ECLI:NL:RBOBR:2015:310
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zedenzaak wegens gebrek aan wettig bewijs
Op 23 januari 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zedenzaak tegen een verdachte, geboren in 1980 en wonende te Helmond. De zaak was aanhangig gemaakt na een dagvaarding op 3 december 2014, naar aanleiding van een incident op 7 januari 2014. De verdachte werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van het lichaam van een vrouw, aangeduid als het slachtoffer, door middel van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 9 januari 2015 gehouden, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht.
De officier van justitie heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde gevorderd, omdat er onvoldoende bewijs was om de verklaring van het slachtoffer te ondersteunen. De verdediging heeft eveneens vrijspraak bepleit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer inconsistent waren en niet in overeenstemming met de overige bewijsstukken. Er was geen wettig bewijs dat de tenlastegelegde feiten kon onderbouwen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaringen van het slachtoffer ongeloofwaardig en onbetrouwbaar waren.
Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is op 23 januari 2015 openbaar gemaakt.