Op 19 februari 2015 is er een verzoekschrift ingediend door een bewindvoerderskantoor bij de Rechtbank Oost-Brabant, waarin een doorlopende machtiging werd gevraagd voor het doorbelasten van bankkosten aan rechthebbenden. De bewindvoerder stelde dat de bank, Rabobank, haar beleid had gewijzigd per 1 januari 2015, waardoor de kosten niet langer van de afzonderlijke beheerrekeningen werden afgeschreven, maar rechtstreeks op de rekening courant van de bewindvoerder. Dit zou de bewindvoerder duizenden euro's kosten, tenzij hij deze kosten kon doorberekenen aan de rechthebbenden.
Tijdens de zitting verklaarde de bank dat de kosten in het verleden ten onrechte aan de rechthebbenden waren doorbelast en dat deze kosten kantoorkosten waren. De kantonrechter overwoog dat de kosten die de bank in rekening bracht voor haar werkzaamheden onderdeel waren van de onkosten van de bewindvoerder en dat deze niet nogmaals aan de rechthebbenden konden worden doorberekend. De kantonrechter verwees naar de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, die op 1 januari 2015 in werking was getreden, en stelde dat de bewindvoerder geen uitzonderlijke omstandigheden had aangetoond die een afwijking van de vastgestelde beloning rechtvaardigden.
Uiteindelijk wees de kantonrechter de gevraagde machtiging af, met de overweging dat de bewindvoerder de kosten niet aan de rechthebbenden kon doorberekenen, ongeacht de wijziging in het beleid van de bank. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 26 mei 2015 door mr. P.A.M. Penders, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.