ECLI:NL:RBOBR:2015:1009

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 februari 2015
Publicatiedatum
24 februari 2015
Zaaknummer
C/01/277373 / KG ZA 14-242
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over hypotheekrechten en executie van onroerende zaken

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben eisers, [eiser] en [eiseres], een vordering ingesteld tegen de gedaagden, waaronder de coöperatie Coöperatieve Rabobank Dommel en Aa U.A. en de naamloze vennootschap Ruimte voor Ruimte II C.V. De eisers vorderen onder andere medewerking van Stukbouw aan de verkoop van hun onroerende zaken en een verbod voor Rabobank c.s. om over te gaan tot openbare verkoop van de percelen. De achtergrond van het geschil ligt in de financiële problemen van eisers, die hun hypotheekverplichtingen niet zijn nagekomen, wat heeft geleid tot een aankondiging van de Rabobank om over te gaan tot executie van de onroerende zaken.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Rabobank als eerste hypotheekhouder recht heeft op volledige voldoening van haar vordering. De rechter oordeelt dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid door de gedaagden, aangezien zij zich het recht voorbehouden om gebruik te maken van hun hypotheekrechten. De vorderingen van eisers worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten. De rechter benadrukt dat de executie door de hypotheekhouder niet kan worden tegengehouden zonder gegronde redenen, en dat de belangen van de hypotheekhouders in dit geval zwaarder wegen dan de belangen van de eisers.

In reconventie heeft Stukbouw vorderingen ingesteld die niet ontvankelijk worden verklaard, omdat deze zich niet kunnen richten tegen de andere gedaagden. De rechter wijst ook de vorderingen van Stukbouw af, en veroordeelt haar in de proceskosten. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 3 februari 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/277373 / KG ZA 14-242
Vonnis in kort geding van 3 februari 2015
in de zaak van

1.[eiser],

2.
[eiseres],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. L.R.G.M. Spronken te ’s-Hertogenbosch,
tegen

1.de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK DOMMEL EN AA U.A.,

gevestigd te Sint-Michielsgestel,
2. de naamloze vennootschap
RABOHYPOTHEEKBANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. N.T.M. Verhoeven te Eindhoven,
3. de commanditaire vennootschap
RUIMTE VOOR RUIMTE II C.V.,
gevestigd te ’s-Hertogenbosch,
advocaat mr. E. Beele te Eindhoven,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STUKBOUW B.V.,
gevestigd te Boxtel,
advocaten mrs. J.P. van Asten en W. Charko,
5.
[gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats],
6.
[gedaagde sub 6],
wonende te [woonplaats],
advocaten mrs. W.M.H. Weijmans en M. de Jong, kantoorgenoten van mr. JA.J. van de Wouw te ’s-Hertogenbosch,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie.
Eisers zullen hierna gezamenlijk als [eisers] en gedaagden zullen hierna gezamenlijk als Rabobank c.s. worden aangeduid. Gedaagden sub 1 en sub 2 zullen gezamenlijk als de Rabobank, gedaagde sub 3 als RvR, gedaagde sub 4 als Stukbouw, gedaagde sub 5 als [gedaagde sub 5] en gedaagde sub 6 als [gedaagde sub 6] worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 17 april 2014,
  • akte wijziging van eis van 22 april 2014, tevens houdende akte overlegging producties met producties 1 tot en met 16,
  • de brief van mr. Spronken van 3 juni 2014, met vier aanvullende producties,
  • akte overlegging producties zijdens [eisers] ten behoeve van de behandeling in kort geding d.d. 28 april 2014 te 14.00 uur,
  • de verplaatsing van de mondelinge behandeling d.d. 28 april 2014 naar de zitting van 10 juni 2014 te 09.30 uur,
  • het faxbericht van mr. Spronken van 5 juni 2014 met het verzoek om pro forma aanhouding van de zitting van 10 juni 2014 tot medio december 2014,
  • het faxbericht van mr. Spronken van 12 december 2014 waarin wordt verzocht om een nieuwe datum voor behandeling van het kort geding,
  • het faxbericht van mr. Beele van 16 januari 2015,
  • het faxbericht van mr. Asten van 16 januari 2015, met een akte houdende eis in reconventie tevens akte houdende overlegging producties ten behoeve van de mondelinge behandeling d.d. 20 januari 2015 te 11.00 uur,
  • de eis in reconventie zijdens Stukbouw,
  • de mondelinge behandeling van 20 januari 2015,
  • de pleitnota van [eisers],
  • de pleitnota van de Rabobank,
  • de pleitnota van RvR,
  • de pleitnota van Stukbouw.
1.2.
Na schorsing van de mondelinge behandeling heeft mr. Spronken verklaard dat zijn cliënten willen pogen de woning voor 1 augustus 2015 voor een bedrag van € 450.000,-- te verkopen. Met RvR is afgesproken dat de koopovereenkomst met betrekking tot perceel [nummer] niet doorgaat en dat gestreefd wordt naar een minimale verkoopopbrengst van
€ 350.00,-- per perceel. Daarop heeft mr. Spronken de vorderingen mondeling gewijzigd respectievelijk ingetrokken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] hebben een tweetal kavels aan de [adres] in eigendom, te weten het perceel, kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie [nummer], alwaar [eisers] hun woning (hierna: de woning) hebben gerealiseerd en een werkplaats met kantoren. In de bedrijfshal (hierna: de bedrijfshal) exploiteert Stukadoor – en Afbouwbedrijf Schouten B.V. haar onderneming.
2.2.
[eisers] hadden tevens in eigendom een perceel te [woonplaats], kadastraal gemeente [woonplaats], sectie [nummer], welke perceel achter de onder 2.1. genoemde woning ligt. Perceel E 836 is inmiddels gesplitst in drie kavels, waarvan twee kavels in eigendom van [eisers] toebehoren, te weten het perceel sectie [nummer], groot 1.435 m² (hierna: [nummer]) en het perceel sectie [nummer] (hierna:
[nummer]), groot 1.375 m².
2.3.
Nadat Stukadoor – en Afbouwbedrijf Schouten B.V. haar betalingsverplichtingen jegens de Rabobank reeds geruime tijd niet was nagekomen heeft de Rabobank bij brieven van 16 december 2013 het krediet opgezegd van zowel Stukadoor – en Afbouwbedrijf Schouten B.V., als van [eisers] in privé.
2.4.
Bij deurwaardersexploot van 24 maart 2014 heeft de Rabobank aangekondigd over te gaan tot de openbare verkoop van alle in eigendom aan [eisers] toebehorende onroerende zaken. De openbare verkoop was in eerste instantie gepland op 1 mei 2014 te 09.00 uur.
2.5.
Na nader overleg heeft de Rabobank er uiteindelijk mee ingestemd dat de veiling onder voorwaarden zou worden aangehouden.
2.6.
De Rabobank heeft een vordering op [eisers] van € 397.500,-- (zakelijk en privé). RvR heeft een vordering op [eisers] van € 562.000,-- (excl. rente vanaf 1 augustus 2014). Stukbouw heeft een vordering op [eisers] groot € 191.000,-- (excl. rente vanaf 1 augustus 2014). [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] hebben een vordering op [eisers] groot € 43.000,-- (excl. rente vanaf 4 juni 2014).
2.7.
De Rabobank is eerste hypotheekhouder ten aanzien van de percelen [nummer],
[nummer] en [nummer] en heeft gebruik gemaakt van haar bevoegdheid de executie ter hand te nemen. De executiewaarde van de onroerende zaken van [eisers] gezamenlijk is in opdracht van de Rabobank door de makelaar getaxeerd op € 850.000,-- en de marktwaarde op € 1.275.000,--.
2.8.
De Rabobank heeft het recht van 1e, 2e en 3e hypotheek op het woonhuis en de bedrijfshal van [eisers] tot bedragen van respectievelijk € 136.134,--, € 226.890,-- en
€ 135.000,--. De Rabobank heeft het recht van 1e en 2e hypotheek op de percelen van [eisers] [nummer] en [nummer].
2.9.
[gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] hebben het recht van 4e hypotheek op het woonhuis en de bedrijfshal te [woonplaats] tot een bedrag van € 70.000,--.
2.10.
Stukbouw heeft het recht van 5e hypotheek op het woonhuis en de bedrijfshal van [eisers] tot een bedrag van € 200.000,-- en het recht van 4e hypotheek op de percelen
[nummer] en [nummer] tot een bedrag van € 260.000,-- .
2.11.
RvR heeft het recht van 6e hypotheek op het woonhuis en de bedrijfshal van [eisers] tot een bedrag van € 810.000,-- en het recht van 3e hypotheek op de percelen van [eisers] [nummer] en [nummer] tot een bedrag van € 810.000,-- .
2.12.
Op 27 november 2014 zijn het woonhuis en de bedrijfshal van [eisers] onderhands verkocht voor een bedrag van € 425.000,-- k.k., onder het voorbehoud dat de daarop rustende hypotheken en beslagen doorgehaald worden. Onderdeel van die koop is dat [eisers] het woonhuis met bedrijfshal gedurende drie jaar zullen huren (waarbij onderhuur na toestemming van de kopers is toegestaan). De kopers vinden dat plezierig omdat zij een nieuwe huurder of koper kunnen zoeken en [eisers] vinden dat plezierig omdat zij dan nieuwe woon- en bedrijfsruimte kunnen vinden.
2.13.
Alle gedaagden, met uitzondering van Stukbouw zijn met deze koop akkoord gegaan. Met deze opbrengst kan de Rabobank volledig en [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] grotendeels worden voldaan.
2.14.
[eisers] hebben inmiddels ook een koper gevonden voor het perceel [nummer] voor een bedrag van € 285.000,-- k.k..

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eisers] vordert, na wijziging en vermindering van eis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. medewerking van Stukbouw aan de voorgenomen verkoop van het woonhuis en bedrijfshal, plaatselijk bekend [adres], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie [nummer], voor het uiterlijk op 1 augustus 2015 overeen te komen bedrag van tenminste € 450.000 k.k., op straffe van een dwangsom van € 2.500,-- per dag dat Stukbouw twee dagen na betekening van dit vonnis in gebreke blijft haar medewerking te verlenen door het doorhalen van de ten behoeve van Stukbouw gevestigde, hypothecaire inschrijvingen en de door Stukbouw gelegde beslagen,
2. een verbod voor Rabobank c.s. over te gaan tot openbare verkoop van een of beide percelen aan de [adres], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie [nummer] en nummer 1282, op straffe van een dwangsom van
€ 2.500,-- per dag dat zij twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis daarmee in gebreke blijft en wel tot 1 februari 2016, dan wel een datum in goede justitie te bepalen,
3.2.
[eisers] leggen aan hun vorderingen, onder meer, het navolgende ten grondslag. Met de opbrengst van de verkoop van het woonhuis en de bedrijfshal voor een bedrag van € 425.000,-- k.k. kan de Rabobank volledig en [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] grotendeels voldaan worden, zodat deze verkoop in het belang is van alle betrokkenen. Alle gedaagden, behoudens Stukbouw zijn hiermee akkoord. Stukbouw geeft geen reden op om niet mee te werken en doet ook geen beter of ander bod. Een openbare veiling zal zeker niet meer opleveren. Inmiddels hebben [eisers] ook een koper voor het perceel aan de [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], [nummer] voor een bedrag van € 285.000,-- k.k.. Tevens hebben [eisers] goede hoop ook het tweede perceel, gelegen aan de [adres] (kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie [nummer]) op korte termijn onderhands te kunnen verkopen, hetgeen in het belang van beide betrokkenen is. [eisers] hebben er derhalve belang bij om de executie uit te stellen. Rabobank c.s. handelen onzorgvuldig door niet in te gaan op de redelijke verzoeken van [eisers].
3.3.
De Rabobank voert, kort weergegeven, het volgende verweer:
1. tegen toewijzing van de vordering sub 3.1 .onder 1 heeft de Rabobank geen bezwaar mits de verkoopopbrengst aan de bank ten goede komt overeenkomstig haar hypothecaire inschrijving en tot het beloop van haar vordering,
2. tegen toewijzing van de vordering sub 3.1. onder 2 heeft de Rabobank bezwaar als de overdracht van het registergoed aan de[adres] (woonhuis en bedrijfshal) niet plaatsvindt of niet leidt tot volledige voldoening van de Rabobank, zodat deze gevraagde voorziening alsdan dient te worden afgewezen,
3.4.
Het verweer van Stukbouw komt, kort weergegeven op het navolgende neer:
1. de woning is verkocht onder het voorbehoud dat de hypotheken en beslagen worden doorgehaald voor € 425.000,--. Stukbouw kan hier niet mee akkoord gaan. Zij is namelijk de enige hypotheekhouder die uiteindelijk niets c.q. geen substantieel deel van haar vordering betaald zal krijgen als de woning eerst) verkocht wordt voor een bedrag van € 425.000,-- (d.w.z. voordat de twee percelen worden verkocht,
2. een actueel taxatierapport met betrekking tot de onderhandse verkoopwaarde en een recente executiewaarde ontbreekt, hetgeen wel een vereist is. Bovendien is het taxatierapport niet ondertekend, maar enkel geparafeerd,
3. uit recente berichten van de NVM blijkt dat de woningmarkt herstellende is. De verkoopprijzen van woningen liggen gemiddeld 3,5% hoger dan begin 2014,
4. de woning is nu verkocht onder voorbehoud voor € 255.000,-- voor minder dan de marktwaarde. Het is duidelijk dat dit geen zakelijke transactie is.
3.5.
Het verweer van RvR komt, kort weergegeven, op het navolgende neer:
1. De voorgenomen verkoop voor een prijs van € 285.000,-- v.o.n. kan met het oog op de belangen van RvR als schuldeiser/hypotheekhouder geen doorgang vinden, omdat deze verkoopprijs te laag is. Niet voor niets heeft RvR toentertijd ingestemd met een procedure, gericht aan het adres van de Rabobank als eerste hypotheekhouder om onmiddellijke executie om de onderhavige bouwpercelen tegen te houden, nu vaststaat dat er voor dit soort objecten nog steeds een markt bestaat en verkoop tegen executieprijs niet in het belang is van RvR als hypotheekhouder. RvR wijst er op dat zij als eigenaar/ grondexploitant van de overige kavels in het plangebied Hooijdonk in de afgelopen maanden meerdere kavels heeft verkocht. De betreffende kavels van1.165 en 1.075 m2 zijn voor een vrij-op-naam-prijs verkocht van respectievelijk € 362.956 en € 339.000,--. Tegen deze achtergrond is de verkoop van de onderhavige bouwkavel ter grootte van 1.435 m2 voor een prijs van € 285.000,-- v.o.n. niet reëel en kan RvR niet worden verlangd dat zij daaraan haar medewerking verleend.
2. RvR is rauwelijks met deze vordering van [eisers] geconfronteerd. Gesteld, noch gebleken is dat RvR in de gelegenheid is gesteld te reageren op de voorgenomen verkoop. RvR heeft, zoals zij reeds eerder kenbaar heeft gemaakt, geen belang bij onmiddellijke verkoop, nu de markt ten aanzien van dit soort bouwkavels herstellende is. De oorspronkelijke vordering vloeide voort uit de levering van de bouwtitels die het mogelijk heeft gemaakt om dit voormalige weiland van een bestemming voor woondoeleinden te kunnen voorzien. Voorts heeft RvR ervoor gezorgd dat zij, mede gezien haar positie als tweede hypotheekhouder na de bank, de regie dient te hebben bij de verkoop van de onderhavige bouwkavels, zodat ook de vordering sub 3.1. onder 2 dient te worden afgewezen, voor zover deze vordering zich jegens RvR richt.
3.6.
Het verweer van [gedaagde sub 5] c.s. komt, kort weergegeven, op het navolgende neer.
Met betrekking tot het perceel [nummer] hebben [gedaagde sub 5] c.s. geen hypotheekrecht. Ze refereren zich hieromtrent aan het oordeel van de voorzieningenrechter,
Er is belang bij een spoedige afhandeling, dus [gedaagde sub 5] c.s. hebben mitsdien moeite met het voorstel van [eisers] om de executie gedurende een jaar te ‘bevriezen’. [gedaagde sub 5] c.s. hebben geen belang bij de door Stukbouw voorgestelde voor haar meest voordelige scenario’s.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Stukbouw vordert in reconventie:
Primair:
voor zover geoordeeld wordt dat Stukbouw haar medewerking dient te verlenen aan de voorgenomen verkoop van het woonhuis en bedrijfshal, aan de [adres], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie [nummer] voor het overeengekomen bedrag van € 425.000,-- k.k. door het doorhalen van de ten behoeve van Stukbouw gevestigde hypothecaire inschrijvingen en de door Stukbouw gelegde beslagen, vordert Stukbouw te bepalen dat eerst de verkoop en levering dient plaats te vinden van de bouwkavel aan de [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie [nummer] voor het bedrag van € 285.000,-- k.k. en wel uitvoerbaar bij voorraad,
de medewerking van alle partijen aan deze onderhandse verkoop en levering van de bouwkavel aan de [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie [nummer] voor het bedrag van € 285.000 k.k. op straffe van een dwangsom van € 2.500,-- per dag dat deze partijen twee dagen na betekening van het vonnis in gebreke blijven hun medewerking te verlenen door het doorhalen van de ten behoeve van deze partijen gevestigde hypothecaire inschrijvingen en gelegde beslagen en wel uitvoerbaar bij voorraad,
kosten rechtens,
Subsidiair:
Te bepalen dat de totale verkoopopbrengst van de onroerende zaken gedeponeerd wordt bij een bankrekening bij een door de voorzieningenrechter aan te wijzen notaris in afwachting van een regeling omtrent de verdeling van de verkoopopbrengst tussen de respectievelijke hypotheekhouders althans een rechterlijk oordeel omtrent, en wel uitvoerbaar bij voorraad,
Kosten rechtens
4.2.
Het verweer van de Rabobank c.s. komt, kort weergegeven, op het navolgende neer:
Formeel verweer:
De reconventionele vordering van Stukbouw richt zich eveneens tot de (mede)gedaagden, niet zijnde [eisers]. Dat is niet mogelijk op grond van het bepaalde in artikel 136 Rv; de eis in reconventie kan slechts worden ingesteld tegen [eisers] als zijnde eisers in conventie. Aan de bank is ook geen dagvaarding betekend door Stukbouw.
Inhoudelijk verweer:
Primair:
De primaire vordering betekent dat ook wordt ingegrepen in de afspraken die [eisers] met de kopers (derden) heeft gemaakt omtrent de datum van eigendomsoverdracht. Dat gaat buiten het kader van dit geding,
Subsidiair:
De bank heeft recht en belang, nu haar vordering door tijdsverloop alleen maar verder oploopt, dat bij eigendomsoverdracht ook direct financieel wordt afgewikkeld op vergelijkbare wijze als bij een executoriale verkoop. De bank zou – bij executie – op grond van artikel 3:270 lid 3 BW ook direct betaling kunnen verkrijgen zonder dat storting onder en bewaarder of notaris dient plaats te vinden.
Primair en subsidiair:
De proceskosten dienen voor rekening van Stukbouw te komen, nu de Rabobank steeds meewerkend is geweest, terwijl de directe aanleiding voor dit kort geding de weigering van Stukbouw is om mee te werken aan transport van de[adres].
4.3.
Het verweer van [eisers] komt, kort weergegeven op het navolgende neer:
[eisers] willen afwikkelen: de diverse rentemeters lopen door en nog slechts een perceel moet worden verkocht. Stukbouw wil niet meewerken aan de verkoop van het woonhuis met bedrijfshal voor € 425.000,-- k.k. en RvR wil niet meewerken aan de verkoop van een perceel voor € 285.000,-- k.k.. De Rabobank c.s. en [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] willen hun geld zien en [eisers] willen hen kunnen betalen, zodat de beide verkochte objecten aan de kopers geleverd moeten worden. De hypotheken moeten worden afgewikkeld naar rang: RvR en Stukbouw hebben hun beslagen kunnen inruilen voor hypotheken, wat ook al bijzonder is. Onder druk van medewerking aan een oplossing ter zake het vestigen van de opvolgende hypotheken hebben [eisers] hun hoger beroep tegen het vonnis van Stukbouw niet aangebracht, zodat ook de vordering van Stukbouw op [eisers] persoonlijk vaststaat. Er is juridisch gezien geen ruimte voor het voorstel van Stukbouw: alle gelden op een rekening en dan verdelen: de hypotheekhouders Rabobank c.s. en [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] willen hun geld zien op basis van hun ingeschreven hypothecaire zekerheden. Het zijn RvR en Stukbouw die per saldo onderling een strijd voeren op basis van de zekerheden waarmee zij hebben ingestemd: er moet tussen hen een tekort van
€ 200.000,-- worden verdisconteerd.
4.4.
Het verweer van RvR komt, kort weergegeven op het navolgende neer:
De primaire reconventionele vordering lijkt slechts ingegeven door de wens te voorkomen dat Stukbouw wordt geconfronteerd met de consequenties van hetgeen zij met andere partijen overeengekomen is ten aanzien van de hypothecaire rangorde. Spijt constitueert geen rechtsgrond, zodat deze vordering dient te worden afgewezen.
De subsidiaire vordering mist al evenzeer juridische grondslag. Partijen zijn immers al een regeling overeengekomen toen zij in onderling overleg bepaalde wat de volgorde van hun inschrijvingen zou zijn. Niet valt in te zien op grond waarvan partijen daarover nog een nadere regeling zouden moeten treffen dan wel een rechterlijk oordeel zouden moeten vragen.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Voldoende aannemelijk is dat Rabobank c.s. vorderingen hebben op [eisers] en dat ten gunste van hen rechten van hypotheek zijn gevestigd.
5.2.
Tussen partijen staat vast dat de Rabobank als eerste hypotheekhouder volledig zal worden voldaan. Afhankelijk van de volgorde van de verkoop van de verschillende onroerende zaken van [eisers] zullen de andere hypotheekhouders, als tot afwikkeling zou worden overgegaan op de door [eisers] voorgenomen wijze, niet dan wel niet volledig worden voldaan. De vraag is of Rabobank c.s. kunnen worden genoopt mee te werken aan de door [eisers] voorgenomen onderhandse verkoop van hun onroerende zaken.
5.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een hypotheekhouder op grond van het bepaalde in artikel 3:268 lid 1 BW het recht van parate executie heeft en daarmee bevoegd is om het verbonden goed ten overstaan van een bevoegde notaris te verkopen, indien de schuldenaar in verzuim is met de voldoening van hetgeen waarvoor de hypotheek tot waarborg strekt. In beginsel kan van een hypotheekhouder niet worden verlangd dat hij zonder (volledige) betaling afstand doet van zijn hypotheekrecht. Evenmin kan van een hypotheekhouder worden verlangd dat hij niet paraat executeert, terwijl van verzuim sprake is.
5.4.
De executie door een hypotheekhouder kan onder meer worden verboden of geschorst indien de hypotheekhouder misbruik van bevoegdheid maakt door tot executie over te gaan. De hypotheekhouder kan worden genoopt mee te werken aan een onderhandse verkoop van de onroerende zaak waarop hij hypotheek heeft door afstand te doen van zijn hypotheekrecht in het geval hij misbruik maakt van zijn bevoegdheid door daaraan niet mee te werken. Voor zover [eisers] zich op misbruik van bevoegdheid hebben willen beroepen wordt overwogen als volgt.
5.5.
Van misbruik zou sprake kunnen zijn als het woonhuis inclusief het bedrijf van [eisers] onderhands verkocht zou zijn voor de marktwaarde die blijkt uit een recent taxatierapport. Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake nu het als productie 23 bij dagvaarding overgelegde taxatierapport van 28 februari 2014 ruim een jaar oud is en de markt aantrekt. Het door [eisers] genoemde verkoopbedrag voor het perceel [nummer] van € 450.000 komt ook niet in de buurt van de in dat taxatierapport weergegeven marktwaarde van € 675.000,00. Voorts is nog van belang dat tussen partijen vast staat dat tot op heden geen publiciteit is gegeven aan de voorgenomen verkoop van het woonhuis en de bedrijfshal. Bij een openbare veiling vindt daarentegen wel publiciteit plaats en niet kan worden uitgesloten dat dit betere biedingen oplevert dan het bod dat thans voorligt.
5.6.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is voorshands niet aannemelijk geworden dat Stukbouw misbruik maakt van haar hypotheekrecht door niet mee te werken aan de afwikkeling van de door [eisers] te sluiten koopovereenkomst , zodat reeds hierom geen grond is om de gevorderde medewerking van Stukbouw aan de voorgenomen onderhandse verkoop van het woonhuis en de bedrijfshal, zoals weergegeven onder 3.1 sub 1 toe te wijzen.
5.7.
Ook ten aanzien van het gevorderde verbod voor Rabobank c.s. tot het overgaan van openbare verkoop van het perceel [nummer] is niet aannemelijk geworden dat sprake is van misbruik van executiebevoegdheid door Rabobank c.s. Immers, Rabobank c.s. zullen hun recht van parate executie niet gebruiken voor iets anders dan waarvoor het is bedoeld - integendeel: voor de situatie dat de schuldenaar niet meer betaalt is het recht van executie van een hypotheekhouder juist precies bedoeld – en evenmin met geen ander doel dan om [eisers] te schaden. Dat parate executie voor [eisers] een grote restschuld oplevert is als zodanig geen valide argument om misbruik van executiebevoegdheid aan de zijde van Rabobank c.s. aan te kunnen nemen.
5.8.
Uit het voorgaande volgt dat de voorzieningenrechter geen feiten of omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan voorshands geoordeeld zou moeten worden dat een executieveiling als misbruik van bevoegdheid kan worden gekwalificeerd.
Evenmin is aannemelijk dat er sprake zou zijn van een overhaaste beslissing tot executoriale verkoop van de Rabobank. Sterker nog: de Rabobank heeft als eerste hypotheekhouder [eisers] al meer dan voldoende tijd gegund om de destijds voorgenomen executie te voorkomen en de percelen onderhands te verkopen. Van Rabobank c.s. kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter redelijkerwijs niet worden gevergd dat zij jegens [eisers] nog langer geduld betrachten.
5.9.
Op grond van het vorenoverwogene luidt de slotsom dat Rabobank c.s. geen misbruik maken van hun bevoegdheid door geen afstand te doen van hun hypotheekrechten en zich het recht voorbehouden gebruik te maken van het recht van parate executie. De vorderingen van [eisers] zullen dan ook worden afgewezen.
5.10.
[eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van de Rabobank worden begroot op:
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat €
816,00
Totaal € 1.429,00
De kosten aan de zijde van RvR worden begroot op:
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat €
816,00
Totaal € 1.429,00
De kosten aan de zijde van Stukbouw worden begroot op:
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat €
816,00
Totaal € 1.429,00
De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] worden begroot op:
- griffierecht € 285,00
- salaris advocaat €
816,00
Totaal € 1.101,00

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering in reconventie enkel tegen [eisers] kan worden ingesteld. Voor zover deze vordering zich tevens richt tegen de Rabobank, RvR en [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6], zal Stukboom niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
6.2.
Nu gelet op hetgeen in conventie is geoordeeld de voorwaarde waaronder de door Stukbouw primaire vordering, strekkende tot een gebod tot medewerking aan [eisers] aan de onderhandse verkoop en levering van het perceel [nummer] voor een bedrag van
€ 285.000,--, is ingesteld niet is vervuld, kan dit deel van de vordering verder niet meer aan de orde komen.
6.3.
De in de akte houdende eis in reconventie genoemde tweede primaire vordering, waarvan de voorzieningenrechter begrijpt dat deze onvoorwaardelijk is ingesteld, zal worden afgewezen. [eisers] zijn jegens Stukbouw immers niet verplicht het perceel
[nummer] voor € 285.000 te vervreemden. Dat daarvoor enige grond bestaat is gesteld noch gebleken.
6.4.
Voor het door Stukboom subsidiair gevorderde bestaat geen grondslag, zodat ook dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
6.5.
Stukbouw zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van de Rabobank tot op heden begroot op € 1.429,00,
7.3.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van de RvR tot op heden begroot op € 1.429,00,
7.4.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van Stukbouw tot op heden begroot op € 1.429,00,
7.5.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] tot op heden begroot op € 1.101,00,
7.6.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in (voorwaardelijke) reconventie
7.7.
verklaart Stukboom niet-ontvankelijk in haar vorderingen jegens de Rabobank, RvR en [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6],
7.8.
verstaat dat het primair gevorderde gebod ten aanzien van perceel [nummer] niet hoeft te worden beoordeeld,
7.9.
wijst de overige vorderingen af,
7.10.
veroordeelt Stukbouw in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 408,00,
7.11.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2015.