Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.de gezamenlijke erfgenamen van
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 mei 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 10 oktober 2014.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak vordert eiser, een in Zuid-Afrika wonende rooms-katholiek priester, terugbetaling van onverschuldigde betalingen die door de overledene, Richard Geoffrey Jeanne, aan zijn vennootschap zijn gedaan. De overledene had bij leven het beheer over het vermogen van eiser en heeft in de periode van 2003 tot 2012 in totaal € 343.000,-- onterecht van de bankrekeningen van eiser onttrokken. De weduwe van de overledene en haar dochter hebben de nalatenschap zuiver aanvaard, waardoor zij aansprakelijk zijn voor de schulden van de nalatenschap. Eiser stelt dat de overledene geen verantwoording heeft afgelegd over het gevoerde beheer en dat de erven onvoldoende hebben gesteld om aan hun verplichting tot rekening en verantwoording te voldoen. De rechtbank oordeelt dat de erven niet hebben aangetoond dat de onttrekkingen rechtmatig waren en dat de betalingen aan de vennootschap van de overledene onverschuldigd zijn. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser grotendeels toe, waarbij de erven en de vennootschap hoofdelijk worden veroordeeld tot terugbetaling van de onterecht onttrokken bedragen, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van de procedure worden eveneens aan de erven en de vennootschap opgelegd.