ECLI:NL:RBOBR:2015:5206

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 september 2015
Publicatiedatum
2 september 2015
Zaaknummer
01/865037-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van openlijke geweldpleging met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 3 september 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 februari 2015 openlijk geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer in de Maaspoorthal te 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, geweld heeft gebruikt, waaronder duwen, trekken, slaan en steken met een mes. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard en de bevoegdheid van de rechtbank om van de zaak kennis te nemen bevestigd. De verdachte is schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging, zoals omschreven in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 120 dagen opgelegd, waarvan 18 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder ambulante behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte de schade aan het slachtoffer moet vergoeden, met een totaalbedrag van EUR 2.820,95, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de proeftijd van een eerdere veroordeling met één jaar verlengd, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, en heeft besloten om hem als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, en de jongste rechter was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865037-15
Parketnummer vordering: 01/820251-13
Datum uitspraak: 03 september 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1992] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 juni 2015 en 20 augustus 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde (hierna te noemen: verdachte) naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 mei 2015.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 20 augustus 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 februari 2015 te 's-Hertogenbosch
openlijk, te weten op voor het publiek toegankelijke plaats of
in een voor het publiek toegankelijke ruimte, in de Maaspoorthal, in elk
geval ten aanschouwen van, althans zichtbaar voor het publiek,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit
het duwen tegen en/of het trekken aan het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer]
en/of het ten val brengen van die [slachtoffer] en/of het
meermalen, althans eenmaal, slaan tegen het hoofd en/of lichaam van die
[slachtoffer] en/of het meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans
een scherp en/of puntig voorwerp, steken en/of snijden in het hoofd en/of de
hals en/of het lichaam van die [slachtoffer] ;
art 141 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/820251-13 is aangebracht bij vordering van 16 april 2015. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter in het arrondissement Oost-Brabant d.d. 9 april 2013. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverweging.

Uit de verklaringen van aangever [slachtoffer] , de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] en de medische verklaring ten aanzien van het letsel volgt genoegzaam dat tegen het [slachtoffer] door meerdere personen, waaronder verdachte, geweld is gepleegd welk geweld bestond uit het duwen en trekken, het ten val brengen, het slaan en het steken met een mes. De rechtbank stelt vast dat verdachte hierbij heeft geduwd en getrokken en het slachtoffer ten val heeft gebracht en heeft geslagen.
Volgens bestendige jurisprudentie is de kwalificatie ‘in vereniging’ slechts dan gerechtvaardigd indien de bewezenverklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van verdachte van voldoende gewicht is. Toetsend aan deze maatstaf oordeelt de rechtbank dat verdachte door zijn handelen (onder meer het slaan) een significante en wezenlijke materiële bijdrage aan het gezamenlijk uitgeoefende geweld heeft geleverd en dat hij zich hierdoor mede schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging zoals hierna bewezenverklaard. Gelet op het verloop van de gebeurtenissen zoals beschreven door aangever en de getuigen, kan het immers niet anders zijn dan dat verdachte zich ervan bewust is geweest dat niet alleen hij, maar ook anderen geweld pleegden tegen het slachtoffer.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 21 februari 2015 te ’s-Hertogenbosch openlijk, te weten in een voor het publiek toegankelijke ruimte, in de Maaspoorthal, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het duwen tegen en het trekken aan het lichaam van die [slachtoffer] en het ten val brengen van die [slachtoffer] en het meermalen slaan tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] en het meermalen met een mes steken in het hoofd en/of de hals van die [slachtoffer]
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.

Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden toezicht door de reclassering, meldplicht en ambulante behandeling bij Kairos en Humanitas Homerun. Ook heeft de officier van justitie verzocht de vordering tenuitvoerlegging en de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht (bijlage).

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft aan het einde van een salsafeest samen met anderen geweld gepleegd tegen [slachtoffer] . Bezoekers en medewerkers zijn daarvan getuige geweest en voor hen moet dit geweld zeer bedreigend zijn geweest en hun avond is daardoor verziekt.
Door het plegen van dat geweld heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het op het slachtoffer uitgeoefende geweld moet een grote indruk op hem hebben gemaakt. Weliswaar heeft verdachte niet gestoken, maar hij heeft wel een grote bijdrage geleverd aan de gewelddadige sfeer waarin het gevaarlijke letsel aan het slachtoffer is toegebracht. Mede door hem is een ruzie geëscaleerd en volledig uit de hand gelopen. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Het gewelddadig karakter van het door verdachte gepleegde strafbare feit laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om bij een ruzie geweld tegen andere mensen te gebruiken. Verdachte heeft zich bij zijn handelen kennelijk ook volstrekt niet bekommerd om de gevolgen.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte al eerder voor soortgelijke feiten werd veroordeeld en verdachte het onderhavige strafbare feit heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling voor onder meer openlijk geweld, hetgeen blijkt uit het uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 16 juli 2015.
De raadsman heeft verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen, gelet op hetgeen door de reclassering in haar advies d.d. 4 mei 2015 omtrent de persoon van verdachte naar voren is gebracht.
De rechtbank komt evenwel tot een ander oordeel. Verdachte was ten tijde van het begaan van het feit ruim 22 jaar oud. In de rapportage van de psycholoog C.J.M. Eekhout, d.d. 22 april 2015, stelt de psycholoog dat er indicaties zijn om het jeugdstrafrecht te gebruiken. De ontwikkeling van verdachte loopt volgens de psycholoog achter bij de ontwikkeling van normaal ontwikkelde leeftijdgenoten en hij zal deze achterstand niet inlopen. Volgens de psycholoog kan verdachte echter net zo goed binnen het volwassenenstrafrecht worden berecht, begeleid en behandeld worden, mits rekening wordt gehouden met zijn cognitieve handicap. Gezien zijn uiterlijk en instelling zal hij zich hier ook meer op zijn plaats voelen. Volgens de psycholoog heeft de verdachte behoefte aan zorg vanuit het verstandelijk beperkten circuit voor volwassenen. De rechtbank sluit zich daarbij aan en zal verdachte berechten als meerderjarige.
Uit het psychologisch rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van lichte zwakzinnigheid. Dit is volgens de psycholoog niet te behandelen en was ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde aanwezig. Aangenomen mag worden dat de stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene heeft beïnvloed. Eén en ander tegen elkaar afwegend is het advies om betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusie van de hiervoor aangehaalde rapportage over en neemt deze omstandigheid mee in het bepalen van de straf.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de afdoening en te stellen voorwaarden overeenstemming bestaat bij de psycholoog en de reclassering (rapportage van 4 mei 2015). De rechtbank acht toezicht en een behandeling evenzeer zeer wenselijk en
zal de rapporteurs daarin dan ook volgen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank zal het onvoorwaardelijk strafdeel beperken tot het reeds ondergane voorarrest (102 dagen). Daarnaast zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf (18 dagen) voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan dit voorwaardelijk strafdeel zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal dus een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] . De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2015 tot de dag der algehele voldoening. Naar het oordeel van de rechtbank is de schade een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit.

Het aandeel dat het slachtoffer in het ontstaan van de vechtpartij zou hebben gehad valt in het niet tegenover het tegen hem, mede door verdachte uitgeoefende geweld en de daarbij aan het slachtoffer toegebrachte schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader(s) samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

Schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2015 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/820251-13.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen en de aan verdachte opgelegde straf, ziet de rechtbank aanleiding thans geen tenuitvoerlegging te gelasten, doch de vastgestelde proeftijd te verlengen met één jaar.

Opheffing van de voorlopige hechtenis.

De rechtbank zal gelet op de opgelegde straf, de voorlopige hechtenis opheffen. Deze voorlopige hechtenis was op 3 juni 2015 reeds geschorst.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 141.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf en maatregelen.

Gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27Wetboek van Strafrecht waarvan 18 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2jaren

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering, ook wanneer dit het volgen van trainingen of cursussen inhoudt;
- zich binnen twee dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland op het adres Eekbrouwersweg 6 te 's-Hertogenbosch, op telefoonnummer 073-6408080 en dit blijft doen zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd laat behandelen bij Kairos of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem/haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan ambulante begeleiding door Humanitas Homerun (of soortgelijke zorg op indicatie van de toezichthouder) en zich zal houden aan de afspraken,
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met
ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 3 juni 2015 reeds geschorst.

Maatregel van schadevergoeding van EUR 2820,95 subsidiair 38 dagen hechtenis

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer] van een bedrag van EUR 2.820,95 (zegge: tweeduizend achthonderd twintig euro en vijfennegentig cent ), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 38 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 1.500,00 immateriële schadevergoeding en EUR 1.320,95 materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van EUR 2.820,95 (zegge: tweeduizend achthonderd twintig euro en vijfennegentig cent ), te weten EUR 1.500,00 immateriële schadevergoeding en EUR 1.320,95 materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Verlenging van de proeftijd, bepaald bij vonnis van de politierechter in het arrondissement Oost-Brabant d.d. 9 april 2013, gewezen onder parketnummer 01/820251-13, met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van der Weele, griffier,
en is uitgesproken op 3 september 2015.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.