ECLI:NL:RBOBR:2015:2579

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 mei 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
01/845630-14
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing en poging tot afpersing met gevangenisstraf en terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 4 mei 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van afpersing en poging tot afpersing. De verdachte, geboren in 1962 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het dwingen van twee slachtoffers tot de afgifte van geldbedragen door middel van bedreiging met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 augustus 2014 in Eindhoven met een mes [slachtoffer 1] heeft bedreigd en gedwongen tot de afgifte van 350 euro, en op 26 augustus 2014 [slachtoffer 2] heeft bedreigd met een mes in een poging om geld af te persen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en hem veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 21 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd, gezien de psychische toestand van de verdachte en het advies van deskundigen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en verslaving aan heroïne. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, waarbij de verdachte verplicht werd om schadevergoeding te betalen aan zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845630-14
Datum uitspraak: 04 mei 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1962],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd in de PI Middelburg- locatie Torentijd – in Middelburg.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 november 2014, 2 februari 2015 en 21 april 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 oktober 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.hij op of omstreeks 23 augustus 2014 te Eindhoven met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 350 euro, althans (een) geld(bedrag), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] dreigend een mes, atlhans een scherp en/of puntig voorwerp heeft voorgehouden en/of daarbij (dreigend) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Geef me je geld. Ik wil de kassa. Ik wil geld. Nu.", althans woorden van gelijke aard of strekking;
2.hij op of omstreeks 26 augustus 2014 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, die [slachtoffer 2] dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft voorgehouden en daarbij (dreigend) tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Geef geld," althans woorden van gelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.op 23 augustus 2014 te Eindhoven met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 350 euro, toebehorende aan [bedrijf 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] dreigend een mes heeft voorgehouden en daarbij (dreigend) tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Geef me je geld. Ik wil de kassa. Ik wil geld. Nu.";
2.op 26 augustus 2014 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van zijn, verdachtes, gading, toebehorende aan [bedrijf 1], die [slachtoffer 2] dreigend een mes heeft voorgehouden en daarbij (dreigend) tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "Geef geld,", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist ten aanzien van de feiten 1 en 2 een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek van voorarrest en terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Voorts eist de officier van justitie integrale toewijzing van de vorderingen van de drie benadeelde partijen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf en maatregel die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval en een poging daartoe.
Overvallen leiden tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen hij besloot op een gewelddadige manier snel aan geld te willen komen. Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun lichamelijke integriteit aangetast. De bedreigingen moeten een grote indruk op hen hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Het gewelddadig karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om geweld tegen andere mensen te gebruiken. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen. Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte in het verleden al eens is veroordeeld tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging terzake een groot aantal geweldsfeiten.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat uit de rapportages van de gedragsdeskundigen blijkt dat de feiten slechts in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
Op 15 december 2014 hebben de psychiater A.H.A.C. van Bakel en de arts in opleiding tot psychiater L.J.J. Spoelstra een rapport omtrent verdachte uitgebracht. Dit rapport houdt – verkort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is er langere tijd sprake van schizofrenie van het paranoïde type en van afhankelijkheid van heroïne. Ten tijde van het tenlastegelegde uitte de schizofrenie zich in de vorm van een paranoïd-psychotisch toestandsbeeld. Betrokkene was op dat moment zuchtig naar heroïne en had heroïne ook nodig om de psychotische onrust de baas te worden. Betrokkenes handelen werd in redelijke mate door zijn psychopathologie bepaald, echter niet volledig. Betrokkene was, ondanks het bestaan van chronische pathologie, tot op zekere hoogte in staat te beredeneren dat zijn handelen ontoelaatbaar was. Betrokkene was verminderd toerekeningsvatbaar. De chroniciteit van zijn beperkingen die voortkomen uit de psychopathologie, alsook het ontbreken van ziektebesef en ziekte-inzicht, kunnen van belang zijn voor de kans op recidive. Verdachte heeft geen werk of dagbesteding, heeft geen partnerrelatie en leeft sociaal geïsoleerd. Genoemde factoren en condities werken negatief versterkend op elkaar in. Behandeling met antipsychotica is noodzakelijk om het paranoïd-psychotisch toestandsbeeld in voldoende mate onder controle te houden. Behandeling met voldoende hoog gedoseerde methadon is noodzakelijk om de zucht naar heroïne onder controle te houden. De huidige ambulante thuisbegeleiding door het FACT-team is onvoldoende gebleken. Opschaling van deze begeleiding lijkt aangewezen. Indien betrokkene aangeeft gemotiveerd te zijn voor het nemen van methadon en Cisordinol, dan wordt geadviseerd om verdachte een behandeling aan te bieden in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Op 22 december 2014 heeft de klinisch psycholoog drs. S.J.J. Steketee een rapport omtrent verdachte uitgebracht.
De psycholoog heeft zich in gelijke bewoordingen uitgelaten als Van Bakel en Spoelstra voornoemd en eveneens een terbeschikkingstelling met voorwaarden geadviseerd.
In het advies van[medewerksters Novadic-Kentron] d.d. 2 april 2015 wordt eveneens een terbeschikkingstelling met voorwaarden geadviseerd. In dit rapport staan de voorwaarden omschreven.
Ter terechtzitting van 21 april 2015 heeft [medewerksters Novadic-Kentron] als deskundige zich achter dit advies geschaard.
De verdachte heeft zich op dezelfde terechtzitting bereid verklaard tot naleving van de in voormeld advies omschreven voorwaarden.
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies en adviezen over. Met de psycholoog en de psychiaters is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met de door de reclassering geformuleerde voorwaarden noodzakelijk maakt.
De rechtbank overweegt voorts dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. De hierna te kwalificeren misdrijven betreft misdrijven waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts merkt de rechtbank op dat het misdrijven betreft die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De rechtbank zal op grond van het vorenstaande en gelet op het ultimum remedium beginsel dan ook niet overgaan tot het opleggen van de door de officier van justitie gevorderde terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek van voorarrest en daarnaast de terbeschikkingstelling met hierna te melden voorwaarden.

De vordering van [slachtoffer 1] (feit 1). De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de [bedrijf 1] (feit 1). De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van 350,-- euro, zijnde het afgeperste geldbedrag.

De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de gevorderde extra loonkosten ten bedrage van 735,-- euro, aangezien de bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de [slachtoffer 2] (feit 2).

De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 37a, 38, 38a, 38e, 45, 57, 60a, 317.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1: Afpersing. t.a.v. feit 2: Poging tot afpersing. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.

T.a.v. feit 1, feit 2:- een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27

Wetboek van Strafrecht.

T.a.v. feit 1, feit 2:- Terbeschikkingstelling met voorwaarden voor de duur van 2 jaar.

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich bij ontslag uit de P.I. direct moet melden bij de bureaudienst van Novadic Kentron reclassering op telefoonnummer 073-6409696. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- verplicht wordt om zich te laten behandelen voor zijn verslaving aan verdovende middelen (in concreto heroïne en cannabis) bij de[kliniek], en/of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. De reclassering acht het daarbij van belang dat een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxicatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek kan plaatsvinden binnen een ambulant behandeltraject. Veroordeelde wordt verplicht tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
- verplicht wordt om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen in een FPK of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (genees-)directeur van die instelling zullen worden gegeven, op het moment dat het zorgaanbod voor betrokkene beschikbaar is.
- verplicht wordt om tijdens het tbs met voorwaarden toezicht, na de klinische fase, te verblijven binnen een RIBW (nog door de IFZ te indiceren) of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- verplicht wordt om zich te houden aan de richtlijnen van een geneesheer voor wat betreft medicamenteuze behandeling (zo nodig in depotvorm, hierin is de geneesheer bepalend), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- zijn medewerking zal verlenen aan de drie-partijen overeenkomst tussen veroordeelde, de reclassering en de zorg/behandelinstanties.
- zich zal houden aan de aanwijzingen en de afspraken van de reclassering.
- akkoord gaat met een eventuele time-outplaatsing binnen een door IFZ te indiceren instelling en/of door de reclassering en waarbij de officier van justitie zorg draagt voor justitieel vervoer.
- akkoord gaat met inzage in zijn financiën.
- zich, indien geïndiceerd door de reclassering, onder bewind laat stellen.
- zich houdt aan de richtlijnen van de behandelend geneesheer, ook indien dit inhoudt zich houden aan medicatievoorschriften, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- zich zal houden aan de richtlijnen van de behandelaar en de reclassering voor wat betreft middelengebruik, ook indien dit abstinentie van alle soorten middelen inhoudt,
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
T.a.v. feit 1: Maatregel van schadevergoeding van EUR 1893,27 subsidiair 28 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 1.893,27 (zegge: achttienhonderddrieënnegentig euro en zevenentwintig eurocenten), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 28 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van 643,27 euro materiële schade en een bedrag van 1.250,-- euro immateriële schade.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 1.893,27 (zegge: achttienhonderddrieënnegentig euro en zevenentwintig eurocenten). Het bedrag bestaat uit een bedrag van 643,27 materiële schade en een bedrag van 1.250,-- euro immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. feit 1: Maatregel van schadevergoeding van EUR 350,00 subsidiair 7 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 1] van een bedrag van EUR 350,-- (zegge: driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schade.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de [bedrijf 1],
van een bedrag van EUR 350,-- (zegge: driehonderdvijftig euro). Het bedrag bestaat uit materiële schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. feit 2: Maatregel van schadevergoeding van EUR 750,00 subsidiair 15 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 750 ,-- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schade.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de [slachtoffer 2], van een bedrag van EUR 750,-- (zegge: zevenhonderdvijftig euro). Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. E.W. van den Heuvel, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 4 mei 2015.