ECLI:NL:RBOBR:2015:1104

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 maart 2015
Publicatiedatum
27 februari 2015
Zaaknummer
01/839792-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzetheling van sieraden na gewelddadige overval

Op 2 maart 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van opzetheling van sieraden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor de gewelddadige overval op een juwelier, maar wel voor het medeplegen van opzetheling van de sieraden die tijdens deze overval waren gestolen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de overval en van de diefstal van een motorscooter en twee auto's, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van medeverdachten, die in voldoende mate steun vonden in andere bewijsmiddelen. Het beroep van de verdediging op de Vidgen-jurisprudentie werd verworpen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte was vrijgesproken van de overval en de diefstal van de voertuigen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/839792-12
Datum uitspraak: 02 maart 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1993],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 augustus 2013, 6 februari 2015, 9 februari 2015 en 16 februari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 juli 2013.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 6 februari 2015 is gewijzigd en feit 4 is afgesplitst (onder parketnummer 01/870001-15) omdat verdachte op de ten laste gelegde pleegdatum minderjarig was, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 10 november 2012 te Helmond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
hij op of omstreeks 10 november 2012 te Helmond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid sieraden, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben voorgehouden en/of getoond en/of de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Allemaal naar achteren, ga liggen en gezicht naar de grond" en/of "Kluis open, kluis open, sleutel", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of een of meer in voornoemde horloger-juweliersbedrijf aanwezige glazen vitrine(s) met een (klauw)hamer heeft/hebben
verbroken/gebroken/vernield;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 november 2012 tot en met 11 november 2012 te Helmond, in elk geval (telkens) in Nederland en/of België, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) hoeveelheden of een hoeveelheid sieraden (telkens) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die hoeveelheden of hoeveelheid sieraden (telkens) wist(en), althans (telkens) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (telkens) (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Art 416 lid 1 ahf/onder a Wetboek van Strafrecht
Art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2. hij op of omstreeks 3 november 2012 te Düsseldorf (Duitsland) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (motor)scooter (kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of het weg te nemen goed onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 januari 2013 tot en met 5 januari 2013 te Helmond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (kenteken(s) [kenteken] en/of [kenteken], in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of het weg te nemen goed onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of valse sleutel;
Art 310 Wetboek van Strafrecht
Art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.De officier van justitie acht het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het onder feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank.

Ten aanzien van feit 1 primair

De rechtbank acht onvoldoende bewijs aanwezig om verdachte te kunnen veroordelen voor de overval op de [bedrijf 1]. Weliswaar wordt de naam van verdachte door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] genoemd als een van de vier overvallers, maar zij hebben, zoals zovele getuigen in het dossier, hun belastende verklaring van horen zeggen. Zij waren niet zelf direct getuige van de overval op 10 november 2012. Zij waren op 11 november 2012 wel aanwezig bij de verkoop van de buitgemaakt sieraden in Antwerpen en zijn ook beiden veroordeeld voor de heling van de sieraden. Volgens [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is verdachte daar ook bij aanwezig geweest. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de enkele aanwezigheid bij de verkoop van de buit niet voortvloeit dat verdachte ook de overval heeft gepleegd. Ander objectief verifieerbaar en overtuigend bewijs van de betrokkenheid van verdachte bij de overval heeft de rechtbank niet in het dossier aangetroffen.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair [1]
[slachtoffer 1], eigenaresse van de [bedrijf 1], [adres bedrijf 1] te Helmond, heeft aangifte gedaan van een roofoverval op zaterdag 10 november 2012 rond 15.30 uur. Op dat tijdstip bevonden zich behalve het winkelpersoneel, ook twee klanten in de winkel. De overvallers waren in het zwart gekleed en droegen helmen. Een van de overvallers droeg een wapen. De aanwezigen werden gedwongen op de grond te gaan liggen. De overvallers hebben de kluis geopend, kasten en lades leeggehaald en vitrines vernield. Er is voor ongeveer 57.000 euro aan sieraden gestolen. [2]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de dag na de overval met [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 2], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] in zijn auto, een Volkswagen Golf, en de auto van [medeverdachte 2], een BMW, naar België is gereden. Hij heeft voor het chaufferen € 100,- ontvangen. [3]
Verder heeft hij verklaard dat ze op de terugweg in Nederland naar de McDonalds gingen om iets te eten. Daar kreeg hij een pistool tegen zijn hoofd. Er ontstond een vechtpartij met onder andere [getuige 1] en [getuige 2]. Hij hoorde [medeverdachte 4] zeggen dat men hem wilde rippen. [medeverdachte 1] wilde snel wegrijden, maar werd bedreigd met een pistool. [medeverdachte 4] heeft geprobeerd hem te ontzetten. [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] zijn hem te hulp geschoten. [medeverdachte 5] heeft bij de vechtpartij zijn arm gebroken. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn in de wagen blijven zitten. [4]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op de dag dat ze de buit van de overval weg gingen brengen is gebeld door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4]. Aan [medeverdachte 2] werd gevraagd of hij mee wilde rijden naar België om de buit weg te brengen. Het was [medeverdachte 2] duidelijk dat het ging om de buit van de overval op [bedrijf 1]. Hij heeft toen aanvankelijk geweigerd, maar is uiteindelijk overgehaald. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] zeiden dat hij beloond zou worden met € 100,- en een volle tank benzine. In Helmond heeft hij de buit gezien. Ze zijn toen in de BMW van [medeverdachte 2] en de Volkswagen van [medeverdachte 1] met de vier andere medeverdachten, [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] richting België gereden. In Turnhout lukte het niet een juwelier te vinden. In Antwerpen slaagde de tweede poging. [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] zijn naar binnen gegaan en hebben de buit verkocht voor ongeveer € 4.200,- . [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben ongeveer een uur buiten gewacht. Toen ze terugkwamen is iedereen bij [medeverdachte 2] in de auto gestapt en is het geld, ongeveer € 4000,- , verdeeld. [medeverdachte 2] heeft € 100,- euro gekregen. [5]
Verder heeft [medeverdachte 2] ook over de vechtpartij verklaard. Hij verklaart dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 6], [medeverdachte 5], [medeverdachte 4], [medeverdachte 3] en hijzelf daarbij aanwezig waren. [medeverdachte 1] zat bij de
McDonalds alleen in de auto en wilde wegrijden. In de auto van [medeverdachte 1] zijn toen twee mannen gestapt. [medeverdachte 4] wilde [medeverdachte 1] niet in de steek laten, heeft een knuppel gepakt en is, nadat de mannen waren uitgestapt op de mannen afgelopen. Een man richtte een pistool op [medeverdachte 4]. [medeverdachte 2] hoorde dat een man riep : “Jullie hebben onze tip afgepakt.” [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] haalden [medeverdachte 4] en de twee mannen uit elkaar. [medeverdachte 5] heeft daarbij zijn pols gebroken. [medeverdachte 2] noemt de namen [getuige 1] en [getuige 2]. Deze namen hoorde hij van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5]. Zij kenden de mannen die hen belaagd hebben. Aan [medeverdachte 2] zijn foto’s getoond van de medeverdachten. Hij heeft de persoon op foto nr. 3 op p. 775 van het eindpv1 herkend als de hem bekende [medeverdachte 6]. [6] Op p. 783 van het eindpv1 staat een kopie van de ID staat van verdachte. De rechtbank stelt vast dat op het kopie van de identiteitskaart dezelfde foto staat afgedrukt als op p. 775 onder nummer 3.
Bij [medeverdachte 1] is een gsm van het merk Sony Xperia in beslag genomen. Tijdens het uitlezen van de telefoon is een filmfragment aangetroffen waarbij in een auto een groot aantal bankbiljetten werd getoond. Het filmfragment is gemaakt op 11 november 2012 te 18.35.28. [7]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat deze foto is gemaakt in zijn BMW in België en dat dit het geld betreft van de buit. [8]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3], [medeverdachte 5] en verdachte kent. Verder verklaart hij over een bedreiging die plaatsvond bij McDonalds. Hij kwam er achter dat de mannen die in het bezit waren van de buit van de overval van [bedrijf 1], zich bij de McDonalds te Helmond bevonden. Zij hadden van hem [bedrijf 1] afgepakt, hij wilde nu een beetje van de buit. Hij had het oog op een jongen in de BMW, maar die ging er vandoor. In de BMW zaten vijf of zes jongens. Hij is toen in de Volkswagen Golf gestapt. Daarin zat [medeverdachte 1]. Toen ze zijn gestopt kwam [medeverdachte 4] met een knuppel op hem afgelopen. Hij heeft [medeverdachte 4] geslagen. Twee jongens zijn er tussen gekomen en toen heeft een van die jongens zijn arm gekneusd of gebroken.
Aan [getuige 1] wordt de hierboven zakelijk weergegeven verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorgehouden. [getuige 1] zegt dat alles in hun verhalen klopt met uitzondering van het pistool. [9]
[getuige 3] heeft bij de rechter-commissaris op 2 september 2014 verklaard dat zij drie jaar een relatie heeft gehad met verdachte en dat de relatie toen vier jaar was beëindigd, maar dat ze hem soms nog zag. [10] Ze heeft bij de politie verklaard dat ze wel eens stukjes van gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 3] heeft gehoord. Ze heeft gehoord dat verdachte met [medeverdachte 3] sprak over de sieraden. Ook heeft ze gehoord dat verdachte een gesprek had met een van die Nederlandse jongens, dat verdachte zei dat de sieraden niet bij hem lagen maar bij iemand anders. [11]
Verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]
De verdediging heeft onder verwijzing naar de Vidgen-jurisprudentie aangevoerd dat de verklaringen die zijn afgelegd door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] dienen te worden uitgesloten van het bewijs aangezien zij ten aanzien van deze getuigen het ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen teneinde de betrouwbaarheid te kunnen toetsen. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met grote behoedzaamheid dienen te worden beoordeeld.
De rechtbank overweegt ten aanzien van voornoemd verweer als volgt.
In het licht van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) heeft de Hoge Raad in vaste jurisprudentie geoordeeld dat het gebruik voor het bewijs van een ambtsedig proces-verbaal van de politie voor zover inhoudende een door enig persoon in het opsporingsonderzoek afgelegde, de verdachte belastende, verklaring niet zonder meer ongeoorloofd is en in het bijzonder niet onverenigbaar met artikel 6, eerste lid, en derde lid, aanhef en onder d, van het EVRM. Van die onverenigbaarheid is in ieder geval geen sprake indien de verdediging in enig stadium van het geding, hetzij op de terechtzitting hetzij daarvoor, de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen. Van de verdediging mag in de regel het nodige initiatief daartoe worden verwacht. De enkele omstandigheid dat een getuige die voor een rechter is opgeroepen en aldaar is verschenen, weigert een verklaring af te leggen, brengt niet mee dat inbreuk wordt gemaakt op het door artikel 6, derde lid, aanhef en onder d, van het EVRM gewaarborgde recht. Indien de verdachte belastende verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen, in die zin dat de betrokkenheid van de verdachte bij het hem ten laste gelegde feit wordt bevestigd door ander bewijsmateriaal, is gebruik van die verklaring niet ongeoorloofd. Dit steunbewijs zal dan betrekking moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist.
De rechtbank stelt vast dat de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op verzoek van de verdediging als getuige door de rechter-commissaris zijn opgeroepen voor een verhoor. Ook ter terechtzitting zijn zij als getuigen op verzoek van de verdediging gehoord. Bij deze verhoren hebben zij zich beroepen op hun verschoningsrecht.
De rechtbank is ten aanzien van de door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij de politie afgelegde, voor verdachte belastende verklaringen, van oordeel dat de verdediging niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad om deze verklaringen op hun betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten.
De rechtbank is echter van oordeel dat de verklaringen van getuigen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de heling van de sieraden in voldoende mate steun vinden in andere bewijsmiddelen. Uit de verklaring van [getuige 1] kan worden afgeleid dat verdachte bij de confrontatie tussen enerzijds [getuige 1] en [getuige 2] en anderzijds [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3], die begon bij de McDonalds, aanwezig was en dat deze confrontatie direct te maken had met de die dag verkregen verkoopopbrengst van de buit van de overval op [bedrijf 1] de dag ervoor. Verder is er nog de verklaring van [getuige 3] die heeft aangegeven dat zij wel eens gehoord heeft dat verdachte een keer met [medeverdachte 3] en een keer met een Nederlandse jongen sprak over de sieraden.
De zogeheten Vidgen-jurisprudentie staat derhalve niet in de weg aan het gebruik van de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] voor het bewijs.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de, voor verdachte belastende, verklaringen van [medeverdachte 2] als onbetrouwbaar aan te merken. [medeverdachte 2] heeft in deze verklaringen gedetailleerd en consistent verklaard en heeft daarin met name ook zichzelf belast (onder meer voor wat betreft het wegbrengen van de buit). Zo heeft hij gedetailleerde daderinformatie, die niet via de media bekend is geworden, over de overval gegeven, en die hij slechts van de daadwerkelijke daders vernomen kan hebben. Dit terwijl het dossier zijn betrokkenheid bij de overval uitsluit. Van belang is dat hij heeft aangegeven van wie hij deze informatie heeft verkregen, namelijk van medeverdachte [medeverdachte 4], die hem heeft verteld één van de daders te zijn. Over de gang van zaken bij de verkoop van de sieraden en de betrokkenheid van verdachte daarbij verklaart [medeverdachte 2] uit eigen wetenschap. Tenslotte vinden deze verklaringen van [medeverdachte 2] onder meer steun in de door medeverdachte [medeverdachte 1] en [getuige 4] afgelegde verklaringen, alsook in de in de auto van [medeverdachte 2] gemaakte foto met een grote hoeveelheid geld, zoals hiervoor in de uitgewerkte bewijsmiddelen wordt vermeld.
Gelet op het vorenstaande gebruikt de rechtbank de verklaringen van [medeverdachte 2] voor het bewijs.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de hiervoor in de uitgewerkte bewijsmiddelen opgenomen verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de heling betrouwbaar zijn. De verklaringen vinden in voldoende mate steun in andere bewijsmiddelen zoals in de verklaringen van [medeverdachte 2], alsook in de in de auto van [medeverdachte 2] gemaakte foto met een grote hoeveelheid geld, welke foto op de gsm van [medeverdachte 1] is aangetroffen. De verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] versterken elkaar (deels) over en weer. Ook [medeverdachte 1] verklaart uit eigen wetenschap dat verdachte op de dag na de overval over de buit beschikte en deze naar België heeft weggebracht en verkocht. Ook [medeverdachte 1] belast in dit verband zichzelf. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaringen van [medeverdachte 1] bruikbaar voor het bewijs.
De voor het overige aangevoerde bewijsverweren geven geen aanleiding tot een afzonderlijke bespreking daarvan. Zij vinden hun weerlegging in voornoemde uitgewerkte bewijsmiddelen.
Op basis van de feiten en omstandigheden die in de uitgewerkte bewijsmiddelen zijn vervat, in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem verweten opzetheling heeft gepleegd.

Ten aanzien van feit 2.

De rechtbank is van oordeel dat in het procesdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte op 3 november 2012 in Düsseldorf betrokken is geweest bij de diefstal van de motorscooter met het kenteken [kenteken]. Weliswaar heeft medeverdachte [medeverdachte 2] een voor verdachte belastende verklaring afgelegd, maar dit is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit te komen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde vrijspreken.

Ten aanzien van feit 3.

De rechtbank is van oordeel dat in het procesdossier onvoldoende wettig bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte in de periode van 4 januari 2013 tot en met 5 januari 2013 te Helmond een auto met het kenteken [kenteken] en een auto met het kenteken [kenteken] heeft weggenomen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van het onder feit 3 ten laste gelegde vrijspreken.

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.subsidiair
op 11 november 2012 in Nederland en België, tezamen en in vereniging met anderen, een hoeveelheid sieraden voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van die hoeveelheid sieraden wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie eist voor feit 1 primair, feit 2 en feit 3 24 maanden gevangenisstraf.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen op 11 november 2012 schuldig gemaakt aan opzetheling van een hoeveelheid sieraden die een dag eerder bij een gewelddadige overval op een juwelier buit gemaakt waren. Hij is daarmee de daders van een zeer ernstig delict ter wille geweest.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank ten bezware van verdachte rekening met het feit dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake een vermogensdelict. In het voordeel van verdachte wordt rekening gehouden met zijn jeugdige leeftijd.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank zal een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van de door de officier van justitie bewezen geachte overval op de [bedrijf 1], de diefstal van de motorscooter in Duitsland en de diefstal van twee auto’s.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 3], [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [slachtoffer 6], [slachtoffer 5], [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8].
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de schadevordering van de benadeelde [naam benadeelde 1]naar redelijkheid dient te worden vastgesteld. De schade van benadeelde [naam benadeelde 2] is weliswaar niet onderbouwd, maar de schade is voldoende duidelijk. De overige vorderingen van de benadeelden acht de officier van justitie volledig toewijsbaar.
De verdediging heeft op grond van de in verband met de overval bepleite vrijspraak primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheidverklaring van de benadeelde partijen [slachtoffer 3], [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] in hun vorderingen. Subsidiair dienen de vorderingen van [slachtoffer 3], [slachtoffer 2], Van den [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] niet ontvankelijk te worden verklaard omdat de hoogte van de schade onvoldoende duidelijk is. De raadsman heeft zich subsidiair gerefereerd ten aanzien van de door [slachtoffer 6] gevorderde immateriële schade. De materiële schade is onvoldoende onderbouwd en op dit punt dient de vordering dan ook niet ontvankelijk te worden verklaard.
De vorderingen van [benadeelden] dienen primair niet ontvankelijk te worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak en subsidiair niet ontvankelijk te worden verklaard omdat de schade onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van de overval en de diefstal van de Piaggio van [slachtoffer 7] en de auto van [slachtoffer 8] en er een te ver verwijderd verband is tussen de heling van de sieraden en de schade van de benadeelde partijen [slachtoffer 3], [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5]. De rechtbank zal de benadeelde partijen veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47, 416 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3: Vrijspraak
De rechtbank verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. feit 1 subsidiair: medeplegen van opzetheling
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 80 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 22 augustus 2013 reeds geschorst.
T.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 3] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 6] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 5] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. feit 2: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 7] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
T.a.v. feit 3: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 8] in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. P.A. Buijs en mr. H.M. Hettinga, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. Boerboom, griffier,
en is uitgesproken op 2 maart 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de Politie Eenheid Oost Brabant, Districtsrecherche Helmond, betreffende onderzoek Goudtetra, gesloten op 3 februari 2014, aantal doorgenummerde bladzijden 2679 [verder: eindpv1]
2.Het proces-verbaal van aangifte gedaan door[slachtoffer 1] op 12 november 2012, p. 2446-2449 van eindpv1
3.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] op 23 april 2013, 24 april 2013 en 1 mei 2013, p. 179, 182 en 187 van eindpv1
4.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] op 23 april en 24 mei 2013 p. 168, 178, 179 en 196 van eindpv1
5.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] op 7 en 8 mei 2013, p. 749, 762 en 763 van eindpv1
6.Proces-verbaal verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] van 6 mei 2013 p. 760, 764, 765 van eindpv1
7.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 1] d.d. 6 juni 2013 met fotobijlage p. 2091-2092 van eindpv1
8.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] op 5 juni 2013 met fotobijlage p. 794-797 van eindpv1
9.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] d.d. 8 november 2013 en 12 december 2013, p. 1347-1349, 1364-1365 van eindpv1
10.Proces-verbaal van verhoor [getuige 3] door rechter-commissaris op 2 september 2014
11.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] op 21 mei 2013 p. 1618 van eindpv1