ECLI:NL:RBOBR:2015:1905

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
3886441
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dopingcontrole en diskwalificatie van een hengst in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 1 april 2015, vorderden eisers, waaronder de eigenaar van de hengst '[het paard]', dat de Koninklijke Vereniging Het Nederlands Trekpaard En De Haflinger de diskwalificatie van hun hengst zou intrekken. De aanleiding voor de vordering was een positieve dopingtest van het paard, die had plaatsgevonden na de hengstenkeuring op 24 januari 2015. De eisers stelden dat de Vereniging niet de juiste procedures had gevolgd bij de bloedafname, wat leidde tot onduidelijkheid over de geldigheid van de testresultaten. De eisers voerden aan dat de Vereniging tekort was geschoten in haar verplichtingen en dat de diskwalificatie van het paard hen aanzienlijke economische schade toebracht.

De Vereniging verweerde zich door te stellen dat zij de regels correct had gevolgd en dat de eigenaar van het paard op de hoogte was van de dopingcontrole. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel er enkele procedurele tekortkomingen waren, er onvoldoende bewijs was dat de uitslag van de dopingtest onjuist was. De rechter wees de vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten. De uitspraak benadrukte het belang van zorgvuldigheid bij dopingcontroles, maar bevestigde ook dat de Vereniging niet verplicht was om een specifiek protocol te volgen, zolang de controle op een zorgvuldige manier werd uitgevoerd.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Kanton ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 3886441
Rolnummer : 15-1717
Uitspraak : 1 april 2015
in de zaak van:

1.[eiser 1],

wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],

2. [eiser 2],

wonende te[woonplaats], gemeente [gemeente],

3. [eiseres 3],

wonende te[woonplaats], gemeente [gemeente],

4. [eiseres 4],

gevestigd te [vestigingsplaats], gemeente [gemeente],
eisers,
gemachtigde: mr. F.C.M. Maat-Oldenhof,
t e g e n :
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Koninklijke Vereniging Het Nederlands Trekpaard En De Haflinger,
gevestigd te Rosmalen, gemeente ‘s-Hertogenbosch,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.I. Cambier.

1.De procedure

Nadat een dag was bepaald voor de behandeling van deze zaak, hebben eisers, verder ook wel te noemen “[eiser 1]” en “[eisers sub 2 - 4]”, gedaagde, verder te noemen “de Vereniging”, doen dagvaarden.
De mondelinge behandeling, waarvoor beide partijen op voorhand een aantal producties hebben toegezonden, heeft op 27 maart 2015 plaatsgevonden. De Vereniging is bij die gelegenheid verschenen en heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van [eiser 1]. Partijen hebben bij die gelegenheid hun standpunten doen toelichten bij monde van hun gemachtigden. Deze hebben daartoe pleitaantekeningen gehanteerd die aan de kantonrechter zijn overgelegd. Daarop is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

[eiser 1] is de eigenaar van de trekpaardhengst “[het paard]” (hierna ook aangeduid als “[het paard]” of “het paard”). Eisers stellen dat [eiser 1] het paard voor het seizoen 2015 heeft verhuurd aan eiseres sub 4, waarvan eisers sub 2 en 3 vennoten zijn.
De Vereniging is stamboekhouder voor goedgekeurde trekpaardhengsten en haflingers. Jaarlijks organiseert de Vereniging keuringen waar hengsten ter keuring worden aangeboden en waar deze worden gekeurd voor de dekdienst. Hengsten die niet zijn goedgekeurd voor de dekdienst kunnen geen nakomelingen voortbrengen die in het stamboek worden ingeschreven. Nakomelingen van goedgekeurde hengsten hebben meer economische waarde dan ‘gewone’ nakomelingen en voor de verwekking hiervan wordt een (hoger) dekgeld gevraagd.
Bij de hengstenkeuring in Lunteren op 24 januari 2015 is [het paard] goedgekeurd en als kampioen aangewezen. Nadat dat was geschied werd het paard door de uitgang van de piste naar de wachtring geleid. Voordat het vervolgens naar buiten werd geleid voor het nemen van foto’s, heeft de aanwezige dierenarts, [naam dierenarts], het paard aangehouden en bij het paard bloed geprikt en 30 cc bloed afgenomen. Vervolgens is het paard naar buiten geleid.
Bij brief van 13 februari 2015 heeft de Vereniging aan [eiser 1] bericht dat uit de uitslag van het bloedonderzoek blijkt dat er ongeoorloofde middelen aanwezig waren in het bloed van [het paard], en dat het dagelijks bestuur van de Vereniging daarom heeft besloten, conform de reglementen, om het paard te diskwalificeren met betrekking tot de hengstenkeuring, met als gevolg uitsluiting van de dekdienst in 2015. Tevens wordt medegedeeld dat het paard is uitgesloten van deelname aan alle keuringen van de Vereniging in de kalenderjaren 2015 en 2016. Uit de bijgevoegde laboratoriumuitslag blijkt dat het bloed van [het paard] positief is getest op NSAID: de stoffen phenylbutazon en oxyphenbutazon zijn aangetroffen. Het gaat om resten van ontstekingsremmers.
De Vereniging heeft een bericht ter zake op haar website geplaatst, zij het zonder vermelding van de naam van het paard. De Paardenkrant heeft het bericht opgepikt en heeft er over gepubliceerd met vermelding van de naam van het paard.
[het paard] is uit de uitslagen van de keuring geschrapt. De afspraken voor het dekken met betrekking tot [het paard] zijn afgezegd. Het paard is nergens meer bij merriehouders welkom.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] vordert – zakelijk weergegeven - dat de kantonrechter bij wege van voorziening ex artikel 254 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.), uitvoerbaar bij voorraad:
1. de Vereniging te veroordelen de diskwalificatie van de hengst [het paard] in te trekken en de hengst te herbenoemen en benoemd te houden als kampioen van de hengstenkeuring van 2015, binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- per dag dat de Vereniging daarmee in gebreke blijft;
2. de Vereniging te veroordelen de uitsluiting van de dekdienst van de hengst [het paard] in te trekken en de hengst in de dekdienst op te nemen en opgenomen te houden, binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- per dag dat de Vereniging daarmee in gebreke blijft;
3. de Vereniging te veroordelen de uitsluiting van deelname aan alle keuringen van de Vereniging in de kalenderjaren 2015 en 2016 van de hengst [het paard] in te trekken en de hengst daartoe toe te laten, binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- per dag dat de Vereniging daarmee in gebreke blijft;
4. de Vereniging te veroordelen op haar website aan de mededeling omtrent de positieve dopingtest een rectificatie te plaatsen die luidt:
“inmiddels is duidelijk geworden dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld hoe de positieve dopingtest tot stand heeft kunnen komen, in geen geval kan met zekerheid worden vastgesteld dat de hengst daadwerkelijk verboden middelen toegediend had gekregen. De maatregelen die tegen (de eigenaar van de hengst) zijn getroffen, zijn om die reden ingetrokken. Hem treft geen verwijt.”en deze tekst tevens prominent te positioneren in de toelichting op de controle, zoals die wordt aangekondigd voor de maarteditie van het officiële orgaan van de Vereniging, en tevens in iedere andere uitlating omtrent de dopingcontrole van het paard, binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- per dag dat de Vereniging daarmee in gebreke blijft;
5. met veroordeling van de Vereniging in de kosten van het geding.
Eisers leggen daaraan, kort weergegeven, het volgende ten grondslag.
Eisers sub 2-4 hebben het paard gehuurd teneinde het traject van goedkeuring te begeleiden en het paard vervolgens te promoten als dekhengst en daarmee inkomsten te genereren uit dekkingen.
De Vereniging is tekort geschoten in de nakoming van haar verbintenissen jegens eisers, althans jegens [eiser 1]. Deelname aan de hengstenkeuring is een overeenkomst tussen de eigenaar en het stamboek. Daarbij neemt [eiser 1] de verplichtingen op zich om deel te nemen aan allerhande onderdelen en onderzoeken en alle daaraan verbonden kosten te voldoen. De Vereniging neemt de verplichting op zich om al die onderdelen op de juiste wijze te organiseren. Dat ziet ook op de dopingcontrole. Deze verplichting is de Vereniging niet nagekomen door het protocol voor dopingcontrole niet te volgen. Dat protocol brengt met zich dat een paard waarvan bloed moet worden gecontroleerd direct na de geleverde prestatie in een box wordt geplaatst, dat in het bijzijn van de eigenaar (of een vertegenwoordiger van de eigenaar) en een vertegenwoordiger van de organisatie door de dierenarts de gesealde en verzegelde dopingkit wordt geopend en met de daarin aanwezige materialen bloed wordt afgenomen. In het bijzijn van dezelfde personen dient dat bloed vervolgens te worden verdeeld over buisjes met de A-staal en de (controle) B-staal. Deze worden in het bijzijn van deze personen verzegeld en in een envelop ter verzending geplaatst. Ook die wordt weer verzegeld en vervolgens verzonden. Op die wijze weten alle betrokkenen dat hun belangen gewaarborgd zijn, dat het gecontroleerde bloed daadwerkelijk van het betrokken paard is en dat daarmee na afname niets is gebeurd. De meeste stamboeken hebben dit protocol ook in hun reglementen opgenomen. De Vereniging heeft dat niet.
De belangen van eisers zijn met voeten getreden. Bij de bloedafname was noch de eigenaar, noch een vertegenwoordiger van de Vereniging aanwezig. De dierenarts is met een ‘open’ spuit komen aanlopen en heeft die spuit in het paard gezet. Het bloed is vervolgens nog in de spuit door de dierenarts meegenomen. Volstrekt onbekend is wat daar nadien mee is gebeurd. En er was geen B-staal beschikbaar.
Er was geen enkele aanleiding om het paard welk middel dan ook toe te dienen. Dat is dan ook niet gebeurd. Er moet derhalve na de afname van het bloed iets zijn gebeurd of voorafgaande aan de afname met de spuit of de buisjes waar het bloed in is gegaan. En door de wijze waarop de dopingcontrole is verricht, is dat niet uit te sluiten.
Nu de Vereniging het protocol niet heeft gevolgd is het haar aan te rekenen dat er thans onduidelijkheid is ontstaan. Eisers mogen niet het slachtoffer worden van de lakse toepassing van regels en protocollen door de Vereniging. Door de maatregelen van de Vereniging is het paard ten minste een jaar uit de roulatie, waarmee dekkingen ter waarde van zo’n € 50.000,- worden misgelopen.
Subsidiair stellen eisers dat de Vereniging onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door bestaande protocollen niet na te leven.
3.2.
De Vereniging heeft, kort weergegeven, het volgende verweer gevoerd.
Zij heeft alle hengstenhouders die een paard hadden opgegeven voor de keuring bij brief van 6 januari 2015 ingelicht dat een onderzoek naar verboden middelen tot de mogelijkheden behoort en dat in ieder geval de kampioen dit (bloed)onderzoek zal moeten ondergaan. Ook in de catalogus van de hengstenkeuring wordt gestipuleerd dat het verboden is om stoffen aan het paard toe te voegen c.q. toe te dienen die de prestaties kunnen beïnvloeden en dat bij constatering, maar ook bij verdenking, hiervan straffen kunnen volgen. Een en ander vindt zijn grondslag in het Reglement op de Stamboekhouding, meer specifiek de artikelen 22 tot en met 25. Eisers hebben zich hieraan, door aanmelding van het paard voor de keuring, geconformeerd.
De Vereniging beschikt niet over een (uitgebreid) dopingreglement, zoals andere, toonaangevende stamboeken wel hebben. Eisers kunnen dus ook niet een beroep doen op zo’n protocol. Door hun lidmaatschap hebben eisers zich geconformeerd aan de regelgeving binnen de Vereniging. De beslissing van de Vereniging om het paard te diskwalificeren en uit te sluiten van de dekdienst is genomen na een deugdelijk en zorgvuldig onderzoek. Conform de bij de Vereniging geldende procedure is het paard na het verlaten van de ring door de aanwezige veterinair aangehouden. Daar was de heer [naam vertegenwoordiger van de vereniging] als vertegenwoordiger van de Vereniging bij aanwezig. In het bijzijn van de heer [naam vertegenwoordiger van de vereniging] en de vertegenwoordiger van [eiser 1] heeft de dierenarts bloed geprikt van het aard en 30 cc bloed afgenomen en in drie serumbuizen van elk 10 cc gedaan. De Vereniging verwijst naar de verklaring van de dierenarts, het aanvraagformulier bij IDEXX Laboratories, de verzendlijst van de dierenarts en de verklaring van de heer [naam vertegenwoordiger van de vereniging]. Er is geen sprake van verwisseling of fraude of iets dergelijks.
Voor de toelichting op en onderbouwing van de standpunten van partijen zij verwezen naar de stukken van het geding.

4.De beoordeling

4.1.
Voldoende aannemelijk is dat de vordering een waarde vertegenwoordigt van niet meer dan € 25.000,-, nadat eisers ter zitting hebben verklaard dat de vordering in een eventuele bodemprocedure dat bedrag niet te boven zal gaan. De kantonrechter is daarom bevoegd de onderhavige zaak in kort geding te behandelen.
4.2.
De Vereniging heeft betwist dat [eisers sub 2 - 4] ontvankelijk zijn in de vorderingen, omdat niet is aangetoond dat zij een huurovereenkomst ten aanzien van het paard hebben gesloten met [eiser 1] en omdat, als dat al zo is, zij als huurder van het paard buiten de overeenkomst tussen [eiser 1] en de Vereniging staan en er geen rechtsgrond is voor hun vorderingen en zij daarbij ook geen belang hebben.
Een huurovereenkomst tussen [eiser 1] en de Vereniging is niet in het geding gebracht. Er is in dit kort geding geen mogelijkheid om nader onderzoek in te stellen naar het bestaan van de gestelde huurovereenkomst, maar het feit dat zowel [eiser 1] als eiser sub 2 ter zitting aanwezig waren en hebben volgehouden dat er tussen hen een huurovereenkomst bestaat, volstaat voor het voorshands aannemen van het bestaan ervan.
Voorts kan worden aangenomen dat [eisers sub 2 - 4] als huurders van het paard belang bij de vorderingen hebben, aangezien zij het paard willen gebruiken voor dekkingen en zij aldus, als het paard is goedgekeurd, inkomsten kunnen genereren.
Ook [eisers sub 2 - 4] zijn daarom ontvankelijk in de vorderingen.
4.3.
De spoedeisendheid van de vorderingen is door de Vereniging niet bestreden. Eisers hebben dat voldoende aannemelijk gemaakt door aan te voeren dat het dekseizoen voor de deur staat en op zeer korte termijn duidelijk moet zijn of het paard wel of niet is toegelaten tot de dekdienst. Eisers zijn daarom ontvankelijk in hun vordering.
4.4.
In de onderhavige procedure, strekkende tot het treffen van een voorlopige voorziening, dient de vordering slechts te worden toegewezen indien met een redelijke mate van zekerheid kan worden aangenomen dat de kantonrechter een overeenkomstige vordering in de bodemprocedure zal toewijzen.
Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
4.5.
Vaststaat dat de Vereniging geen protocol heeft met betrekking tot de dopingcontrole. Eisers hebben een beroep gedaan op protocollen met betrekking tot de dopingcontrole die gelden bij andere stamboeken. Deze kunnen niet, althans niet zonder meer, worden gebruikt voor de toetsing van de gang van zaken bij de dopingcontrole/bloedafname in het geval van [het paard]. De Vereniging is niet verplicht om een dergelijk (uitgeschreven) protocol voorhanden te hebben en toe te passen bij de controle van paarden op doping.
4.6.
Dat neemt niet weg dat van de Vereniging zorgvuldigheid mag worden verwacht bij het uitvoeren van een dergelijke controle. Voor de eigenaren van de te keuren paarden zijn belangen gemoeid met de keuring. Opname van een paard in het stamboek is van belang voor de eigenaren. Eigenaren van een dekhengst hebben daarbij onder meer het economische belang dat voor de verwekking van nakomelingen van goedgekeurde hengsten dekgeld kan worden gevraagd.
In het algemeen zou kunnen worden gezegd dat dopingcontroles door instanties strenger gereglementeerd behoren te zijn naarmate er grotere belangen op het spel staan. Zo is er bijvoorbeeld een uitgebreid protocol opgesteld door de dopingautoriteit waar het de controle van (top)sporters op doping betreft.
4.7.
In het onderhavige geval wist [eiser 1] dat [het paard], als hij tot kampioen zou worden uitgeroepen, een dopingcontrole zou moeten ondergaan, direct nadat hij als kampioen was aangewezen. In de brief van 6 januari 2015 aan de trekpaardhengstenhouders staat daarover dat een bloedonderzoek bij het te keuren of gekeurde paard kan plaatsvinden voor de controle op het gebruik van verboden middelen, en dat de kampioen in ieder geval een bloedonderzoek zal dienen te ondergaan. Ook in de catalogus van de hengstenkeuring is aangegeven dat de kampioen in ieder geval een bloedonderzoek zal dienen te ondergaan. Daarover is in de catalogus vermeld:
“Bovenstaand onderzoek zal plaatsvinden nà een eventuele voorlopige goedkeuring a.h.v. het individueel beoordelen, maar vóór het primeren.Het onderzoek dient dus direct na de individuele keuring te gebeuren.Hier is een plaats bij de uitgang van de ring gereserveerd, zodat alle paarden daar rechtstreeks het veterinaire onderzoek kunnen ondergaan. Het is dus niet mogelijk het betreffende paard op een vroeger of later tijdstip te laten controleren.”(vet in het origineel; ktr.)
4.8.
[het paard] is, nadat hij uit de ring was geleid, in de wachtring staande gehouden door de dierenarts. Deze heeft met een injectiespuit bloed van het paard afgenomen.
Volgens eisers was [eiser 1] noch een vertegenwoordiger van hem daarbij aanwezig en was evenmin een vertegenwoordiger van de Vereniging daarbij aanwezig. Voorts zou de dierenarts met een ‘open’ spuit zijn komen aanlopen en heeft hij die in het paard gezet, en heeft de dierenarts het bloed in de spuit meegenomen. Eisers hebben enkele verklaringen van personen die aanwezig waren bij de bloedafname dan wel die hebben gezien dat er bloed bij het paard is afgenomen, welke verklaringen deze stellingen kunnen ondersteunen, in het geding gebracht.
De Vereniging heeft aangevoerd dat degene die het paard op dat moment leidde als de vertegenwoordiger van [eiser 1] bij de bloedafname moet worden beschouwd en dat daar namens haar tevens aanwezig was de heer [naam vertegenwoordiger van de vereniging]. Tevens heeft zij een verklaring van de dierenarts, de heer [naam dierenarts], en een verklaring van de heer [naam vertegenwoordiger van de vereniging] in het geding gebracht.
4.9.
De dierenarts heeft in zijn schriftelijke verklaring d.d. 22 maart 2015 verklaard dat de monstername heeft plaatsgevonden bij de uitgang van de ring, op de locatie die hem als veterinair is toegewezen om zijn onderzoeken te verrichten en die ook als zodanig is ingericht. Voorts heeft hij onder meer verklaard:
“In de directe nabijheid van de hengst en onder toeziend oog van zijn begeleider dan wel een vertegenwoordiger van de eigenaar zijn mij de materialen aangereikt in een afsluitbare verpakking door een functionaris van het stamboek, n.l. de assistent ringmeester Dhr. [naam vertegenwoordiger van de vereniging], mede dienend als getuige.
Pas op dat moment zijn naald en spuit uit hun steriele verpakking gehaald door mij om daarna direct 30 cc bloed af te nemen bij deze hengst. Waarna het bloed onmiddellijk verdeeld is over drie “serumbuizen” van elk 10 cc inhoud. De naald komt daarbij enkel in contact met de te bemonsteren hengst, direct nadat hij uit zijn omhulsel is gehaald.
De serumbuizen werden direct nadat zij gevuld waren met het afgenomen bloed, gemerkt met watervaste stift door ze te beschrijven met de naam “[het paard]”, dit allemaal in het zicht en de directe nabijheid van zowel de begeleider van de hengst als de functionaris van het K.V.T.H., in dit geval dhr. [naam vertegenwoordiger van de vereniging].
De serumbuisjes zijn teruggeplaatst in de afsluitbare verpakking, en door mij zorgvuldig bewaakt. Direct na aankomst op mijn praktijk zijn de monsters tezamen in een sealbag verpakt en met het inzendformulier (zie kopie) per koerier verzonden naar het laboratorium. Op 27 januari zijn de monsters in behandeling genomen, waarna op 7 februari de uitslag volgde.
Gaarne wil ik de volgende feiten benadrukken:
Er bevonden zich van 24 t/m 26 januari geen andere bloedmonsters in de verschillende ruimtes waar ik de bloedmonsters zich begeven hebben, d.w.z. de vergaderruimte van manege ‘de Nieuwe Heuvel’ te Lunteren, mijn auto en mijn koelkast van mijn privéwoning.
Er zijn geen andere bloedmonsters van paarden verzonden op 26 januari naar het betreffende laboratorium (zie overzicht verzendlijst). Verwisseling met andere monsters is dus niet mogelijk geweest.
Daarnaast heb ik op 24 en 25 januari geen dieren behandeld, niet tijdens de keuring of anderzijds. Ik ben dan ook op geen enkele wijze in contact gekomen met medicatie zoals aangetroffen in het bloed van de hengst [het paard].
(..)”
4.10.
Gelet op de op het spel staande belangen mag van de Vereniging worden verwacht dat zij voor de eigenaar van een te keuren paard controlemogelijkheden in de procedure voor de dopingcontrole creëert. Aan eisers kan wat dat betreft worden toegegeven dat de Vereniging de procedure voor het bloed afnemen met meer waarborgen had behoren in te richten. Zo zou het op zijn plaats zijn geweest dat de dierenarts, alvorens bloed bij het paard af te nemen, controleert of de eigenaar ervan aanwezig is dan wel een vertegenwoordiger van de eigenaar, zodat deze kan controleren of inderdaad bloed van zijn paard wordt afgenomen en op welke wijze dat gebeurt, en dat dat wordt gedaan door een dierenarts. Bloedafname is een medische handeling; daar hoort de eigenaar of een vertegenwoordiger van de eigenaar bij aanwezig te zijn. De dierenarts (dan wel de aanwezige official van de Vereniging) mag er niet zonder meer vanuit gaan dat de persoon die het paard op dat moment leidt de vertegenwoordiger van de eigenaar is bij de bloedafname. Tevens was het op zijn plaats geweest dat op enig moment (bijvoorbeeld in de uitnodigingsbrief of bij de bloedafname) aan de eigenaar was kenbaar gemaakt dat hij het recht heeft op afname van een tweede (controle)monster, zodat, als hij dat wenst, een tweede analyse van het bloed van het paard van dat moment kan plaatsvinden. De Vereniging heeft aangevoerd dat de eigenaar van een paard op grond van artikel 25 van het Stamboekreglement op het moment van de monstername de mogelijkheid heeft van een contra-expertise. Het betreffende artikel luidt:
“Tegen de te nemen maatregelen staat beroep open ter plekke van de keuring door inschakeling van een onafhankelijke dierenarts en twee deskundigen. Eén van de deskundigen kan worden aangewezen door de eigenaar van het betreffende paard.”Uit dit artikel blijkt niet, althans onvoldoende dat de eigenaar van een paard bij de bloedafname in het kader van de dopingcontrole kan verzoeken om afname van een tweede (controle)monster. Het betreffende artikel ziet kennelijk op oordelen van (onder andere) de dierenarts in het kader van de in de voorgaande artikelen bedoelde keuring, naar aanleiding waarvan (straf)maatregelen zijn genomen door het dagelijks bestuur. Op het moment van de bloedafname wordt echter nog geen oordeel uitgesproken en is geen sprake van ‘maatregelen’.
De wijze waarop bloed wordt afgenomen bij het paard en de omgang met het afgenomen bloed kan evenwel in beginsel worden overgelaten aan de dierenarts als professional in zijn vak.
4.11.
Het feit dat in het onderhavige geval niet gecontroleerd is of de eigenaar of een vertegenwoordiger van de eigenaar bij de bloedafname aanwezig is en dat niet aan hem is medegedeeld dat hij eventueel een tweede (controle)bloedmonster kan laten afnemen en dat geen tweede bloedmonster van [het paard] is afgenomen, betekent echter niet, althans niet zonder meer, dat de uitslag van de bloedtest niet geldig is en de Vereniging niet de door haar genomen besluiten zou kunnen handhaven.
Als niet weersproken staat vast dat de dierenarts tijdens de keuring van slechts één paard, namelijk van [het paard], bloed heeft afgenomen. Uit de door de Vereniging overgelegde verzendlijst van de dierenarts blijkt dat daarop de naam van [het paard] is vermeld met het nummer[nummer van het paard op de verzendlijst], en uit het door de Vereniging overgelegde aanvraagformulier bij IDEXX Laboratories blijkt dat de naam van [het paard] en datzelfde nummer daarop zijn vermeld. Dat nummer is eveneens vermeld op de uitslag van de test die aan [eiser 1] is toegezonden.
Mede gelet op de inhoud van de verklaring van de dierenarts, zoals hiervoor weergegeven, moet er daarom voorshands van worden uitgegaan dat in het bloed van [het paard] de verboden stoffen zijn aangetroffen, zoals vermeld in de uitslag van het laboratorium. Er is voorshands onvoldoende reden om aan te nemen dat er technische of beroepsfouten zijn gemaakt in de procedure van het afnemen van het bloed bij [het paard] en de analyse van het betreffende bloedmonster. Dat er geen mogelijkheid is geweest voor analyse van een controlemonster van het bloed van [het paard] betekent niet dat de onderhavige testuitslag onjuist is. Het enkele feit dat er enkele vormfouten zijn gemaakt in die zin dat niet (expliciet) gecontroleerd is of de eigenaar of een vertegenwoordiger van de eigenaar bij de bloedafname aanwezig is en dat niet aan de eigenaar is kenbaar gemaakt dat hij kan verzoeken om afname van een tweede (controle)bloedmonster, doet niet af aan deze conclusie.
4.12.
Het voorgaande brengt met zich dat onvoldoende aannemelijk is dat de vorderingen van eisers in een bodemprocedure zullen worden toegewezen, en dat er onvoldoende grond is voor toewijzing van de vorderingen in de onderhavige procedure.
4.13.
Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt eisers in de kosten van de procedure, aan de zijde van de Vereniging begroot op € 400,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast).
Aldus gewezen door mr. J.H. Wiggers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 april 2015.