ECLI:NL:RBOBR:2014:7464

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2014
Publicatiedatum
5 december 2014
Zaaknummer
42.592
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Godrie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om machtiging tot beschikking over erfdeel van minderjarige kinderen ten behoeve van levensonderhoud

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 3 december 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot het geven van een machtiging om ten behoeve van het levensonderhoud over het erfdeel van minderjarige kinderen te kunnen beschikken. Verzoekster, die een uitkering ontvangt op basis van de Wet Werk en Bijstand (WWB), heeft verzocht om toestemming om over de nalatenschap van haar kinderen te kunnen beschikken. De kinderen hebben elk een bedrag van € 11.095,86 ontvangen uit de erfenis van hun vader, van wie verzoekster nooit getrouwd is geweest. De Gemeente Helmond heeft verzoekster gesommeerd om een machtiging aan te vragen om over deze gelden te kunnen beschikken, omdat dit noodzakelijk zou zijn voor haar levensonderhoud en dat van haar kinderen.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de BEM-clausule die op de bankrekeningen van de kinderen rust, welke clausule is bedoeld om te waarborgen dat het geld alleen voor specifieke uitgaven ten behoeve van de kinderen wordt gebruikt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek van verzoekster niet voldoende onderbouwd is en dat er geen noodzaak is aangetoond om over het geld van de minderjarige kinderen te beschikken voor levensonderhoud. De vader van de kinderen heeft geen bijdrage geleverd aan het gezinsinkomen, waardoor de kantonrechter van mening is dat het verzoek om machtiging moet worden afgewezen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van verzoekster afgewezen, met de overweging dat de BEM-clausule in het belang van de minderjarigen moet worden gerespecteerd en dat ouders de verplichting hebben om voor hun kinderen te zorgen zonder gebruik te maken van hun erfdeel. De beschikking is gegeven door mr. Godrie en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Kanton Eindhoven
zaak/rolnr.: 42.592
beschikking d.d. 3 december 2014
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. R.A. Knopper.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit het op 6 maart 2014 en verbeterd op 27 maart 2014 ter griffie ontvangen verzoekschrift;
1.2
De inhoud van dit stuk geldt als hier ingelast.

2.Het verzoek en de beoordeling

2.1.
Het verzoek strekt tot het afgeven van een machtiging om ten behoeve van het
levensonderhoud van verzoekster en haar kinderen over het erfdeel van beide kinderen te
kunnen beschikken.
2.2.
Verzoekster legt daaraan het volgende ten grondslag. Zij ontvangt een uitkering op
grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB). Naar aanleiding van een rechtmatigheidstoets
heeft de Gemeente Helmond geconstateerd dat de kinderen van verzoekster beiden
beschikken over een bankrekening met BEM clausule waarop een bedrag staat van ieder
€ 11.095,86. Beide kinderen hebben als enige erfgenamen eenzelfde bedrag ontvangen uit
een erfenis in verband met het overlijden van hun vader. Verzoekster is niet getrouwd
geweest met de erflater. Op 3 september 2003 heeft de rechtbank de machtigingen afgegeven
om de nalatenschap van erflater onder de erfgenamen te verdelen en het de beide erfgenamen
toekomende saldo te mogen storten op een rekening met een BEM clausule.
Op 8 januari 2014 heeft de Gemeente Helmond verzoekster gesommeerd om op grond van
artikel 31 lid 1 van de WWB in samenhang met artikel 55 WWB een verzoekschrift in te
dienen om een machtiging te vragen om over de nalatenschap van erflater te kunnen
beschikken om zo in het eigen levensonderhoud van verzoekster en haar kinderen te kunnen
voorzien.
De voornoemde nalatenschap is destijds gestort op een tweetal spaarrekeningen met een
BEM clausule ter bescherming van het belang van het kind zodat zij de mogelijkheid hebben
om in de toekomst te kunnen studeren of een goede financiële basis te hebben bij aanvang
van hun volwassen leven. Verbreking van deze contractuele afspraak ten behoeve van
verzoekster is daarmee in strijd. Daarnaast is het saldo van de minderjarigen afkomstig uit de
erfenis van hun vader met wie verzoekster nimmer gehuwd is geweest noch een geregistreerd
partnerschap had en die uitsluitend zijn beide minderjarige kinderen als enige erfgenamen
heeft achtergelaten. Verzoekster is van mening dat wanneer zij over het geld kan beschikken,
dit in strijd is met de bedoeling van de erflater en dit mee zou kunnen brengen dat
verzoekster alsnog het vermogen van erflater zou kunnen verteren.
2.3.
De kantonrechter stelt vast dat hem een oordeel wordt gevraagd over de toepassing van artikel 1:356 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. In dat kader immers heeft de kantonrechter in deze beslissingsbevoegdheid. Beslissend in dat verband is of in het belang van de minderjarigen noodzakelijk, nuttig of wenselijk is dat over deze gelden beschikt wordt. Het gaat om het individuele belang van de minderjarige ( vgl. mr. D. van Emden WPNR 1996/6225 p. 339).
2.4. Het verzoek is ingegeven door de brief van de Gemeente Helmond van 8 januari 2013. Op grond van artikel 55 van de WWB wordt daarin op verzoekster de verplichting gelegd om de kantonrechter toestemming te vragen middels afgifte van een machtiging om ten behoeve van het levensonderhoud van het gezin over het erfdeel van de beide kinderen te kunnen beschikken.
2.5.
De kantonrechter oordeelt dat het de bedoeling is van de BEM clausule dat er voor gewaakt wordt dat het geld van de minderjarige anders wordt gebruikt dan voor speciale, op het persoonlijk nut van de minderjarige gerichte, uitgaven. Voor uitgaven voor levensonderhoud wordt dit gewoonlijk juist niet gebruikt aangezien ouders daartoe de verplichting hebben. Inzoverre denkbaar is dat in termen van een onvoldoende gezinsinkomen daarop een uitzondering zou worden gemaakt, dient in dit geval onderkend te worden dat de vader van wie de nalatenschap afkomstig is, geen deel uitmaakte van het gezin en geen bijdrage leverde aan het gezinsinkomen. Van een eventuele vervanging van diens inbreng in het gezinsinkomen is daarom geen sprake.
2.6.
De kantonrechter is geen voldoende reden opgegeven om verzoekster machtiging te verlenen om uitgaven te doen van het geld dat toebehoort aan haar minderjarige kinderen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
3. De beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Godrie, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 december 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.