ECLI:NL:RBOBR:2014:7533

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2014
Publicatiedatum
11 december 2014
Zaaknummer
14 _ 1420
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep door niet-belanghebbende in belastingzaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 12 december 2014, is eiseres, wonende te [woonplaats], in beroep gegaan tegen een uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven. De heffingsambtenaar had op 9 februari 2014 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan [persoon 1], de moeder van eiseres, ter hoogte van € 57,20. Eiseres heeft bezwaar aangetekend tegen het bestreden besluit van 24 maart 2013, waarin het bezwaar van [persoon 1] ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 2 december 2014 is eiseres verschenen, terwijl de moeder niet aanwezig was.

De rechtbank overweegt dat in het belastingrecht een derde, zoals eiseres, geen rechtsmiddel kan aanwenden tegen een beschikking die niet op zijn naam is gesteld. Dit is in lijn met artikel 26a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, dat ook van toepassing is op gemeentelijke belastingen zoals parkeerbelasting. Aangezien de beschikking niet aan eiseres, maar aan haar moeder was gericht, kon alleen [persoon 1] een rechtsmiddel aanwenden. Eiseres heeft dit niet gedaan, en er is geen bewijs dat zij namens haar moeder een rechtsmiddel heeft aangewend.

De rechtbank concludeert dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar beroep, en zal zich niet uitlaten over de inhoudelijke gronden die zij heeft aangevoerd. Wel constateert de rechtbank dat de heffingsambtenaar in bezwaar onterecht het bezwaarschrift van eiseres heeft behandeld alsof het afkomstig was van haar moeder. Dit heeft geleid tot verwarring bij eiseres, die dacht dat zij kon doorgaan met de procedure. Daarom heeft de rechtbank besloten dat de heffingsambtenaar het door eiseres betaalde griffierecht van € 45,00 moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 december 2014.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 14/1420

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2014 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven, verweerder

(gemachtigde: F. Fikri).

Procesverloop

Bij beschikking van 9 februari 2014 (de beschikking) heeft verweerder aan [persoon 1], wonende aan [adres], een naheffingsaanslag parkeerbelasting ter hoogte van € 57,20 opgelegd, bestaande uit € 1,20 parkeerbelasting en € 56,00 naheffingskosten.
Bij uitspraak op bezwaar van 24 maart 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van (beweerdelijk) [persoon 1] ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2014. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In het gesloten stelsel van rechtsbescherming in het belastingrecht is het voor een derde niet mogelijk een rechtsmiddel aan te wenden tegen een beschikking of een aanslag die niet uitdrukkelijk op zijn naam is gesteld. Evenmin kan een derde zich, in een geval als het onderhavige, als (belanghebbende) partij voegen in een geding van een ander. De rechtbank verwijst in het bijzonder artikel 26a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen welke ook van toepassing is op een gemeentelijke belasting als parkeerbelasting.
2. De beschikking is niet opgelegd aan eiseres, maar aan haar moeder [persoon 1]. Alleen [persoon 1] kon derhalve een rechtsmiddel aanwenden. Dit heeft zij niet gedaan, terwijl noch uit hetgeen eiseres in bezwaar dan wel beroep heeft betoogd, blijkt dat zij rechtsmiddelen
namenshaar moeder heeft aangewend. De moeder van eiseres is ter zitting ook niet verschenen. Uit de inhoud van de bezwaar- en beroepsgronden blijkt ook dat de grieven van eiseres zien op haar positie als bewoner. Eiseres is daarom niet-ontvankelijk in haar beroep. De rechtbank zal zich dus niet uitlaten over de inhoudelijke beroepsgronden die door eiseres zijn aangevoerd.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder in bezwaar in zoverre foutief gehandeld heeft door het bezwaarschrift van eiseres te behandelen als ware het afkomstig van haar moeder. Verweerder had evenwel het bezwaarschrift van eiseres niet-ontvankelijk moeten verklaren, maar heeft dit niet gedaan en in plaats daarvan een uitspraak op bezwaar op naam van de moeder van eiseres doen uitgaan. Omdat hierdoor bij eiseres de indruk is gewekt dat zij op de ingeslagen weg kon voort procederen ziet de rechtbank wel aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,00 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M.L. Wijnen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.R. Hoeksema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 december 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.