In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 februari 2014 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een verzoek om planschadevergoeding door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Son en Breugel. Eiseres, een onderneming die een bedrijfspand bezit op het Sciencepark Eindhoven, stelde schade te hebben geleden door vrijstellingen die door de gemeente waren verleend voor de aanleg van een ontsluiting naar de A58. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag om planschadevergoeding in 2007 was ingediend, maar dat de gemeente de aanvraag in 2010 had afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Uiteindelijk heeft de gemeente het bezwaar in 2011 volledig ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) om advies gevraagd, die concludeerde dat er geen voor vergoeding in aanmerking komende schade was, omdat de schade binnen de onzekerheidsmarge van taxaties viel. De rechtbank oordeelde echter dat de taxatie tekortschiet, omdat er geen bandbreedte was gehanteerd en de onzekerheidsmarge niet als reden voor afwijzing van schadevergoeding kon worden gebruikt. De rechtbank vernietigde het besluit van de gemeente en droeg hen op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiseres. Tevens werd de gemeente veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.217,50, en moest het griffierecht van € 302,00 worden vergoed.
De rechtbank benadrukte dat bij een planologische verslechtering aannemelijk is dat de eigenaar schade lijdt in de vorm van waardedaling van de onroerende zaak. De rechtbank volgde de StAB in de conclusie dat er sprake was van een planologisch nadeel, maar dat er geen aantoonbare waardevermindering was opgetreden. De rechtbank concludeerde dat de gemeente opnieuw op het bezwaar moest beslissen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.