ECLI:NL:RBOBR:2015:3981

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 juli 2015
Publicatiedatum
13 juli 2015
Zaaknummer
01/865049-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld en bedreiging tegen oudere man

Op 13 juli 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met mededaders een woningoverval heeft gepleegd. De overval vond plaats op 25 december 2014 in Eindhoven, waarbij het slachtoffer, een oudere man, direct bij de keel werd gegrepen en in de badkamer werd geduwd. De verdachte en zijn mededaders vroegen op dreigende wijze naar de locatie van het geld en maakten gebruik van geweld en bedreiging om hun doel te bereiken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht van de reclassering en deelname aan een eventuele ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte een schadevergoeding van € 813,16 aan het slachtoffer moet betalen, bestaande uit immateriële en materiële schade. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de ernst van het delict en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/865049-15
Datum uitspraak: 13 juli 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1992],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 juni 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 2 juni 2015.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 29 juni 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 december 2014 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een woning gelegen aan [adres 2]) heeft weggenomen een televisie en/of een dvd-speler en/of een videorecorder en/of een laptop en/of een telefoon en/of een printer en/of een horloge en/of een ketting en/of een ring en/of een jas en/of een geldbedrag (450 euro) en/of een portemonnee met inhoud en/of een hoeveelheid sleutels en/of een jas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [slachtoffer 1] (met kracht) bij de keel en/of mond heeft/hebben gegrepen

en/of

- die [slachtoffer 1] de woning heeft/hebben binnengeduwd en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "mond houden, niks roepen" en/of "waar is je geld" “meneer werk (alsjeblieft) mee, ik heb hier geen zin in” althans woorden van gelijkluidende dreigende aard of strekking en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] naar de badkamer heeft/hebben geduwd en/of daarbij de woorden toegevoegd: "als je naar buiten komt, gebeurt er iets erg met je" en/of vervolgens (nogmaals) de woorden toegevoegd: "waar is je geld, wijs het aan"
Tengevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging begaan, is tussen de woorden “geld” en “meneer” (regelnummer 19) de woorden “en/of” weggelaten. De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 25 december 2014 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 2] heeft weggenomen een televisie en een laptop en een telefoon en een portemonnee met inhoud en een hoeveelheid sleutels toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [slachtoffer 1] bij de keel en/of mond heeft/hebben gegrepen en
- die [slachtoffer 1] de woning heeft/hebben binnengeduwd en daarbij die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "mond houden, niks roepen" en/of "waar is je geld" en/of “meneer werk (alsjeblieft) mee, ik heb hier geen zin” en vervolgens
- die [slachtoffer 1] naar de badkamer heef/hebben geduwd en daarbij de woorden toegevoegd: "als je naar buiten komt, gebeurt er iets erg met je" en vervolgens de woorden toegevoegd: "waar is je geld, wijs het aan".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

- een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarden als genoemd in het reclasseringsrapport d.d. 29 mei 2015.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder ten nadele van verdachte het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte en zijn mededader(s) hebben zich schuldig gemaakt aan een woningoverval.
Toen het slachtoffer, een oudere man, na aankloppen de voordeur van zijn woning opendeed, werd hij direct bij de keel/mond gegrepen en in de badkamer geduwd. Op een indringende en dreigende wijze werd aan het slachtoffer gevraagd waar het geld lag en hem werd duidelijk gemaakt dat hij de badkamer niet moest verlaten. Zou hij dat wel doen, dan zou er iets ergs met hem gebeuren. Het geld waarnaar verdachte en zijn mededader(s) op zoek waren (een bedrag van € 6000,-) werd niet aangetroffen, waarna de verdachte en zijn mededader(s) de woning verlieten met medeneming van een laptop, televisie, portemonnee, telefoon en de autosleutels van het slachtoffer.
Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededader(s) een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en zijn gevoel van veiligheid in zijn eigen woning. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. De verdachte en zijn mededader(s) hebben blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit en de woning en de eigendommen van het slachtoffer.
Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. De verdachte en zijn mededader(s) hebben enkel oog gehad voor hun financiële belangen, zonder stil te staan bij de ernstige - met name psychische - gevolgen die een dergelijk feit kan hebben voor het slachtoffer. Mede uit de toelichting op de vordering benadeelde partij blijkt dat het incident een grote impact op het slachtoffer heeft gehad.
Overvallen leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte en zijn mededader(s) hebben met die gevoelens geen rekening gehouden toen zij besloten op deze manier snel aan geld te willen komen.
Verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn aandeel in de overval, onder meer door in een vroeg stadium openheid van zaken te geven en mee te werken aan het onderzoek. Weliswaar is verdachte aangeduid als medepleger, doch in voldoende mate staat vast dat hij niet de initiator is geweest bij het plegen van dit strafbare feit.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur als na te melden.
In het reclasseringsadvies van de [reclasseringswerker] van 29 mei 2015 wordt geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat het mogelijk wordt gemaakt om uitvoering te kunnen geven aan enkele bijzondere voorwaarden die zij voor verdachte noodzakelijk achten en waarmee verdachte heeft ingestemd.
Gelet op de inhoud van bovenstaande rapport zal de rechtbank ter voorkoming van het plegen van nieuwe strafbare feiten en in het kader van het verlenen van hulp aan de verdachte, een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank de omstandigheden ten voordele van verdachte in wat sterkere mate laat meewegen en de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]. De rechtbank acht - als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade - de volgende onderdelen van de vordering toewijsbaar:

- immateriële schadevergoeding van € 800,- en
- materiële schadevergoeding van € 18,16 (post “reiskosten”)
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren ten aanzien van de post “autosleutels” van de vordering. De rechtbank acht dit onderdeel van de vordering onvoldoende onderbouwd, temeer nu niet is vast te stellen of en in hoeverre deze kosten zijn gemaakt in directe relatie tot het bewezen verklaarde feit. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander dan wel anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader(s) samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 63, 310, 312 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf :
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personenVerklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
- een
gevangenisstrafvoor de duur
van 30 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
waarvan 10 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 3 jaren.

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:

  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

  • zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
  • zich zal melden bij Reclassering Nederland, locatie 's-Hertogenbosch (Eekbrouwerweg 6 te 's-Hertogenbosch, telefoonnummer 073-6408080) en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • mee zal werken aan plaatsing in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijk opvang, aldaar zal verblijven en zich zal houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
  • inzage zal geven in zijn financiële situatie en zich zal houden aan afspraken die over zijn financiële situatie gemaakt worden met begeleidende instanties;
  • mee zal werken aan een intake/nader onderzoek en/of diagnostiek bij een forensische ambulante zorginstelling en zich zal houden aan de daaruit voortkomende adviezen, ook indien dit een behandeling en/of training inhoudt,
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
- een
maatregel van schadevergoeding van EUR 813,16subsidiair 16 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 813,16 (zegge: achthonderddertien euro en zestien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 13,16 ter zake de materiele schade (de post "reiskosten") en uit een bedrag van EUR 800,- ter zake de immateriële schade.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 813,16 (zegge: achthonderddertien euro en zestien eurocent ), bestaande uit een bedrag van EUR 13,16 ter zake de materiele schade (de post "reiskosten") en uit een bedrag van EUR 800,- ter zake de immateriële schade.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. E. Boersma, leden,
in tegenwoordigheid van Ş. Altun, griffier,
en is uitgesproken op 13 juli 2015.