Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[verzoeker 1], wonende te [woonplaats],
[verzoeker 3],
[verzoeker 4],
ABN AMRO BANK N.V.,
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 7 januari 2015 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 30 oktober 2014 was ingediend door verzoekers, waaronder verschillende natuurlijke personen en besloten vennootschappen, tegen ABN AMRO BANK N.V. Het verzoek was gericht op het verkrijgen van verlof tot onderhandse verkoop van onroerende zaken, ex artikel 3:268 lid 2 BW. De bank had eerder een executieveiling aangekondigd, maar trok deze in, wat leidde tot het verzoek van de verzoekers.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de bank bevoegd was om de openbare verkoop te staken. Artikel 3:268 lid 1 BW geeft de hypotheekhouder de bevoegdheid om een openbare verkoop te staken, zonder dat hier een verplichting aan verbonden is. De bank had als reden voor de intrekking van de veiling dat zij pas in het kader van deze procedure op de hoogte was geraakt van een verlenging van een huurovereenkomst, wat invloed had op de verkoop. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende grond was om aan te nemen dat de bank haar bevoegdheid misbruikte.
De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk het verzoek tot onderhandse verkoop afgewezen, omdat de openbare verkoop niet meer aan de orde was. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor onvoldoende grond bestond. De beschikking is gegeven door mr. E. Loesberg, voorzieningenrechter.