In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, gaat het om de kennisneming van algemene voorwaarden bij dienstverlening. De eiser, Quantaris B.V., heeft in conventie een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, die eveneens een besloten vennootschap is. De procedure is een vervolg op een tussenvonnis van 14 mei 2014, waarin Quantaris was opgedragen te bewijzen dat de FENIT-voorwaarden 2003 op 31 mei 2010 gemakkelijk toegankelijk waren via hun website. Tijdens de zitting op 30 september 2014 zijn getuigen gehoord, maar de rechtbank concludeert dat het bewijs dat de voorwaarden toegankelijk waren, niet is geleverd. De getuigenverklaringen van de directeuren van Quantaris zijn niet voldoende om de stelling van toegankelijkheid te onderbouwen, omdat zij als partijgetuigen worden beschouwd. De rechtbank oordeelt dat Quantaris niet heeft voldaan aan de bewijsopdracht en dat de gedaagde partij niet in redelijkheid kennis heeft kunnen nemen van de algemene voorwaarden. Hierdoor slaagt het beroep van de gedaagde op vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden, wat betekent dat Quantaris geen beroep kan doen op beperking van haar aansprakelijkheid. De rechtbank wijst de vordering van Quantaris grotendeels af en kent de gedaagde een bedrag van € 5.468,00 toe, na verrekening van vorderingen. De proceskosten worden toegewezen aan de gedaagde partij, en de kosten van Quantaris worden begroot op € 3.129,00. De uitspraak is gedaan door mr. E.J.C. Adang en is openbaar uitgesproken op 18 maart 2015.