ECLI:NL:RBOBR:2014:7182

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2014
Publicatiedatum
24 november 2014
Zaaknummer
C/01/286479 / BP RK 14-1175
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlof conservatoir beslag tot levering onroerende zaken

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 20 november 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verkrijgen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag op onroerende zaken. Verzoekster, een besloten vennootschap, heeft op 17 november 2014 een verzoekschrift ingediend, waarin zij stelt dat er een mondelinge koopovereenkomst zou zijn gesloten met de gerekestreerden. Echter, de voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er daadwerkelijk een koopovereenkomst tot stand is gekomen. De stukken die zijn overgelegd bieden onvoldoende bewijs voor het bestaan van een mondelinge overeenkomst, en bovendien is het onduidelijk wie de verkopende partij is. Er is sprake van een executoriaal verkooptraject door Rabobank Peelland Zuid en/of Rabobank Nederland, wat de rol van de gerekestreerden in twijfel trekt.

Daarnaast weegt de voorzieningenrechter de belangen van de betrokken partijen. Het beoogde beslag zou bedoeld zijn om te voorkomen dat de onroerende zaken aan veilingkopers worden geleverd. Echter, de voorzieningenrechter concludeert dat het belang van verzoekster bij het verkrijgen van verlof zeer gering is, terwijl de belangen van de veilingkopers, waaronder een lokale varkensboer, aanzienlijk worden geschaad. Het beslag zou bovendien niet in de weg staan aan de overdracht van de onroerende zaken, aangezien dit beslag vervalt door de levering en betaling van de koopprijs volgens artikel 3:273 lid 1 BW.

Op basis van deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek tot verlof voor het leggen van conservatoir beslag af te wijzen. De beschikking is gegeven door mr. E. Loesberg op 20 november 2014.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rekestnummer: C/01/286479 / BP RK 14-1175
Beschikking van de voorzieningenrechter van 20 november 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster],
gevestigd te [woonplaats],
verzoekster,
advocaat mr. S.H.W. Le Large te Utrecht,
en

1.[gerekestreerde sub 1],

wonende te [woonplaats],
2.
PETRONELLA GERARDA ANTONIA JOSEPHA VAN LIEROP,
wonende te [woonplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gerekestreerde sub 3],
gevestigd te [woonplaats],
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gerekestreerde sub 4],
gevestigd te [woonplaats],
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gerekestreerde sub 5],
gevestigd te [woonplaats],
gerekestreerden,
niet opgeroepen.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 17 november 2014 een verzoekschrift met 9 producties ingediend dat strekt tot het verkrijgen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag tot levering van onroerende zaken.
1.2.
De advocaat van verzoekster is op 17 november 2014 naar aanleiding van het verzoekschrift gehoord.

2.De beoordeling

2.1.
Het verzoek sterkt tot het verkrijgen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag tot levering op een aantal onroerende zaken (tuinland en cultuurgrond te [woonplaats]). Het verzoek zal worden afgewezen. Verzoekster legt aan haar verzoek ten grondslag dat tussen haar en gerekestreerden een koopovereenkomst tot stand is gekomen uit hoofde waarvan verzoekster van gerekestreerden de bewuste onroerende zaken zouden hebben gekocht, maar heeft het bestaan van een dergelijke overeenkomst onvoldoende aannemelijk gemaakt. De door verzoekster gestelde overeenkomst zou mondeling tot stand zijn gekomen. Dat kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende worden afgeleid uit de overgelegde stukken. Daar komt bij dat onduidelijk is of gerekestreerden in dezen wel als verkoper hebben opgetreden. Er is immers sprake van een executoriaal verkooptraject dat is ingezet door Rabobank Peelland Zuid en/of Rabobank Nederland als hypotheekhouders. Dat de rol van Rabobank Peelland Zuid slechts beperkt zou zijn tot het afgeven van een royementsverklaring, is door verzoekster onvoldoende aannemelijk gemaakt. Voor zover Rabobank Nederland al goedkeuring zou hebben verleend, zoals verzoekster stelt, dan mocht verzoekster er onder de gegeven omstandigheden niet vanuit gaan dat die toestemming ook was gegeven namens Rabobank Peelland Zuid omdat de makelaar zou hebben aangegeven dat Rabobank Nederland besliste in deze zaak. Het is dus maar de vraag of niet Rabobank Nederland en Rabobank Peelland Zuid als verkopende partij moet worden aangemerkt.
2.2.
Afweging van de betrokken belangen staat eveneens aan het verlenen van verlof in de weg. Strekking van het beoogde beslag tot levering is voorkomen dat de onroerende zaken worden geleverd aan de veilinkopers. Een van die kopers is kennelijk een plaatselijke varkensboer die een klein deel van de onroerende zaken heeft gekocht. Indien de levering niet zou doorgaan dan wordt deze koper onevenredig zwaar in zijn belangen getroffen. Het belang van verzoekster bij het verkrijgen van verlof lijkt daarentegen zeer gering te zijn. Het beoogde beslag staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter namelijk niet aan een (onvoorwaardelijke) overdracht aan de veilingkopers in de weg. Het gaat immers om een overdracht ingevolge een executoriale verkoop zodat een door verzoekster gelegd beslag ingevolge artikel 3:273 lid 1 BW vervalt door de levering en betaling van de koopprijs.
2.3.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het verzoek zal worden afgewezen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Loesberg op 20 november 2014.