschoten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissingen van de officier van justitie inzake snelheidsovertredingen in Aalst

Op 2 oktober 2014 vond de mondelinge behandeling plaats van beroepschriften die door de gemachtigde zijn ingesteld tegen beslissingen van de officier van justitie met betrekking tot snelheidsovertredingen. De kantonrechter, mr. T.J.M. Kolfschoten, was aanwezig, bijgestaan door griffier L.M.W. Reijrink. De betrokkene en zijn gemachtigde verschenen niet ter zitting, ondanks behoorlijke oproeping. De gemachtigde had beroep ingesteld tegen de sancties die waren opgelegd voor overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom op de Eindhovenseweg N69 in Aalst. De kantonrechter oordeelde dat de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij specifieke feiten en omstandigheden worden aangevoerd die aan de juistheid daarvan twijfelen. De gemachtigde had geen dergelijke feiten aangedragen, waardoor de kantonrechter concludeerde dat de gedragingen waren verricht.

De kantonrechter overwoog verder dat de snelheidscontroles niet uitsluitend als inkomstenbron voor de overheid zijn bedoeld, maar ook bijdragen aan de verkeersveiligheid. De gemachtigde voerde aan dat de weg het uiterlijk had van een 80 km/h weg, maar de kantonrechter stelde vast dat er H-1 borden waren geplaatst die de maximumsnelheid van 50 km/h aangaven. De betrokkene had de plicht om zich aan deze snelheid te houden, ongeacht de omstandigheden. De kantonrechter verklaarde het beroep ten aanzien van enkele CJIB-nummers gedeeltelijk gegrond en matigde de sancties tot nihil, omdat de betrokkene niet op de hoogte was gesteld van eerdere overtredingen. Voor andere CJIB-nummers verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond, omdat de betrokkene meer dan 20 km/h te hard reed. De kantonrechter kende een proceskostenvergoeding toe van € 1.461,- aan de gemachtigde, aangezien het beroep in zes van de negen zaken gedeeltelijk gegrond werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Afdeling Strafrecht, Mulderzaken
locatie Kanton Eindhoven
Zaaknummers : 3199505 MU VERZ 14-2889
3199415 MU VERZ 14-2884
3199471 MU VERZ 14-2887
3199453 MU VERZ 14-2886
3199488 MU VERZ 14-2888
3199435 MU VERZ 14-2885
3160330 MU VERZ 14-2760
3160356 MU VERZ 14-2761
3160371 MU VERZ 14-2762
CJIB-nummers : [CJIB-nummer]
CVOM-nummers: BA4183
BA4194
BA4176
BA4186
BA4180
BA4189
BA4178
BA4179
BA4182b

Beslissing d.d. 2 oktober 2014

inzake

[betrokkene] ,

geboren op [1969] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
gemachtigde
[gemachtigde].

De procedure

Op de in het openbaar gehouden zitting van 2 oktober 2014 is mr. T.J.M. Kolfschoten, kantonrechter, bijgestaan door L.M.W. Reijrink als griffier, overgegaan tot de mondelinge
behandeling van de beroepschriften die door de gemachtigde zijn ingesteld tegen de beslissingen van de officier van justitie met bovengenoemde CJIB-nummers.
De beroepschriften zijn gericht tegen de beslissingen van de officier van justitie met bovengenoemde CJIB-nummers op de administratieve beroepschriften die door de gemachtigde zijn ingesteld tegen de beschikkingen met de hierboven vermelde CJIB-nummers. In alle gevallen betreft het beschikkingen terzake de gedraging ‘overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom’ gepleegd te Eindhovenseweg N69 in Aalst in de gemeente Waalre, met een personenauto voorzien van het kenteken [kenteken] .
Namens de officier van justitie is de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie verschenen. Betrokkene en de gemachtigde zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De gemachtigde heeft beroep ingesteld en daartoe aangevoerd hetgeen is vermeld in de beroepschriften, die zich bij de stukken van het geding bevinden.
De vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie heeft de kantonrechter verzocht om de beroepen ongegrond te verklaren.
De gemachtigde is in de zaken met bovengenoemde CJIB-nummers tijdig in beroep gegaan. Voor de betaling van de sancties en de administratiekosten is zekerheid gesteld. Betrokkene is derhalve ontvankelijk in de zaken met bovengenoemde CJIB-nummers.

De overweging

In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene of diens gemachtigde specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. De enkele ontkenning dat betrokkene de gedraging heeft verricht is daarentegen onvoldoende.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de gemachtigde geen specifieke feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven te twijfelen aan de ambtsedige verklaringen, die zich in de zaakoverzichten bevinden. De enkele ontkenning dat de betrokkene de gedragingen heeft verricht, is daartoe immers niet voldoende. Nu uit de dossiers evenmin feiten en omstandigheden zijn gebleken die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van de verbalisanten, is naar de overtuiging van de kantonrechter vast komen te staan dat de gedragingen zijn verricht. Derhalve dient de kantonrechter alleen nog te beoordelen of er desondanks redenen zijn om de sancties achterwege te laten dan wel om het bedrag van de opgelegde sancties te matigen.
De gemachtigde heeft verder aangevoerd dat de snelheidscontroles in de zaken met bovengenoemde CJIB-nummers uitsluitend bedoeld zijn als inkomstenbron voor de overheid en dat de controles niets met de verkeersveiligheid te maken hebben. Naar aanleiding hiervan oordeelt de kantonrechter als volgt. Aan de in de regelgeving opgenomen snelheidslimieten
ligt het belang van de verkeersveiligheid ten grondslag. In dit verband overweegt de kantonrechter dat de controle op de snelheid niet alleen van belang kan zijn voor de verkeersveiligheid ter plaatse, maar ook in bredere zin de verkeersveiligheid kan dienen. De wetenschap van weggebruikers dat op verschillende tijden en plaatsen snelheidscontroles kunnen worden gehouden, kan immers gedrag dat in overeenstemming is met de snelheidsregelgeving bevorderen. Het enkele feit dat de verwachte opbrengst van het totale aantal op te leggen sancties in de Justitiebegroting is meegenomen, rechtvaardigt dan ook niet de conclusie dat de sancties uitsluitend bedoeld zijn als inkomstenbron voor de overheid.
De gemachtigde heeft ook aangevoerd dat op de in de beschikking genoemde plaats nieuwe flitspalen geplaatst zijn en dat daar niet op geattendeerd is. Ten aanzien van dit verweer overweegt de kantonrechter als volgt.
Naar aanleiding van verschillende zittingen in april en mei 2014 heeft de officier van justitie op verzoek van de kantonrechter nadere gegevens in het geding gebracht. Uit die gegevens blijkt onder andere dat op de kruising van de Eindhovenseweg met de Voorbeeklaan en de Burgemeester Mollaan analogen flitspalen waren geplaatst die snelheid- en roodlichtovertredingen registreerden. Medio 2012 zijn deze flitspalen vervangen door digitale flitspalen. Het verschil met de analoge flitspalen is dat de digitale flitspalen continu aanstaan waar de analoge palen maar sporadisch aanstonden.
Dat de vervanging van de flitspalen niet gecommuniceerd zou zijn, is naar het oordeel van de kantonrechter niet relevant. Weggebruikers dienen zich immers te allen tijde aan de maximumsnelheid te houden. Ook indien dat niet door middel van flitsapparatuur gecontroleerd wordt. Dat betrokkene dat heeft nagelaten, komt naar het oordeel van de kantonrechter dan ook voor zijn eigen rekening en risico. Daarbij merkt de kantonrechter nog op dat de overheid ook niet verplicht is om aan te geven dat flitsapparatuur vervangen wordt.
Ten aanzien van het verweer dat de weg waar de gedragingen zijn begaan het uiterlijk heeft van een 80 km/h weg, oordeelt de kantonrechter als volgt.
De gedragingen zijn, blijkens de gegevens in de zaakoverzichten, begaan op de kruising tussen de Eindhovenseweg N69 en de Voorbeeklaan te Aalst. Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat er ter plaatse H-1 borden (bebouwde kom) zijn geplaatst. Wanneer een bestuurder van een motorvoertuig één van die borden passeert, dient deze zich te houden aan de binnen de bebouwde kom geldende maximumsnelheid van 50 km/h. Dat de weg het uiterlijk heeft van een 80 km/h weg maakt dat niet anders en is derhalve niet relevant.
Gelet op het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat de maximumsnelheid duidelijk is aangegeven middels H1 borden. De omstandigheid dat de betrokkene ten tijde van de gedraging misschien geen borden heeft gezien, waaruit hij op kon maken dat de geldende maximumsnelheid 50 km/h bedroeg, geeft daar geen aanleiding toe. Op iedere weggebruiker rust immers de plicht te allen tijde tijdig de voor hem of haar geldende verkeerstekens op te merken en daaraan te voldoen. Dat de betrokkene daarin tekortgeschoten is, dient naar het oordeel van de kantonrechter dan ook voor zijn eigen rekening en risico te blijven.
Het vorenstaande in aanmerking genomen, ziet de kantonrechter geen aanleiding om de sanctie met CJIB-nummer [CJIB-nummer], die naar aanleiding van de eerste overtreding is opgelegd, te matigen. De kantonrechter zal het beroep ten aanzien van dat CJIB-nummer dan ook ongegrond verklaren.
Ondanks het vorenstaande ziet de kantonrechter wel aanleiding om de sancties met de CJIB-nummers [CJIB-nummer], [CJIB-nummer], [CJIB-nummer], [CJIB-nummer], [CJIB-nummer] en [CJIB-nummer] te matigen. Naar het oordeel van de kantonrechter dient betrokkene de gelegenheid geboden te worden om zijn rijgedrag aan te passen, indien hij zich niet bewust was van het feit dat hij een snelheidsovertreding heeft begaan daar hij in de veronderstelling was dat er ter plaatse een hogere maximumsnelheid gold. In de zaken met de CJIB-nummers [CJIB-nummer], [CJIB-nummer], [CJIB-nummer], [CJIB-nummer], [CJIB-nummer] en [CJIB-nummer] is die gelegenheid niet geboden. Op het moment dat betrokkene de snelheidsovertredingen in die zaken heeft begaan, was hij immers nog niet op de hoogte gesteld van de eerste snelheidsovertreding. Daarvan is betrokkene pas bij beschikking van 28 januari 2013 op de hoogte gesteld. Daar betrokkene niet de gelegenheid is geboden om zijn rijgedrag aan te passen, zal de kantonrechter de sancties met de CJIB-nummer [CJIB-nummer], [CJIB-nummer], [CJIB-nummer], [CJIB-nummer], [CJIB-nummer] en [CJIB-nummer] matigen tot nihil. De kantonrechter zal de beroepen ten aanzien van die CJIB-nummers dan ook gedeeltelijk gegrond verklaren.
Ondanks het vorenstaande ziet de kantonrechter geen aanleiding om de sancties met CJIB-nummer [CJIB-nummer] en CJIB-nummer [CJIB-nummer] te matigen. De kantonrechter neemt hierbij in aanmerking dat betrokkene ten tijde van die gedragingen meer dan 20 km/h te hard reed en er binnen de bebouwde kom, ingeval er een afwijkende snelheid geldt, niet harder dan 70 km/h gereden mag worden. Naar het oordeel van de kantonrechter had betrokkene ten tijde van deze overtredingen dus hoe dan ook kunnen weten dat hij een snelheidsovertreding begin. De kantonrechter zal het beroep ten aanzien van CJIB-nummer [CJIB-nummer] en CJIB-nummer [CJIB-nummer] derhalve ongegrond verklaren.
Tot slot heeft de gemachtigde om een proceskostenvergoeding verzocht. Gelet op het voorgaande, moet volgens de kantonrechter worden geoordeeld dat er in zes van de negen zaken aanleiding is om het verzoek tot proceskostenvergoeding toe te wijzen, nu het beroep in die zaken gedeeltelijk gegrond zal worden verklaard. Nu deze zes zaken samenhangende zaken zijn, in de zin van artikel 3 lid 2 Besluit Proceskosten Bestuursrecht, worden deze zaken ingevolge artikel 3 lid 1 van voornoemd besluit wel als één zaak beschouwd.
Aan het indienen van een beroepschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 487,-. Er zijn in alle zaken twee beroepschriften ingediend waardoor twee punten worden toegekend. Nu het samenhangende zaken betreft, past de kantonrechter conform het Besluit Proceskosten Bestuursrecht wegingsfactor 1,5 toe. Aldus zal de kantonrechter het Openbaar Ministerie veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.461,- (= 2 punten x € 487,- x 1,5).

De beslissing

De kantonrechter:
verklaart het beroep ten aanzien van de CJIB-nummers: [CJIB-nummer], [CJIB-nummer], [CJIB-nummer], [CJIB-nummer], [CJIB-nummer] en [CJIB-nummer] telkens gedeeltelijk gegrond en wijzigt telkens de bestreden beslissing, alsmede die waarbij de sanctie werd opgelegd in die zin dat de sanctie
telkens wordt gematigd tot nihil;
bepaalt dat hetgeen door betrokkene tot zekerheid is gesteld ten aanzien van de CJIB-nummers: [CJIB-nummer], [CJIB-nummer], [CJIB-nummer], [CJIB-nummer], [CJIB-nummer] en [CJIB-nummer] door de officier van justitie aan hem wordt gerestitueerd;
verklaart het beroep ten aanzien van de CJIB-nummer [CJIB-nummer], [CJIB-nummer] en [CJIB-nummer] ongegrond.
bepaalt dat aan gemachtigde een proceskostenvergoeding van € 1.461,- wordt toegekend, uit te bepalen op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [gemachtigde] .
Deze beslissing is gegeven door mr. T.J.M. Kolfschoten, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare zitting van 2 oktober 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.

VERZONDEN D.D.:

Bent u het met de beslissing op uw beroep niet eens, dan kunt u
binnen 6 wekenvanaf bovengenoemde datum van toezending hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, doch alleen indien:
de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer dan € 70,00 bedraagt (artikel 14, eerste lid Wahv), of
het beroep niet ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld of omdat de kantonrechter ten onrechte niet heeft geoordeeld dat de indiener wat dat betreft redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest (artikel 14, tweede lid Wahv).
Het beroepschrift moet tijdig worden ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant, team strafrecht, afdeling kanton (Postbus 70584, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch) en bevat tenminste uw naam en adres, een dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht en de gronden van het beroep. Het beroepschrift dient voorts door u of door uw gemachtigde (indien van toepassing) te zijn ondertekend.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift om een zitting wordt gevraagd om uw standpunt mondeling toe te lichten.