ECLI:NL:RBOBR:2015:1171

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2015
Publicatiedatum
4 maart 2015
Zaaknummer
01/860211-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van docente voor ontucht met minderjarigen

Op 5 maart 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een docente die beschuldigd werd van ontucht met twee minderjarige leerlingen. De rechtbank heeft de docente schuldig bevonden aan het plegen van ontuchtige handelingen met een aan haar zorg toevertrouwde minderjarige, alsook aan grooming. De feiten vonden plaats tussen 1 september 2013 en 29 oktober 2013 in 's-Hertogenbosch. De docente heeft de minderjarigen via WhatsApp benaderd en hen uitgenodigd voor ontmoetingen met seksuele doeleinden. De rechtbank oordeelde dat de handelingen in strijd waren met de sociaal-ethische norm en dat de docente misbruik heeft gemaakt van haar positie. De rechtbank legde een taakstraf op van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860211-14
Datum uitspraak: 05 maart 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1984],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 februari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 januari 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij of een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 29 oktober 2013 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan haar zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 1] (geboren [1997]), immers heeft verdachte (zijnde (geschiedenis)docent aan het [school] te 's-Hertogenbosch alwaar die [slachtoffer 1] leerling was) (telkens) - het lichaam van die [slachtoffer 1] gemasseerd en/of gestreeld en/of - (het gezicht van) die [slachtoffer 1] gelikt en/of - in een/de bil(len) van die [slachtoffer 1] geknepen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 29 oktober 2013 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, (telkens) door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten als docent aan het [school] alwaar [slachtoffer 1] leerling was/is, een persoon, te weten [slachtoffer 1], geboren op [1997], waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden, immers heeft verdachte (telkens)
- het lichaam van die [slachtoffer 1] gemasseerd en/of gestreeld - (het gezicht van) die [slachtoffer 1] gelikt en/of - in een/de bil(len) van die [slachtoffer 1] geknepen;
2.
zij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 29 oktober 2013 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, (telkens) met een aan haar zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [1998]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit - het masseren van het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of - het betasten en/of strelen van het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of - het tongzoenen van/met die [slachtoffer 2] en/of - het pijpen van die [slachtoffer 2] en/of
- het laten strelen en/of likken van haar verdachtes borst(en) en/of - het laten likken en/of zuigen aan haar, verdachtes, tepel(s) en/of
- het laten betasten van haar, verdachtes, vagina en/of het zich laten vingeren;
3.
zij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 29 oktober 2013 te 's-Hertogenbosch en/of te Tilburg en/of elders in Nederland (telkens) door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst (te weten middels whats-app en/of sms) een persoon, ([slachtoffer 2], geboren op [1998]) van wie zij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) (een) ontmoeting(en) heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen, terwijl zij enig(e) handeling(en) heeft ondernomen die gericht was op het verwezenlijken van die ontmoeting ( waaronder het versturen van whats-app berichten en/of sms berichten omtrent datum en/of tijd en/of plaats van die ontmoeting(en) ).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverwegingen.

Inleiding.
Op 18 november 2013 heeft [betrokkene], rector van het [school] te
’s-Hertogenbosch namens de leerlingen [slachtoffer 2], geboren [1998], en [slachtoffer 1], geboren [1997], aangifte gedaan van grensoverschrijdend gedrag van een docente jegens genoemde leerlingen, dat bestond uit whatsapp-berichten en erotisch getinte communicatie. Bij zijn verhoor bij de politie verklaarde [slachtoffer 2] dat hij buiten school daadwerkelijk afspraken maakte met de docente en dat het daarbij tot seksueel contact is gekomen.
Bij onderzoek van de telefoons van beide leerlingen en van verdachte werden seksueel getinte whatsapp-berichten aangetroffen en whatsapp-berichten waarin de docente genoemde jongens uitnodigde naar haar toe te komen – onder meer – voor handelingen zoals in de whatsapp-berichten genoemd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigd bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het masseren van het lichaam en het likken in het gezicht van [slachtoffer 1] niet plaatsvond in een afgesloten ruimte en in aanwezigheid van anderen. Daarom en in de tijdslijn bezien was geen sprake van een ontuchtige situatie. Volgens de raadsman is de sociaal-ethische norm een vaag begrip en is het zeer de vraag of de ten laste gelegde ontuchtige handelingen daaronder vallen.
De raadsman van verdachte heeft voorts vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde. [slachtoffer 2] heeft op school en bij de politie verklaringen afgelegd waarin hij niet over vergaande seksuele handelingen heeft verklaard. Pas in zijn tweede verklaring bij de politie verklaart hij daarover, hetgeen de zaak naar het oordeel van de verdediging niet sterker maakt.
Ook ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er een zekere spanning was nadat verdachte en [slachtoffer 2] bij de eerste afspraak werden overlopen door de bewoner van het huis. Dat daarna daarover over en weer werd geappt, is voorstelbaar. Het whatsapp-bericht na de ontmoeting in het huis van de vriend ”de volgende keer gaan we het afmaken” moet aldus gezien worden dat over een fantasie gecommuniceerd werd. Dat betekent niet dat daarvan realiteit gemaakt wordt. Voordat het zover kwam, haakte verdachte af. De opmerking in het whatsapp-bericht “staand heb je meer controle” moet in de context geplaatst worden van de judosport. Verdachte heeft die sport beoefend en die uitdrukking hoort bij grondwerk.
De beoordeling.
De rechtbank acht voor de beoordeling het navolgende van belang.
Kunnen de handelingen onder feit 1 op de tenlastelegging als ontuchtig worden gekwalificeerd?
Als uitgangspunt heeft te gelden dat het bij ontucht gaat om handelingen gericht op contact van seksuele aard die indruisen tegen de sociaal-ethische norm. Artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht (en daarmee ook artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht als lex specialis daarvan) strekt in dat kader tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die daartoe, gelet op hun jeugdige leeftijd, in het algemeen geacht worden niet of onvoldoende in staat te zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bewezen geachte handelingen aan te merken als handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. De enkele omstandigheid dat er sprake is van vrijwilligheid van de kant van de leerling, maakt niet dat het ontuchtige karakter aan deze handelingen komt te ontvallen. De beoogde bescherming van minderjarigen is immers mede daarop gebaseerd dat zij voor wat betreft relaties als de onderhavige in het algemeen niet of onvoldoende in staat zijn om de draagwijdte van hun handelen te overzien en hun wil dienaangaande in vrijheid te bepalen en dat zij in zoverre tegen een ongewenste beïnvloeding van hun wil moeten worden beschermd.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Verdachte erkent de ten laste gepleegde handelingen ten opzichte van [slachtoffer 1] te hebben gepleegd.
Met betrekking tot de feiten 2 en 3 heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat zij door middel van whatsapp-berichten tweemaal met [slachtoffer 2] een ontmoeting heeft gearrangeerd in het huis van een vriend in ’s-Hertogenbosch. De eerste keer heeft zij aangever rondgeleid en wat precies de bedoeling was van de ontmoeting, weet zij niet meer. De tweede ontmoeting was bedoeld om lijfelijk contact te hebben, maar uiteindelijk bleef het bij stoeien omdat zij afhaakte omdat zij niet meer durfde.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen op grond van – onder meer – de verklaring van [slachtoffer 2] bij de politie, afgelegd op 25 februari 2013, en de vele whatsapp-berichten in het dossier. De verklaring van verdachte dat er in het huis van de vriend nagenoeg niets is voorgevallen, maar dat het is gebleven bij stoeien, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Dit geldt temeer nu die verklaring van verdachte en de aard en inhoud van de whatsapp-berichten tussen verdachte en aangever in de tijdslijn naadloos op elkaar aansluiten.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 1 september 2013 tot en met 29 oktober 2013 te
's-Hertogenbosch telkens ontucht heeft gepleegd met de aan haar zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 1] (geboren [1997]), immers heeft verdachte (zijnde (geschiedenis)docent aan het [school] te 's-Hertogenbosch alwaar die [slachtoffer 1] leerling was)
-
- het lichaam van die [slachtoffer 1] gemasseerd en - het gezicht van die [slachtoffer 1] gelikt en - in de billen van die [slachtoffer 1] geknepen;
2.
op tijdstippen in de periode van 1 september 2013 tot en met 29 oktober 2013 in Nederland telkens met een aan haar zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [1998]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit - het masseren van het lichaam van die [slachtoffer 2] en - het betasten en strelen van het lichaam van die [slachtoffer 2] en
- het tongzoenen van/met die [slachtoffer 2] en - het pijpen van die [slachtoffer 2] en
- het laten strelen en likken van haar verdachtes borst(en) en
- het laten likken en/of zuigen aan haar, verdachtes, tepel(s) en
- het laten betasten van haar, verdachtes, vagina en het zich laten vingeren;
3.
op tijdstippen in de periode van 1 september 2013 tot en met 29 oktober 2013 in Nederland telkens door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst (te weten middels whatsapp) een persoon ([slachtoffer 2], geboren op [1998]), van wie zij wist dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen, terwijl zij handelingen heeft ondernomen die gericht waren op het verwezenlijken van die ontmoeting (het versturen van whatsapp- berichten omtrent datum en/of tijd en/of plaats van die ontmoetingen).
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie acht het onder feit 1 primair, feit 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en eist dat aan verdachte een werkstraf wordt opgelegd voor de duur van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis indien verdachte de werkstraf niet naar behoren vervult, met aftrek van voorarrest. Daarnaast eist de officier van justitie dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman van verdachte heeft subsidiair bepleit dat aan verdachte een werkstraf wordt opgelegd. Ten aanzien van de duur daarvan refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze naar voren zijn gekomen bij het onderzoek ter terechtzitting en zoals deze blijken uit het over haar opgemaakte rapport van de Reclassering Nederland van 27 januari 2015.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal ernstige strafbare feiten.
Het behoeft geen betoog dat het plegen van ontucht met een minderjarige zeer nadelige gevolgen kan hebben (in de zin van psychische, emotionele en lichamelijke schade) bij de desbetreffende minderjarige en dat hij hierdoor ernstig kan worden geschaad in zijn verdere ontwikkeling.
Verdachte heeft zich in een relatief korte periode meermalen schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2], die toen de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt, en – zij het in mindere mate – met [slachtoffer 1]. Bovendien stuurde zij beide minderjarigen veelvuldig whatsapp-berichten met veelal een seksueel getinte lading. Hiermee heeft zij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van deze aan haar zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarigen. Verdachte heeft daarmee de in acht te nemen grenzen overschreden, waarbij zij zich door haar eigen (lust)gevoelens lijkt te hebben laten leiden.
Verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de ouders van de minderjarigen als docente op de school van hun zonen impliciet in haar stelden, maar ook het vertrouwen dat de schoolleiding in haar stelde toen zij als docente de minderjarigen onder haar hoede had.
Verdachte heeft geprobeerd om via whatsapp-berichten [slachtoffer 2] te bewegen om met haar af te spreken om ontuchtige handelingen te verrichten.
In strafmatigende zin zal de rechtbank rekening houden met de omstandigheid dat verdachte in de periode dat er aangifte werd gedaan te maken heeft gehad met grote belangstelling van de media en daar onevenredig veel hinder van heeft ondervonden.
Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte als gevolg van de aangifte haar baan als docente geschiedenis is kwijtgeraakt.
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in ogenschouw nemend, zal de rechtbank dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf, nu deze naar haar oordeel passend is, met dien verstande dat de rechtbank geen bijzondere voorwaarde zal opleggen.
De rechtbank zal verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 200 uur te vervangen door 100 dagen hechtenis indien verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 247, 248, 248e, 249.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. feit 1 primair:ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwdeminderjarige, meermalen gepleegdT.a.v. feit 2:met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegdT.a.v. feit 3:door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van eencommunicatiedienst een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen, terwijl hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, meermalen gepleegd Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straffen.

T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3:Taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis met aftrekovereenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht

De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.

T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3:Gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. C.J. Sangers- de Jong en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 5 maart 2015.
Mr. J.M.J. Denie is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.