ECLI:NL:RBOBR:2015:2609
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van mensenhandel na onvoldoende bewijs van opzet en betrokkenheid
Op 4 mei 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel. De zaak was aanhangig gemaakt via een dagvaarding op 22 december 2014, en de zitting vond plaats op 21 april 2015. De verdachte werd ervan beschuldigd dat hij in de periode van 25 juli 2012 tot en met 14 augustus 2013, in of om de gemeente Eindhoven en mogelijk ook in België, meerdere vrouwen had aangeworven en vervoerd met het oogmerk hen te laten deelnemen aan seksuele handelingen tegen betaling. De officier van justitie eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was.
De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. Na het horen van de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging, kwam de rechtbank tot de conclusie dat er niet wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte wist dat de vrouwen die hij vervoerde zich beschikbaar stelden voor prostitutie. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de betrokken vrouwen en de omstandigheden rondom de vervoersopdrachten onvoldoende waren om te concluderen dat de verdachte op de hoogte was van hun activiteiten.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastelegging, omdat niet bewezen kon worden dat hij op de hoogte was van de prostitutiewerkzaamheden van de vrouwen die hij vervoerde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is op 4 mei 2015 openbaar gemaakt.