In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 4 mei 2015 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, die eerder ter beschikking was gesteld bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 18 januari 2011. De terbeschikkingstelling was voor het laatst verlengd op 29 maart 2013. De officier van justitie heeft op 22 december 2014 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaar. Deze vordering is behandeld tijdens een openbare zitting op 29 januari 2015, waarbij de terbeschikkinggestelde om medische redenen niet aanwezig kon zijn. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om de terbeschikkinggestelde in een andere rechtbank te horen. Op 25 februari 2015 vond dit verhoor plaats, waarna de zaak opnieuw werd behandeld op 21 april 2015.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de feiten en omstandigheden van de zaak, waaronder de indexdelicten: mishandeling, poging tot zware mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De deskundige A. Schel heeft verklaard dat er bij de terbeschikkinggestelde sprake is van complexe problematiek en dat stabilisatie van zijn toestand nog niet is bereikt. De deskundige adviseert om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, gezien het hoge recidiverisico en het ontbreken van ziektebesef bij de terbeschikkinggestelde.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en geoordeeld dat de veiligheid van anderen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de kliniek te verzoeken tot meer voortvarendheid, omdat uit het advies van de inrichting blijkt dat er al voortvarend wordt gewerkt aan de verruiming van de verlofmogelijkheden. De rechtbank heeft de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, zoals verzocht door de officier van justitie.