In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, gaat het om een huurgeschil tussen twee eisers en Househunting B.V. De eisers hebben in juli 2011 een huurwoning gehuurd via Househunting, waarbij zij bemiddelingskosten van € 1.162,63 inclusief btw hebben betaald. De eisers stellen dat zij geen opdracht tot bemiddeling hebben gegeven en dat de bemiddelingskosten onterecht zijn. Ze vorderen terugbetaling van dit bedrag, vermeerderd met rente en kosten. Househunting heeft in verzet aangevoerd dat zij wel degelijk in opdracht van de eisers heeft bemiddeld en dat de kosten gerechtvaardigd zijn.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 13 november 2014 geoordeeld dat het beding betreffende de bemiddelingskosten nietig is op grond van artikel 7:264 lid 2 BW, omdat er sprake is van een niet redelijk voordeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkzaamheden die Househunting heeft verricht niet in verhouding staan tot de in rekening gebrachte bemiddelingskosten. De eisers hebben de woning aan de [adres 1] gehuurd, maar de werkzaamheden van Househunting waren niet zodanig dat de kosten gerechtvaardigd konden worden. De rechtbank heeft het verstekvonnis van 26 juni 2014 bekrachtigd en de vordering in reconventie van Househunting afgewezen. Househunting is veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de bescherming van huurders tegen onredelijke bemiddelingskosten en bevestigt dat bemiddelingskosten alleen in rekening kunnen worden gebracht als er daadwerkelijk een redelijke tegenprestatie voor is geleverd. De beslissing is openbaar uitgesproken door kantonrechter mr. J.H. Wiggers.