ECLI:NL:RBOBR:2015:2951

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2015
Publicatiedatum
20 mei 2015
Zaaknummer
3620570 CV EXPL 14-10412
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • E.J. Spoor
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomsten tussen sportverenigingen en verhuurder van sportcomplex met zwembad en de gevolgen van een aangekondigde huurverhoging

In deze zaak hebben de Verenigingen, bestaande uit de Vughtse zwem- en polovereniging de Dommelbaarzen, de Eerste Vughtse Basketball vereniging “Octopus” en de Badmintonclub Vught, een vordering ingesteld tegen LACO Vught B.V. De Verenigingen huurden al jarenlang ruimtes in het sportcomplex Ouwerkerk, dat door LACO werd geëxploiteerd. Na de overname van het complex door LACO in 2013, ontstond er onenigheid over de voortzetting van de huurovereenkomsten en de aangekondigde huurverhoging van bijna 50% voor het seizoen 2014/2015. De kantonrechter oordeelde dat de mededeling van de huurverhoging te laat was gedaan en dat LACO gehouden was de overeenkomsten voor het komende seizoen voort te zetten tegen de gebruikelijke tarieven. De rechter stelde vast dat de huurovereenkomsten stilzwijgend werden verlengd en dat de Verenigingen recht hadden op ontruimingsbescherming op basis van artikel 7:230a BW. LACO had de overeenkomsten tijdig opgezegd, maar de rechter oordeelde dat de opzegging niet tijdig was in het licht van de verwachtingen die bij de Verenigingen waren gewekt door eerdere communicatie. De rechter wees de vorderingen van LACO in reconventie af, waarbij LACO had verzocht om te verklaren dat de huurovereenkomsten eindigden per 1 augustus 2015. De uitspraak benadrukt het belang van redelijkheid en billijkheid in huurovereenkomsten en de noodzaak voor verhuurders om tijdig en duidelijk te communiceren over wijzigingen in huurvoorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST BRABANT

Kanton ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 3620570 / 346
Rolnummer : CV EXPL 14-10412
Uitspraak : 21 mei 2015
in de zaak van:
1.
De vereniging Vughtse zwem- en polovereniging de Dommelbaarzen,
gevestigd te Vught,
2.
De vereniging Eerste Vughtse Basketball vereniging “Octopus”,
gevestigd te Vught.
3.
De vereniging Badmintonclub Vught,
gevestigd te Vught,
eiseressen,
gemachtigde: mr E.H.H. Schelhaas,
t e g e n :

LACO Vught B.V.

gevestigd te Vught,
gedaagde,
gemachtigde: mr J.J. Jaspers,
Eiseressen zullen hierna afzonderlijk ook worden genoemd: “de Dommelbaarzen”, “Octopus” en “de Badmintonclub” en gezamenlijk “de Verenigingen” en gedaagde: “Laco”.

De procedure

1.1.
De Verenigingen hebben bij dagvaarding d.d. 14 november 2014 gevorderd dat de kantonrechter:
1. zal verklaren voor recht dat tussen Laco en de Verenigingen huurovereenkomsten van kracht zijn die steeds jaarlijks stilzwijgend van 1 augustus tot 1 augustus worden verlengd, behoudens opzegging door een van partijen met inachtneming van een redelijke opzeggingstermijn;
2. zal verklaren voor recht dat de huurovereenkomsten tussen Laco en de Verenigingen in ieder geval zijn voortgezet tot 1 augustus 2015 en Laco zal veroordelen die huurovereenkomsten tussen Laco en de Verenigingen tot 1 augustus 2015 na te komen, althans zo veel langer dat de betreffende huurovereenkomsten voortduren en/of de Verenigingen ontruimingsbescherming toekomt, zulks onder de voorwaarden zoals Laco en de Verenigingen zijn overeengekomen naar aanleiding van de brief van Laco van maart 2014, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom ter hoogte van € 2500,-- per overtreding per eisende partij en € 750,-- per overtreding per eisende partij voor iedere dag dat de overtreding voortduurt; Laco zal veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover ingaande de 15e dag van het vonnis en Laco zal veroordelen tot voldoening van de nakosten ter hoogte van € 131,- dan wel – indien betekening van de uitspraak plaatsvindt – € 199,00.
1.2.
Laco heeft vervolgens bij antwoord de vorderingen van de Verenigingen bestreden. Ze heeft daarbij tevens een eis in reconventie ingediend, welke eis luidt dat de kantonrechter:
A (betreft de conventie, kantonrechter)
B Zal verklaren voor recht dat de tussen partijen gesloten overeenkomsten, huurovereenkomsten voor bepaalde tijd zijn, welke steeds zijn geëindigd door het verlaten van de sportaccommodaties door de Verenigingen en hun leden en dat van stilzwijgende verlenging geen sprake is;
C Zal verklaren voor recht dat de huurovereenkomsten tussen Laco en de Verenigingen in elk geval eindigen per 1 augustus 2015 en dat aan de Verenigingen geen ontruimingsbescherming toekomt;
D De huurprijs voor de Verenigingen voor het gebruik van de accommodaties voor de periode 1 januari 2015 tot 1 augustus 2015 zal vaststellen op, althans zal bepalen althans zal verklaren voor recht dat Laco gerechtigd is die huurprijs in rekening te brengen en dat de Verenigingen die huurprijs verschuldigd zijn:
€ 36.794,50 voor de Dommelbaarzen;
€ 3.464,50 voor BC Vught;
€ 14.157,50 voor Octopus;
en daarbij tevens zal bepalen dat ieder der verenigingen aan Laco de volledige huurprijs dient te voldoen binnen 15 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis met bepaling dat de Verenigingen aan Laco over de huurprijsverhoging ad respectievelijk € 11.528,94 voor de Dommelbaarzen, € 1.085,54 voor BC Vught en
€ 4.436,00 voor Octopus de wettelijke (handels)rente verschuldigd zullen zijn vanaf de vervaldatum van het evenredige gedeelte van de huurprijs, zijnde respectievelijk 1 januari 2015, 1 maart 2015 en 1 mei 2015 tot aan de datum der algehele voldoening, althans te bepalen dat de Verenigingen aan Laco de wettelijke (handels)rente over die verhoging verschuldigd zijn vanaf de datum van het in dezen te wijzen vonnis tot aan de datum der algehele voldoening;
E Tevens voorwaardelijk subsidiair, voor zover de huur c.q. het gebruik van Ouwerk vanaf 1 september 2015 door de Verenigingen wordt voortgezet, zal verklaren voor recht dat het Laco vrij staat een zodanige huurprijs te bedingen dat zij daarmee een sluitende exploitatie kan voeren, welke huurprijs in concreto neer komt op een prijsverhoging van 100% ten opzichte van de voor het seizoen 2013/2014 gehanteerde prijzen;
F De Verenigingen zal veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten.
1.2.
Bij akte van 15 januari 2015 heeft Laco een correctie vermeld voor de conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie.
1.3.
Hierna is bij tussenvonnis van 22 januari 2015 een comparitie van partijen bevolen. Deze heeft plaatsgevonden op 8 april 2015. Daaraan voorafgaand hebben de Verenigingen een conclusie van antwoord in reconventie ingediend en heeft Laco nog enige producties overgelegd.
1.4.
Tot slot is vonnis bepaald.

Het geschil en de beoordeling ervan

2. In rechte kan, als enerzijds gesteld en anderzijds niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd bestreden, van de navolgende feiten worden uitgegaan.
2.1.
Het sportcomplex Ouwerkerk was tot 1 september 1994 een gemeentelijke sporthal. Op 11 juli 1994 heeft Laco (destijds Vught Recreatie BV i.o.) met betrekking tot dit sportcomplex met de gemeente een erfpachtovereenkomst gesloten en een privatiseringsovereenkomst (producties 1 en 2 bij dagvaarding). Op 8 augustus 1995 zijn deze overeenkomsten gevolgd door de vestiging van een zakelijk recht van erfpacht ingaande op 1 september 1994 en eindigend op 31 augustus 2014. Hiervoor werd een jaarlijkse erfpachtcanon overeengekomen van ƒ 100. De gemeente verstrekte een eenmalige bijdrage ter hoogte van ƒ 900.000 voor achterstallig onderhoud, alsmede een geldlening van ƒ 1.000.000 voor verbeteringen en verbouwingen en ook een jaarlijkse exploitatiebijdrage die in de loop van de periode van 20 jaar daalde van ƒ 250.000 naar ƒ 150.000 per jaar. Deze bijdrage was bedoeld om de bestaande sportfaciliteiten voordelig aan te bieden aan de inwoners van Vught. Daarover bestonden afspraken tussen Laco en de gemeente.
Laco zou het sportcomplex na 20 jaar mogen kopen en in eigendom verkrijgen voor een bedrag van één gulden. Laco heeft in het complex naast de bestaande sport- en recreatiemogelijkheden een eigen fitnessclub geëxploiteerd.
2.2.
Laco heeft op 9 september 2014 de volledige eigendom van het gehele sportcomplex verkregen.
2.3.
De in dit geding als eisers optredende Verenigingen maakten (naast andere organisaties) gebruik van ruimten en sportfaciliteiten in het sportcomplex. De Dommelbaarzen maakten gebruik van het zwembad. De Verenigingen sloten daartoe overeenkomsten met Laco. De Dommelbaarzen en Octopus huurden vanaf het begin van Laco en de Badmintonclub vanaf 1 september 2003.
2.4.
Op 30 september 1994 is een schriftelijke huurovereenkomst gesloten tussen de Dommelbaarzen en Laco. Volgens bijlage I van die overeenkomst (productie 4 bij dagvaarding) gold deze voor het seizoen van 15 augustus tot 1 juli, waarbij de tijden waarin de Dommelbaarzen het zwembad tot hun beschikking kregen precies zijn vermeld alsmede de extra tijden voor de zwemwedstrijden. De overeenkomst werd volgens artikel 3.8 verlengd met een jaar tenzij een van de partijen die huurovereenkomst schriftelijk zou opzeggen vóór 1 mei van het lopend seizoen.
Van jaar tot jaar werd veelal reeds in de maand maart aan de Dommelbaarzen verzocht de dagen en tijden op te geven waarop de zij door hen gewenste faciliteiten en ruimtes in het komende jaar tot hun beschikking wensten te krijgen. Vervolgens werden deze door Laco vastgesteld. Er gold een jaarlijkse indexering van de huurprijs van 2 tot 3%.
Voor de andere Verenigingen golden gelijke of soortgelijke schriftelijke afspraken.
2.5.
Vanaf 2004 werden de aangeboden overeenkomsten in de aanhef ervan niet als huurovereenkomst maar als “Gebruikersovereenkomst” geduid. Van de overeenkomsten die sindsdien werden gesloten maakten deel uit de “Algemene Gebruikersvoorwaarden”. Deze overeenkomsten werden ieder jaar opnieuw aangegaan. Ook hier werden de wensen van de Verengingen voor dagen en tijden in de maand maart geïnventariseerd. Noch in die overeenkomsten noch in die algemene gebruiksvoorwaarden is een bepaling opgenomen over de datum waarvoor een opzegging voor het nieuwe seizoen dient plaats te vinden.
In de laatste tussen de Dommelbaarzen en Laco gesloten Gebruikersovereenkomst is de periode waarin op verschillende dagen en tijden per week het zwembad tot de beschikking van de Dommelbaarzen stond precies bepaald in de bijlage 1 bij die overeenkomst: Voor het eerst op vrijdag 16 augustus 2013 en voor het laatst op 12 juli 2014. Daarbij wordt een prijs per uur in rekening gebracht. De overeenkomsten van de andere Verenigingen bevatten – voor andere faciliteiten - gelijksoortige afspraken.
2.6.
In de maand maart 2014 ontvingen de Verenigingen een brief van Laco die als productie 6 is overgelegd bij dagvaarding. In die brief schrijft Laco onder meer:
“ (…) Bijgaand vindt u de aanvraagformulieren voor het nieuwe seizoen 2014/2015.
We verzoeken u de voor u gewenste formulieren volledig ingevuld en ondertekend voor 30 april 2014 te retourneren. Vervolgens gaan weproberenalles in te plannen conform uw wensen. In juli/augustus 2014 sturen we u dan de definitieve gebruikersovereenkomst met de ingeleende dagen, datums, tijden en tarieven (tariefverhoging circa 3%) voor seizoen 2014/2015 (…)”
De Verenigingen hebben vervolgens de door hen ingevulde aanvraagformulieren met de gewenste accommodatie, en met vermelding van dagen en tijden waarop zij deze willen huren, teruggestuurd aan Laco.
2.7.
Op 26 juni 2014 schrijft Laco aan de Verenigingen (productie 8 bij dagvaarding) onder meer het volgende:
“Op 8 augustus 2013 heeft Laco het inititatief genomen om een gesprek aan te gaan met Wethouder [naam] om tijdig tot verlenging van de exploitatieovereenkomst te komen. (…) het tekort op gebruik door maatschappelijke doelgroepen is aangetoond voor een bedrag van € 385.194,55.
Het standpunt (van de wethouder, toevoeging kantonrechter) bleef dat de gemeente Vught niet langer verantwoordelijk was na 20 jaar.
Toch kwam er een wending van de verantwoordelijke wethouder, het college zou bereid zijn om een kleine bijdrage van € 50.000,- ter beschikking te stellen ten behoeve van het maatschappelijk gebruik van het sportcentrum. (…) Op basis van het gemaakte voorstel van de gemeente (…) kan Laco niet anders dan een tariefsverhoging door te voeren van 25% op de huidige tarieven van verenigingen en scholen. Deze tariefsverhoging is onder voorbehoud van goedkeuring van de gemeenteraad voor een bijdrage van € 50.000,-”
Bij brief van 17 juli 2014 laat Laco aan de Verenigingen weten dat er geen subsidie wordt verleend en dat de huur aanmerkelijk wordt verhoogd.
Op 7 augustus 2014 hebben de Dommelbaarzen geprotesteerd bij Laco. Uit die brief blijkt dat Laco de bestaand huurprijs met 47% zou verhogen.
Laco heeft bij brief van 29 augustus 2014 laten weten dat de tariefsverhoging onvermijdelijk is en dat als de Verenigingen niet bereid zijn de overeenkomst te accepteren en het hogere tarief te betalen, er geen nieuwe huurtermijn zal volgen en dat zij geen gebruik meer zullen kunnen maken van het sportcentrum vanaf 1 september 2014.
2.8.
Nadat aan de Verenigingen de toegang is ontzegd op 1 september 2014, heeft een kortgeding plaatsgevonden waarbij partijen een tijdelijke oplossing zijn overeengekomen, die erop neerkwam dat door Laco aan de Verenigingen nog de toegang zou worden verleend over de periode 1 september 2014 tot 1 januari 2015 tegen het oude tarief vermeerderd met 3%. Deze tijdelijke regeling zou de rechtspositie van partijen vanaf 1 januari 2015 onverlet laten.
Vervolgens hebben partijen opnieuw een regeling getroffen in het kader van een tweede kortgeding in december 2014 waarbij is afgesproken dat de Verenigingen de toegang vanaf
1 januari 2015 nog wel krijgen, dat zij de reguliere prijs tijdig zullen betalen en dat bij elke betaling 20% op de rekening derdengelden van de advocaat van de Verenigingen in depot wordt gestort. Partijen hebben zich ook hier weer alle rechten voorbehouden.
2.9.
Laco heeft de overeenkomsten met de Verenigingen per aangetekende brieven
d.d. 1 december 2014 opgezegd met ingang van 1 augustus 2015 (productie 25 bij conclusie van antwoord).
Bij brieven van 27 maart 2015 heeft Laco aan alle partijen die ruimten en faciliteiten in Ouwerkerk gebruikten, waaronder de eisende partijen in conventie, medegedeeld dat Laco voor het seizoen 2015-2016 géén nieuwe gebruiksovereenkomsten met hen zal afsluiten en dat hun gebruik eindigt per de einddatum van de gebruiksovereenkomst. De sporthal Ouwerkerk zal per 1 september 2015 niet meer beschikbaar zijn.
3. De Verenigingen doen hun vorderingen steunen op bovenstaande feiten alsmede op de navolgende stellingen.
De huurovereenkomst is op basis van het geaccepteerde aanbod d.d. maart 2014 van Laco in ieder geval van kracht tot 1 augustus 2015. Partijen zijn voor het jaar 2014/2015 een tariefverhoging van 3% overeengekomen. De huurovereenkomsten zijn steeds van jaar tot jaar stilzwijgend verlengd. Laco dient het huurgenot op grond van deze huurovereenkomsten te verschaffen. Gelet op de lange duur van de huurovereenkomsten, dient Laco een opzegtermijn in acht te nemen van 18, of in ieder geval 12 maanden. Er is sprake van huurovereenkomsten in de zin van artikel 7:230a BW. De Verenigingen stellen dat hen na afloop van de contracten ontruimingsbescherming toekomt als bedoeld in artikel 7:230a lid 1 BW.
4. Laco heeft tegen deze stellingen het volgende ingebracht.
4.1.
De erfpachtovereenkomst en de privatiseringsovereenkomst werden destijds gesloten omdat de gemeente Vught exploitatie van het sportcomplex niet langer wenselijk en haalbaar achtte. De gemeente wilde af van de exploitatie van het complex terwijl dat voor Laco een mogelijkheid was om een positie te verkrijgen. Door de gemeente werd daarbij de eis gesteld dat na overdracht van de exploitatie de sportfaciliteiten toegankelijk zouden blijven voor door de gemeente wenselijk geachte doelgroepen, zoals de Verenigingen, gedurende de periode van 20 jaar dat de erfpachtovereenkomst zou duren. De gemeente droeg financieel bij, opdat de Verenigingen de sportfaciliteiten konden blijven gebruiken zonder dat zij daarvoor zelf de werkelijke kostprijs behoefden te betalen. Op zich is de exploitatie van de faciliteiten door de Verenigingen, zelfs met de gemeentelijke bijdrage, steeds verlieslatend geweest. Door middel van de verevening met de inkomsten uit de door Laco opgezette fitness kon op het geheel een enigszins batig saldo worden bereikt. Laco heeft met de gemeente onderhandeld over een bijdrage in de exploitatiekosten ook na afloop van de erfpachtovereenkomst, maar partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken, met name niet omdat het aanvaarden van de voorstellen van de gemeente zou neerkomen op een aanzienlijk exploitatietekort voor Laco. Laco specificeert de tekorten in haar conclusie van antwoord. Aldus heeft de gemeente Vught zijn bijdrage op 1 september 2014 beëindigd.
Er is een jaarlijks tekort op de exploitatie voor maatschappelijke doelgroepen van ruim
€ 385.000: na verevening met de opbrengsten uit de fitness van Laco komt het nog neer op een tekort van € 6.000,- per jaar. Laco kan niet vasthouden aan het gebruik van de sportfaciliteiten door de maatschappelijke doelgroepen onder de kostprijs. Zij wenst de tarieven met 50% te verhogen. Aangezien de Verenigingen hiermee niet willen instemmen zal Laco het sportcentrum volledig commercieel gaan exploiteren. In verband daarmee heeft zij bij brief van 1 december 2014 aan de Verenigingen aangezegd dat het gebruik vanaf
1 september 2015 niet zal worden voortgezet.
Laco stelt dat de tariefverhoging van 3% die genoemd is in de brief van maart 2014 was gebaseerd op de verwachting bij Laco dat de gemeente Laco tegemoet zou komen ter zake het tekort op de exploitatie als gevolg van het in gebruik geven van de accommodatie onder de kostprijs ten behoeve van bepaalde doelgroepen.
Bij brief van 17 juli 2014 heeft Laco aan de Verenigingen meegedeeld dat zij genoodzaakt was een prijsstijging door te berekenen.
4.2.
Laco betwist dat de Verenigingen aanspraak kunnen maken op ontruimingsbescherming. De ruimtes die zij gebruiken staan immers slechts kortdurend, gedurende één of enkele enkele uren in de week aan hun ter beschikking. Na afloop daarvan komen er weer andere gebruikers. Een en ander is geregeld in de jaarlijks opnieuw opgestelde schema’s en afspraken over het gebruik. Zo hebben de Dommelbaarzen een aantal uren per week de badruimte tot hun beschikking en dienen zij deze iedere keer weer te verlaten na het gebruik. In de zomervakantie, namelijk in de maanden juli en augustus van ieder jaar, werd de accommodatie door de Verenigingen niet gebruikt. Er sprake van huur in de zin van artikel 7:201 BW. Het is steeds huur voor bepaalde tijd, waarbij de tijden in de gebruiksvoorschriften die als bijlage bij de overeenkomsten zijn gevoegd expliciet vermeld zijn: zo is het verblijf in de kleedruimte slechts toegestaan gedurende 15 minuten vóór en 15 minuten nà de ter beschikking gestelde tijd en dient de zwemzaal onmiddellijk na beëindiging van gebruikstijd te worden verlaten. Daarnaast mochten de Verenigingen wel een aantal van hun spullen laten liggen, maar dit is slechts gedoogd door Laco. Ze hebben daarop rechtens geen aanspraak. Er is volgens Laco aldus sprake van huur voor bepaalde tijd die eindigt zonder dat een opzegging is vereist (artikel 7:228, lid 1 BW). De huurprijs heeft ook steeds betrekking op de periode van daadwerkelijk gebruik. Artikel 7:230 BW is niet van toepassing. Laco heeft bij brief van 1 december 2014 tijdig aangezegd dat het gebruik met ingang van het nieuwe seizoen dat aanvangt in september 2015 zal eindigen.
4.3.
Laco doet haar vorderingen in reconventie, kort gezegd, naast de onder 2 vermelde feiten steunen op bovenstaande stellingen.
5. De kantonrechter oordeelt als volgt in conventie en in reconventie.
5.1.
De overeenkomsten tussen partijen betreffen huurovereenkomsten die jaarlijks met betrekking tot het gebruik van bepaalde ruimten met faciliteiten in het sportcomplex voor enkele uren per week gedurende een periode van ongeveer 11 maanden werden afgesloten. Feitelijk diende er jaarlijks over de dagen, tijden en prijs tussen ieder der Verenigingen en Laco overeenstemming te worden bereikt.
Daarbij is het door de jaren heen gebruikelijk geworden dat de wensen van de huurders aangaande de door hen gewenste dagen en tijden steeds rond de maand maart werden geïnventariseerd, waarna Laco de definitieve overeenkomsten placht op te stellen en aan te bieden aan de huurders. Deze gang van zaken vindt voor de Dommelbaarzen al 20 jaar zo plaats en voor de andere Verenigingen sinds zij startten met huren. Jaarlijks werd de huur steeds verhoogd met 2 of 3%.
Aanvankelijk was in de overeenkomsten een bepaling opgenomen die opzegging voor het nieuwe seizoen vóór 1 mei vereiste. In de latere overeenkomsten (ongeveer de laatste 10 jaar) is deze bepaling niet meer opgenomen. Niettemin is er door de jaren heen een situatie geschapen, waarin huurder en verhuurder erop mochten vertrouwden dat de overeenkomsten die steeds voor een seizoen van ongeveer 11 maanden in een jaar werden aangegaan, van jaar tot jaar zouden worden verlengd indien partijen, handelend naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, overeenstemming bereikten over de dagen en tijden waarop het gebruik zou plaatsvinden en over de huurprijs. Die overeenstemming over dagen, uren en huurprijs werd van jaar tot jaar bereikt. Op grond van artikel 6:2 lid 1 BW, waarin is bepaald dat partijen verplicht zijn zich jegens elkander te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid gold dat van partijen mocht worden verwacht dat indien zij geen nieuwe overeenkomst voor een komend seizoen wilden sluiten, zij dit tijdig aan de ander zouden mededelen. Gelet op het feit dat in de oudere overeenkomsten bepaald was dat de overeenkomsten stilzwijgend werden verlengd tenzij opzegging vóór 1 mei plaatsvond, en dat daarna niets over opzegging was overeengekomen, bood de inventarisatie in de maand maart door Laco van de gewenste dagen en tijden aan alle partijen de mogelijkheid om dan aan te geven of men doorging of niet. Een opzegging gedaan in de maand maart door een van de partijen is dan ook als tijdig en met inachtneming van een redelijke opzegtermijn aan te merken. Van een opzegtermijn van 12 maanden, laatst staan 18 maanden, zoals de Verenigingen verdedigen kan geen sprake zijn.
Gelet op het bovenstaande zal de door de Verenigingen onder 1 van hun eis verzochte verklaring voor recht worden uitgesproken, met dien verstande dat er jaarlijks andere wensen ten aanzien van dagen en tijden konden en ook werden overeengekomen en dat jaarlijks de huurprijs naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid zou worden aangepast. De uitspraak op dit punt heeft evenwel geen effect meer, aangezien de overeenkomsten, zoals ook uit het hiernavolgende blijkt, eindigen op 1 augustus 2015. In het dictum zal daarom de verleden tijd worden gebruikt.
De in reconventie onder B door Laco verzochte verklaring voor recht komt, op dezelfde gronden als hiervoor uiteengezet, niet voor toewijzing in aanmerking.
5.2.
Door het schrijven van maart 2014 waaruit hiervoor onder 2.6 is geciteerd, is door Laco de verwachting geschapen bij de Verenigingen dat hun overeenkomsten voor het nieuwe seizoen 2014/2015 op de oude voet zouden worden gecontinueerd. Hieraan doet niet af de stelling van Laco dat die brief is geschreven in de veronderstelling dat de gemeente de subsidie zou verlengen. Deze dwaling omtrent wat in de toekomst zou gebeuren, komt voor haar rekening. Dit was voor de Verenigingen bovendien niet kenbaar, onder meer omdat Laco geen enkel voorbehoud maakte in die brief van maart 2014.
Gelet op die brief van maart 2014 en op de langdurige relatie van jaar tot jaar tussen partijen stond het Laco niet meer vrij om vervolgens, pas eind juni 2014 een eerste aankondiging te doen van een aanmerkelijke huurverhoging voor het aanstaande seizoen onder voorwaarde van het verkrijgen van subsidie. Laco zette de Verenigingen zo kort voor het nieuwe seizoen voor het blok, wat in strijd is met de door Laco in acht te nemen redelijkheid en billijkheid. Het stond Laco toen ook niet meer vrij om de overeenkomsten voor het aanstaand seizoen op te zeggen: dat was, gelet op de inventarisatie in maart, zeker niet een tijdige opzegging. Weliswaar werden er steeds van jaar tot jaar nieuwe afspraken ten aanzien van de tijden en prijs, maar dat neemt niet weg dat door de brief van maart 2014 bij de Verenigingen het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat zij op een voortzetting in het nieuwe seizoen mochten rekenen op gelijksoortige condities als de andere jaren. Ten aanzien van de door hen gewenste dagen en tijden is niet gesteld of gebleken dat Laco deze niet kon verlenen. Aldus wordt in rechte aangenomen dat er tussen partijen een huurovereenkomst gold voor de door de Verenigingen opgegeven dan wel nader door partijen vastgestelde dagen en tijden tot 1 augustus 2015 tegen de voordien gebruikelijke huurprijs verhoogd met maximaal 3%. De in conventie onder 2 verzochte verklaring voor recht zal met inachtneming van het bovenstaande gedeeltelijk worden gegeven zoals in het dictum vermeld. Daarbij zal de kantonrechter aan de op te leggen dwangsommen de mogelijkheid van matiging en een maximum verbinden.
5.3.
De vraag of aan huurders ontruimingsbescherming op grond van artikel 7:230a BW toekomt dient te worden beoordeeld in een verzoekschriftenprocedure aan de hand van alle omstandigheden van het geval op het moment van de beëindiging van de huur, waarbij een afweging van de belangen van partijen dient plaats te vinden. Dat betekent dat in het onderhavige geschil over deze vraag geen verklaring voor recht kan worden gegeven.
De kantonrechter wijst er ten overvloede wel op, dat de kans dat aan de Verenigingen ontruimingsbescherming voor enige tijd zal worden verleend, bij een afweging van de belangen van partijen, gering is. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de Verenigingen niet bereid zijn tot betaling van een huur waarbij Laco geen verliezen lijdt op de desbetreffende gehuurde accommodatie en dat er volgens de overeenkomsten géén sprake is van voortdurend gebruik van de gehuurde ruimten en faciliteiten: uit de inhoud en strekking van de overeenkomsten vloeit voort, dat het genot van het gehuurde steeds gedurende korte tijd aan de Verenigingen ter beschikking wordt gesteld, en dat zij steeds na die korte tijd de ruimtes dienen te verlaten, voor zover van toepassing met medeneming van netten en ballen die aan hun toebehoren, behalve voor zover Laco toestaat dat deze spullen elders in het sportcomplex worden opgeslagen. Aldus vloeit uit de aard van de overeenkomst voort dat het gehuurde meerdere malen per week vrijwillig wordt ontruimd.
5.4.
Laco heeft de huurovereenkomsten in december 2014 opgezegd tegen 1 augustus 2014. Dit zijn zonder meer tijdige opzeggingen. De huurovereenkomsten zijn aldus in ieder geval beëindigd per 1 augustus 2015. De kantonrechter zal de door Laco in reconventie onder C verzochte verklaring voor recht geven, zoals in het dictum wordt vermeld.
Hetgeen onder D en E in reconventie wordt gevorderd wordt, gelet op hetgeen hiervoor onder 5.1 en 5.2 is overwogen, afgewezen.
De overeenkomsten worden niet voortgezet omdat deze tijdig door Laco in december 2014 zijn opgezegd. De lopende overeenkomsten eindigen door die opzegging op 1 augustus 2015. Het staat partijen vrij om voor de seizoenen daarna al dan niet nieuwe afspraken te maken en iedere huurprijs overeen te komen die hen goeddunkt.
5.5.
Aangezien partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten in conventie en in reconventie worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

De beslissing

De kantonrechter:
In conventie:
Verklaart voor recht dat, behoudens tijdige opzegging door een van de partijen met inachtneming van een redelijke opzegtermijn, tussen Laco en de Verenigingen huurovereenkomsten van kracht zijn die steeds stilzwijgend van jaar tot jaar
werdenverlengd, met dien verstande dat partijen jaarlijks met inachtneming van de eisen van redelijkheid en billijkheid de dagen en tijden vaststelden waarop de door hen gewenste accommodaties ter beschikking van de Verenigingen zouden staan en de huurprijs jaarlijks werd aangepast;
Verklaart voor recht dat de huurovereenkomsten tussen Laco en de Verenigingen zijn voortgezet tot 1 augustus 2015 en veroordeelt Laco die huurovereenkomsten tot 1 augustus 2015 na te komen, zulks onder de voorwaarden die Laco en de Verenigingen zijn overeengekomen naar aanleiding van de brief van Laco van maart 2014, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom ter hoogte van € 2.500,-- per overtreding per eisende partij en van € 750,- per overtreding per eisende partij voor iedere dag dat de overtreding voortduurt;
Bepaalt dat ten titel van deze dwangsommen geen hoger bedrag verbeurd zal kunnen worden dan de somma van € 30.000,- per eisende partij, en dat de dwangsommen vatbaar zijn voor matiging voor zover handhaving ervan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
Verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de hiervoor uitgesproken veroordeling tot nakoming op straffe van dwangsommen;
Wijst af het meer of anders gevorderde;
In reconventie:
Verklaart voor recht dat de huurovereenkomsten tussen Laco en de Verenigingen in elk geval eindigen met ingang van 1 augustus 2015;
Wijst af het meer of anders gevorderde;
In conventie en in reconventie:
Bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Aldus gewezen door mr. E.J. Spoor, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2015.