ECLI:NL:RBOBR:2015:2846
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.M. Kooijmans-de Kort
- S.J.W. Hermans
- W.T.A.M. Verheggen
- Rechtspraak.nl
Beslissing inzake de vordering tot verlenging terbeschikkingstelling na overlijden terbeschikkinggestelde
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 1 mei 2015 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde, die eerder ter beschikking was gesteld bij vonnis van 24 maart 2009 en wiens terbeschikkingstelling voor het laatst was verlengd op 2 mei 2013, recentelijk is overleden. De officier van justitie heeft op 4 maart 2015 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van twee jaar. Deze vordering is behandeld tijdens een openbare terechtzitting op 1 mei 2015, waar de officier van justitie heeft meegedeeld dat de terbeschikkinggestelde is overleden in de nacht van 27 op 28 april 2015. Gezien het overlijden van de terbeschikkinggestelde heeft de rechtbank geoordeeld dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is in zijn vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling. De rechtbank heeft de beslissing genomen om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, wat betekent dat de vordering niet verder in behandeling wordt genomen. Deze uitspraak is gedaan door de voorzitter mr. A.M. Kooijmans-de Kort en de leden mr. S.J.W. Hermans en mr. W.T.A.M. Verheggen, in aanwezigheid van griffier L.D. Wittenberg. Mr. W.T.A.M. Verheggen was niet in staat om de beschikking mede te ondertekenen.