ECLI:NL:RBOBR:2014:7740

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 december 2014
Publicatiedatum
18 december 2014
Zaaknummer
C/01/285414 / FA RK 14-5719
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging voorlopige partneralimentatie en terugwerkende kracht

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 2 december 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van een voorlopige partneralimentatie. De man had eerder, bij beschikking van 13 september 2013, een voorlopige alimentatie van € 793,00 per maand vastgesteld, met ingang van 19 augustus 2013. Deze beschikking werd later gewijzigd op 5 augustus 2014, waarbij de alimentatie op nihil werd gesteld. De man verzocht opnieuw om wijziging van de voorlopige voorziening voor de periode van 19 augustus 2013 tot 5 augustus 2014, omdat hij stelde dat er onjuiste gegevens waren gebruikt bij de eerdere beschikking.

De rechtbank oordeelde dat het eerdere oordeel over de onjuiste gegevens niet kon worden aangetast, maar dat de vraag was of de alimentatie voor de gehele periode op nihil moest worden gesteld. De rechtbank overwoog dat er geen terugbetalingsverplichting zou ontstaan, aangezien er geen betalingen waren gedaan door de man. Daarom werd de wijziging van de alimentatie met terugwerkende kracht toegewezen, met de voorwaarde dat de vrouw geen terugbetalingsverplichting had voor eventuele betalingen die de man in die periode had gedaan.

Daarnaast had de vrouw ter zitting een zelfstandig verzoek ingediend om de alimentatie te verhogen, maar de rechtbank verklaarde haar niet-ontvankelijk omdat dit verzoek niet op de juiste wijze was ingediend. De rechtbank besloot de proceskosten te compenseren, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door rechter mr. E. Boersma.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer : C/01/285414 / FA RK 14-5719
Uitspraak : 2 december 2014
Beschikking betreffende wijziging voorlopige voorzieningen in de zaak van

[verzoeker],

wonende te[woonplaats]
advocaat mr. M.L.A. van Opstal,
tegen:

[verweerster]

wonende te [woonplaats]
advocaat mr. W.P.G.M. Schellens-Stoks,
partijen, ook wel aan te duiden als respectievelijk de man en de vrouw.
De procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift (met bijlagen) van de man, ontvangen ter griffie op 22 oktober 2014.
De man verzoekt wijziging van de beschikking van deze rechtbank van 13 september 2013 voor wat betreft de daarbij getroffen voorlopige voorziening met betrekking tot de partneralimentatie, zulks op de grond en op de wijze zoals in het verzoekschrift is vermeld.
De zaak is behandeld ter zitting van 18 november 2014. Verschenen zijn de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de vrouw.
De feiten
Bij de door deze rechtbank op 13 september 2013 gegeven beschikking betreffende voorlopige voorzieningen is onder meer en voor zover hier van belang het bedrag dat de man voorlopig dient te betalen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw op € 793,00 per maand bepaald.
In de hoofdzaak heeft de rechtbank bij beschikking van 3 juni 2014 de bijdrage van de man in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op nihil vastgesteld.
Bij de beschikking van deze rechtbank van 5 augustus 2014 heeft de rechtbank de bovengenoemde beschikking van 13 september 2013 betreffende voorlopige voorzieningen gewijzigd in die zin dat het bedrag dat de man voorlopig moet betalen tot levensonderhoud van de vrouw met ingang van 24 juni 2014 op nihil is gesteld.
De beoordeling
De man verzoekt de rechtbank voormelde beschikking van 13 september 2013 te wijzigen op het punt van de partneralimentatie en te bepalen, bij wijze van voorlopige voorzieningen, dat voor de periode van 19 augustus 2013 tot 24 juni 2014 de bijdrage van de man in de kosten van levensonderhoud van de vrouw wordt vastgesteld op nihil.
De man voert hiertoe aan dat er sprake is van verschillende wijzigingen van omstandigheden zoals hij eerder al heeft aangevoerd in de vorige procedure tot wijziging van de voorlopige voorzieningen. Daarnaast verwijst de man naar de overwegingen van de rechtbank in de beschikking van 5 augustus 2014, waarin de voorlopige partneralimentatie met ingang van 24 juni 2014 op nihil is gesteld op grond van het feit dat in de beschikking tot voorlopige voorzieningen van 13 september 2013 een rekenfout is gemaakt. Nu de rechtbank in die beschikking vervolgens aansluiting heeft gezocht bij de beschikking in de bodemprocedure, verwijst de man ook naar de berekeningen die de rechtbank in de bodemprocedure aan de nihilstelling ten grondslag heeft gelegd.
Ten slotte stelt de man dat hij gezien de feitelijke afwezigheid van voldoende draagkracht de voorlopige partneralimentatie niet heeft kunnen voldoen. Door toewijzing van zijn verzoek ontstaan derhalve geen problemen rond terugbetaling van de partneralimentatie.
De vrouw heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de man. Zij voert onder meer aan dat er niet van onjuiste gegevens is uitgegaan en/of dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden. Het klopt volgens de vrouw niet dat de voorzieningenrechter destijds een rekenfout heeft gemaakt. Voorts voert de vrouw aan dat de rechtbank met het wijzigen van alimentatie met terugwerkende kracht niet lichtvaardig om mag gaan. De vrouw heeft doordat de man de partneralimentatie nooit heeft betaald veel schulden moeten maken. De vrouw stelt dat de man de partneralimentatie nooit heeft betaald, maar wel veel geld aan andere dingen heeft uitgegeven.
De rechtbank overweegt als volgt.
In de beschikking van 5 augustus 2014 is geoordeeld dat bij het geven van de beschikking van 13 september 2014 in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven. Daarbij is tevens geoordeeld dat het bedrag dat de man met ingang van 24 juni 2014 voorlopig moet betalen tot levensonderhoud van de vrouw op nihil moet worden gesteld.
Dit oordeel kan in de onderhavige procedure niet worden aangetast, het is immers niet aan de rechtbank om te oordelen over een geschilpunt waarover reeds geoordeeld is. De enige vraag die thans voorligt is of dit oordeel van 5 augustus 2014 er toe moet leiden dat de voorlopig opgelegde bijdrage voor de gehele daarvoor liggende periode (vanaf
19 augustus 2013) op nihil moet worden gesteld.
In beginsel dient de rechter behoedzaam om te gaan met wijzigingen die zien op periodes die in het verleden liggen. Bij de beoordeling of een wijziging met terugwerkende kracht aan de orde is moet onder meer rekening worden gehouden met de vraag of er een terugbetalingsverplichting zal ontstaan indien het verzoek wordt toegewezen. Nu in deze zaak onbetwist gesteld is dat nog geen betalingen hebben plaatsgevonden, zal een wijziging met terugwerkende kracht niet leiden tot het ontstaan van een terugbetalingsverplichting. De rechtbank zal de wijziging derhalve met ingang van de door man verzochte datum toewijzen, met dien verstande dat voor het geval reeds enig bedrag is betaald, de vrouw dit bedrag niet aan de man zal hoeven terug te betalen. Er kan immers vanuit worden gegaan dat enig bedrag door de vrouw is besteed ten behoeve van haar levensonderhoud.
Ter zitting heeft de vrouw de rechtbank zelfstandig verzocht om de beschikking van
5 augustus 2014 te wijzigen op het punt van de partneralimentatie en te bepalen dat de voorlopige bijdrage van de man in de kosten van levensonderhoud van de vrouw op een bedrag van € 2.762,00 dan wel € 793,00 per maand wordt vastgesteld. Het feit dat de voorzieningenrechter in de beschikking van 13 september 2013 geen rekenfout heeft gemaakt, is volgens de vrouw voldoende reden om de beschikking van 5 augustus 2014 te wijzigen.
De man heeft hiertegen aangevoerd dat het zelfstandig verzoek van de vrouw door een advocaat had moeten worden ingediend en dat het bovendien te laat is ingediend.
De rechtbank overweegt dat een verzoek als het onderhavige niet anders dan bij verzoekschrift kan worden gedaan. Een verzoekschrift tot wijziging voorlopige voorzieningen kan enkel door een advocaat worden ingediend. Dit betekent dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar verzoek.
De beslissing
De rechtbank:
wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 13 september 2013 als hierna te melden;
bepaalt het bedrag dat de man met ingang van 19 augustus 2013 tot 24 juni 2014 voorlopig moet betalen tot levensonderhoud van de vrouw op nihil, met dien verstande dat op de vrouw geen terugbetalingsverplichting rust voor zover de man met betrekking tot die periode meer heeft betaald dan hij op grond van deze beschikking dient te betalen;
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar zelfstandig verzoek;
compenseert de proceskosten in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Boersma, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 2 december 2014.
Conc: ksm