In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 6 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot zware mishandeling en openlijk geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat camerabeelden van een parkeergarage in Eindhoven zonder toestemming van de hoofdofficier van justitie zijn uitgezonden, wat volgens de verdediging een onherstelbaar vormverzuim opleverde volgens artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft dit verzuim erkend, maar oordeelde dat het niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De rechtbank concludeerde dat de privacy van de verdachte niet ernstig was geschonden en dat er geen sprake was van een schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde die de eerlijkheid van het proces in gevaar bracht.
De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers en getuigen als onbetrouwbaar beoordeeld, onder andere omdat deze beïnvloed konden zijn door eerdere confrontaties met beelden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de beschuldigingen van zowel poging tot zware mishandeling als openlijk geweld. Tevens werd de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van een eerlijke procesorde en de noodzaak van toestemming bij het gebruik van camerabeelden in strafzaken.