Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[gekwestreerde 1], wonende te [woonplaats],
[gekwestreerde 2], wonende te [woonplaats],
[gekwestreerde 3], gevestigd te [vestigingsplaats],
[gekwestreerde 4], gevestigd te [vestigingsplaats],
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft ABN AMRO Bank N.V. op 29 oktober 2014 een verzoekschrift ingediend tot het verkrijgen van verlof voor onderhandse executieverkoop op basis van artikel 3:268 lid 2 BW. Dit verzoek werd gedaan naar aanleiding van een huurovereenkomst die tussen de gerekestreerden en een huurder van onroerende zaken was verlengd, wat de bank niet had voorzien. Op 10 december 2014 trok de bank haar verzoekschrift in, wat leidde tot een verzoek van de gerekestreerden om de bank te veroordelen in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft op 7 januari 2015 geoordeeld dat er geen aanleiding was om de bank in de proceskosten te veroordelen, omdat de intrekking van het verzoekschrift niet als een erkenning van de bezwaren van de gerekestreerden kon worden gezien. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de gerekestreerden om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat er geen grond was voor een veroordeling van de bank. De beschikking is gegeven door mr. E. Loesberg, voorzieningenrechter.