ECLI:NL:RBOBR:2015:1899

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
C/01/289009 / KG ZA 15-44
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging dienstverband op basis van onzorgvuldig rapport van KPC

In deze zaak vordert eiseres, werkzaam als docent bij het Marnix College, dat KPC, een onderwijsadviesbureau, het rapport dat op basis van een onderzoek naar de onvrede binnen haar team is opgesteld, intrekt. Eiseres stelt dat KPC onzorgvuldig en onrechtmatig heeft gehandeld bij het opstellen van het rapport, dat aanbevelingen bevatte om afscheid te nemen van haar en enkele collega’s. Eiseres betoogt dat het rapport niet vooraf aan haar is voorgelegd en dat de presentatie ervan in aanwezigheid van collega’s haar positie ernstig heeft bedreigd. De voorzieningenrechter oordeelt dat de handelswijze van KPC inderdaad onzorgvuldig is geweest. De rechter stelt vast dat het rapport niet aan eiseres ter beschikking had moeten worden gesteld voor commentaar, en dat de presentatie van het rapport op een smartboard voor haar schadelijk was. De rechter wijst de vordering van eiseres toe en veroordeelt KPC tot intrekking van het rapport, met een dwangsom voor het geval KPC hier niet aan voldoet. Tevens worden de proceskosten aan de zijde van eiseres vergoed.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/289009 / KG ZA 15-44
Vonnis in kort geding van 1 april 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. F.E.R.M. Lathouwers te Utrecht,
tegen
de stichting
STICHTING KPC ONDERWIJS INNOVATIE CENTRUM,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.B.M. Veenhuys.
Partijen zullen hierna [eiseres] en KPC genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 februari 2015 met 19 producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de mondelinge behandeling van 18 maart 2015 te 9.30 uur;
  • de pleitnota van [eiseres].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op uiterlijk veertien dagen na de mondelinge behandeling.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is thans 55 jaar oud en is sinds augustus 1988 als docent voor onbepaalde tijd in dienst van het Marnix College te Ede (prod. 2 van [eiseres]). Zij is werkzaam binnen het team TG234. Er zijn verschillende functionerings- en beoordelingsgesprekken geweest, waarin [eiseres] positief is beoordeeld. Van deze gesprekken zijn verslagen overgelegd (prod. 3 tot en met 6).
2.2.
KPC exploiteert een onderwijsadviesbureau dat gespecialiseerd is in vraagstukken van onderwijskwaliteit, organisatieontwikkeling, professionalisering, leiderschap en het (her)ontwerpen en implementeren van leeromgevingen.
2.3.
Eind juli 2014 heeft het College van Bestuur van het Marnix College een onderzoek laten uitvoeren door KPC naar de aard en de oorzaak van de onvrede binnen het team TG234.
2.4.
In de aanloop van het onderzoek heeft op 14 juli 2014 een groepsgesprek plaatsgevonden met vrijwel het voltallige team TG234 en de onderzoekers van KPC, drs. [naam 1] en dr. [naam 2].
2.5.
In de periode juli – oktober 2014 heeft KPC onderzoek verricht binnen het team TG234.
2.6.
Het onderzoek van KPC heeft geresulteerd in het rapport “Onderzoek in team TG234” van 11 november 2014 (hierna te noemen: het rapport) (prod. 8 van [eiseres]).
2.7.
In het rapport wordt ten aanzien van de geïnterviewde personen in ‘2.3 Opzet en uitvoering onderzoek’ – voor zover thans van belang – het volgende gemeld:
“Het onderzoek bestond uit de afname van 25 anonieme en vertrouwelijke interviews met alle teamleden van team TG234, twee afdelingsleiders, vijf docenten uit andere teams, drie PMR leden en de beide leden van het CvB/de directie (…).
(…)
In de interviews stonden drie vragen centraal.
Wat is er aan de hand?
Hoe komt dat?
Wat zou er aan gedaan moeten worden?
De interviews zijn afgenomen door twee senior onderzoekers. Van elk interview is een verslag gemaakt door één van de onderzoekers. Ook de respondenten hebben direct na afloop van het interview een (kort) individueel verslag gemaakt in een separate ruimte.”
2.8.
In het rapport wordt in de inleiding van het hoofdstuk ‘3. Analyse van de gesprekken’ melding gemaakt van een informeel vooroverleg:
“Tijdens de interviewdagen werd de onderzoekers duidelijk dat een zevental teamleden uit het team TG234, in een informele bijeenkomst bij één van de teamleden thuis, de individuele gespreken gezamenlijk heeft voorbereid (zie bijlage IV voor de lijst met deelnemers). De onderzoekers hebben deze bevinding voorafgaand aan de analyse gemeld aan de opdrachtgever. In overleg tussen de onderzoekers en de opdrachtgever is besloten om de betrokken zeven teamleden uit te nodigen voor een verhelderend gesprek met als doel te achterhalen welke motieven hebben geleid tot deze keuze. De opdrachtgever was door de onderzoekers op de hoogte gesteld van de namen van deze zeven teamleden.
Alle zeven teamleden hebben per e-mail aangegeven dat ze de interventie ervoeren als een schending van de vertrouwelijkheid tussen onderzoekers en respondenten. De onderzoekers werd met name verweten dat zij aan het CvB/de directie de namen hebben gegeven van de teamleden die deel hebben genomen aan het voorbereidende gesprek. De meeste van deze teamleden wensten op grond van dit verwijt niet deel te nemen aan het gesprek.
Ook bij een tweede poging waarin de teamleden zijn uitgenodigd om met de onderzoekers in gesprek te gaan, is door iedereen, op één na, niet ingegaan.”
2.9.
Ten aanzien van de analyse is in ‘3.2 Werkwijze analyse’ in het rapport – voor zover thans van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
De onderzoekers hebben bij de analyse enkel gebruik gemaakt van de gespreksverslagen van henzelf én die van de respondenten. Er heeft geen verificatie achteraf plaatsgevonden.
In de analyse fase zijn de volgende stappen gezet:
In eerste instantie zijn deze twee verslagen per respondent bij elkaar gevoegd en de dubbellingen eruit gehaald.
Vervolgens zijn alle opmerkingen ondergebracht in zes categorieën (…).
Tijdens deze exercitie viel de onderzoekers een aantal patronen op.
De antwoorden van de respondenten die deel hebben genomen aan het voorbereidingsgesprek kwamen in erg sterke mate met elkaar overeen.
Dat geldt ook voor de antwoorden van de overige respondenten, op een enkeling na. De verschillen die er waren hadden voornamelijk betrekking op de intensiteit van de beleving. Inhoudelijk weken de antwoorden niet sterk van elkaar af.
De antwoorden van de respondenten uit de groep van het voorbereidingsgesprek weken in sterkte mate af van de antwoorden van de overige respondenten.
4. Daarna zijn alle, voor de desbetreffende categorie, relevante opmerkingen samengevoegd in een mindmap. Hierin is tevens aangetekend hoe vaak opmerkingen van gelijke strekking zijn gemaakt.
Per mindmap zijn de data van de respondenten ondergebracht in drie groepen:
Groep 1 de leden van team TG234 (minus de leden van groep 2)
Groep 2 de leden van team TG234 die deel hebben genomen aan het eerder genoemde voorbereidende gesprek
Groep 3 de overige respondenten”
2.10.
Uit het rapport blijkt voorts dat er bij de analyse van de gegevens voor is gekozen om de antwoorden van groepen 1 en 3, te weten team ‘TG234’ en ‘de school’ bij elkaar te voegen en de antwoorden van groep 2, het College van Bestuur/de directie separaat te beschrijven. Vervolgens is in ‘3.4 Analyse cluster 1 – Team TG234’ een drietal namen expliciet genoemd, te weten [naam 3], [eiseres] ([eiseres]) en [naam 5] genoemd.
2.11.
In het rapport zijn in ‘6. Aanbevelingen’ aanbevelingen gedaan. In ‘6.1. Aanbevelingen cluster 1 Team TG234’ is – voor zover thans van belang – het volgende opgenomen:
“Om de cultuur van onveiligheid en angst binnen team TG234 om te buigen naar een professionele samenwerkingscultuur hebben we twee aanbevelingen die opeenvolgend uitgevoerd moeten worden.
1. De eerste aanbeveling heeft betrekking op stappen in de richting van de drie docenten [naam 3], [naam 4] en [naam 5]. Zij zijn door vrijwel iedereen buiten groep 2 aangewezen als dé collega’s die een groot aandeel hebben in de negatieve sfeer en in de stagnatie van de realisatie van de teamdoelstellingen.
Onze aanbeveling is om een beweging in gang te zetten waarin afscheid genomen wordt van deze teamleden. Indien dat niet mogelijk is dan adviseren we in ieder geval om hen niet meer bij elkaar in te delen in hetzelfde team.”
2.12.
De resultaten van het onderzoek zijn door de directie van het Marnix College tijdens een plenaire bijeenkomst met dertig personeelsleden van het Marnix College besproken. Ten overstaan van het team hebben de onderzoekers van KPC de navolgende tekst op het smartbord gezet: “Gaan afscheid nemen van het Marnix College: [naam 3], [eiseres] en [naam 5]”.
2.13.
Vervolgens is [eiseres] uitgevallen vanwege arbeidsongeschiktheid.
2.14.
Bij brief van 18 november 2014 heeft de advocaat van [eiseres] het Marnix College verzocht te melden wat de verwachtingen van [eiseres] zijn waarna zij zich weer beter zal melden (prod. 9 van [eiseres]).
2.15.
Op 10 december 2014 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen [eiseres] en het Marnix College in bijzijn van hun advocaten, waarin het Marnix College heeft aangegeven dat zij de arbeidsverhouding op basis van de rapportage van KPC wenst te beëindigen en [eiseres] heeft toen Mediation voorgesteld.
2.16.
Bij brief van 11 december 2014 heeft [eiseres] bij KPC aangegeven het niet eens te zijn met de inhoud en de conclusies van de rapporteurs van KPC en dienaangaande een aantal vragen gesteld (prod. 10 van [eiseres]), welke vragen KPC bij brief van 17 december 2014 heeft beantwoord (prod. 11 van [eiseres]).
2.17.
Vervolgens heeft [eiseres] bij brief van 18 december 2014 gedetailleerd haar kritiek op de rapportage gegeven (prod. 12 van [eiseres]), waarop KPC bij brief van 19 december 2014 heeft gemeld daarop niet nader in te zullen gaan (prod. 13 van [eiseres]).

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert KPC bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen:
I. binnen 24 uur na betekening van dit vonnis het Marnix College schriftelijk per aangetekende brief mede te delen dat de door of namens haar opgestelde rapportage van 11 november 2014 wordt teruggenomen dan wel wordt vernietigd dan wel wordt ingetrokken;
II. tot betaling van een dwangsom van € 2.000,-- per dag of gedeelte van de dag wanneer KPC in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen;
III. tot betaling van de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiseres] legt hieraan ten grondslag dat KPC jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld en dat die onrechtmatigheid ziet op het onderzoek en de daarop gebaseerde rapportage. Het spoedeisend belang van [eiseres] is gelegen in het feit dat het Marnix College kenbaar heeft gemaakt dat de rapportage aanleiding geeft haar dienstverband te beëindigen.
3.3.
KPC voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat het Marnix College voornemens is het dienstverband met [eiseres] te beëindigen op grond van (de desbetreffende aanbeveling in) het rapport, heeft zij spoedeisend belang bij toewijzing van haar vorderingen.
4.2.
[eiseres] wraakt (onder andere) de wijze van tot stand komen en de inhoud van het rapport. Zij betoogt dat KPC onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld.
4.3.
Wat de voorzieningenrechter betreft kan het anoniem horen van leden van een team om problemen in dat team in kaart te brengen, zinvol zijn. De leden kunnen op die manier vrijuit spreken en hoeven niet te vrezen dat uitlatingen direct consequenties voor henzelf en/of voor anderen zullen hebben. Niet door de beugel kan om vervolgens “schuldigen” met naam en toenaam te noemen. Omdat sprake is van anonieme verklaringen kan een “schuldige” zich (mogelijk) ook niet dan wel niet goed tegen de gemaakte aantijgingen verweren.
4.4.
De leden van het College van Bestuur van het Marnix College zijn ook geïnterviewd en van te voren kon niet worden uitgesloten dat de aanbevelingen, hetgeen ook het geval is, ook hen zou betreffen. In dat perspectief is het naar de mening van de voorzieningenrechter onjuist dat er naar aanleiding van de eerste observaties van de onderzoekers van KPC tussentijds contact is geweest met het College van Bestuur. Eveneens onjuist is dat het College van Bestuur namen heeft kunnen noemen van personen die (ook) door KPC zijn geïnterviewd. Daarmee ontstaat het risico dat degene die voorwerp is van enig onderzoek de kans krijgt de uitkomst daarvan (mede) te bepalen.
4.5.
Een van de aanbeveling van KPC is “(..) om een beweging in gang te zetten waarin afscheid genomen wordt van deze teamleden”. Deze aanbeveling die – in het licht van de in r.o. 2.12 genoemde mededeling van de onderzoekers van KPC op het Smartbord – niet anders kan worden verstaan dan dat de relatie tussen [eiseres] en het Marnix College op welke wijze en via welke weg dan ook zou moeten eindigen, is niet dan wel onvoldoende gemotiveerd. Het komt de voorzieningenrechter voor dat het afscheid nemen van medewerkers die al geruime tijd in dienst zijn en altijd positief zijn beoordeeld ultimum remedium zou moeten zijn en goede argumenten voor een dergelijke aanbeveling dienen te worden genoemd, hetgeen niet dan wel onvoldoende is gebeurd. Ook is niet aangegeven waarom minder vergaande maatregelen binnen of buiten team TG234 geen (voldoende) soelaas zouden kunnen bieden.
4.6.
Omdat is aanbevolen ook met betrekking tot [eiseres] een beweging in gang te zetten waarin afscheid van haar wordt genomen, had het rapport in concept aan haar ter beschikking moeten worden gesteld en had zij in de gelegenheid moeten worden gesteld op het concept rapport commentaar te geven. Omdat [eiseres] door de mededeling dat zij zal worden ontslagen en de presentatie van het rapport aan de collega’s ernstig kan zijn beschadigd, had KPC geen mededeling op het smartboard mogen hangen dat zij zou worden ontslagen en had zij het rapport niet aan collega’s van [eiseres] dienen te presenteren.
4.7.
De opstelling en handelswijze van KPC als hiervoor beschreven is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onzorgvuldig en onrechtmatig jegens [eiseres]. De overige door [eiseres] genoemde bezwaren, behoeven dan ook geen bespreking meer. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] desgevraagd bevestigd dat de veroordeling tot intrekking van het rapport volgens haar een passende vorm van schadevergoeding is. Omdat het rapport de positie van [eiseres] bij het Marnix College bedreigt, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een voorziening te treffen, waarin een passende wijze van schadevergoeding wordt toegewezen, in de vorm van een veroordeling van KPC tot intrekking van het rapport van 11 november 2014.
4.8.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden toegewezen.
4.9.
De veroordeling tot intrekking van het rapport, zal worden versterkt met een dwangsom.
4.10.
KPC zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 99,98
- griffierecht 285,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.200,98

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt KPC om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis het Marnix College schriftelijk per aangetekende brief mede te delen dat het door of namens KPC opgestelde rapport van 11 november 2014 wordt ingetrokken;
5.2.
veroordeelt KPC om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 10.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,-- is bereikt;
5.3.
veroordeelt KPC in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.200,98;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Loesberg en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2015.