ECLI:NL:RBOBR:2015:5207

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 september 2015
Publicatiedatum
2 september 2015
Zaaknummer
01/865047-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes tijdens vechtpartij op salsafeest

Op 3 september 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 februari 2015 te 's-Hertogenbosch betrokken was bij een vechtpartij na een salsafeest. De verdachte heeft het slachtoffer met een mes in het hoofd en de hals gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast zijn er voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder intramurale behandeling en schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de ernst van het delict en de gevolgen voor het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen. De verdachte heeft eerder geweldsdelicten gepleegd en is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat invloed heeft gehad op de strafmaat. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toegewezen, inclusief immateriële en materiële schadevergoeding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865047-15
Datum uitspraak: 03 september 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1978] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Zuid Oost, HvB Roermond.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 juni 2015 en 20 augustus 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 mei 2015.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 20 augustus 2015 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 februari 2015 te 's-Hertogenbosch,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet met zijn mededader(s), althans alleen,
- meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in het hoofd en/of de hals, in elk geval het lichaam, van die
[slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of
- meermalen, althans eenmaal, al dan niet met een (hard) voorwerp, met kracht,
op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 februari 2015 te 's-Hertogenbosch,
openlijk, te weten op voor het publiek toegankelijke plaats of
in een voor het publiek toegankelijke ruimte, in de Maaspoorthal, in elk
geval ten aanschouwen van, althans zichtbaar voor het publiek,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer]
welk geweld bestond uit:
het duwen tegen en/of het trekken aan het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer]
en/of het ten val brengen van die [slachtoffer] en/of het
meermalen, althans eenmaal, slaan tegen het hoofd en/of lichaam van die
[slachtoffer] en/of het meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans
een scherp en/of puntig voorwerp, steken en/of snijden in het hoofd en/of de hals en/of het lichaam van die [slachtoffer] ;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Bronnen.

Een dossier van de politie eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, OPS – dossiernummer 21DRA15020, afgesloten d.d. 20 april 2015, aantal doorgenummerde bladzijden: 422. Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakt processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventueel) andere bescheiden;
Verklaringen getuigen tegenover de rechter-commissaris;
Verklaring verdachte tegenover de rechter-commissaris afgelegd op 20 maart 2015.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. Volgens de officier van justitie is de verdachte met een mes in zijn hand de hal ingelopen en heeft hij meerdere malen van achteren ingestoken op het hoofd van het slachtoffer [slachtoffer] , die op dat moment met [medeverdachte] in gevecht was en op de grond lag. Gelet op de verklaring van de arts kan het steken in het hoofd levensbedreigend zijn.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de poging tot doodslag en zich gerefereerd ten aanzien van bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling. De concrete verweren zullen hieronder worden betrokken in de bespreking van het bewijs.
Het oordeel van de rechtbank.
Inleiding
Op 21 februari 2015 omstreeks 02.15 uur kwam er bij de politie een melding binnen van een vechtpartij na afloop van een salsafeest op de Marathonloop in de Maaspoort te ’s-Hertogenbosch. Daarbij zou met een mes zijn gestoken
(bron 1, p. 74-75).
Er werden ter plaatse een aantal getuigen gehoord. Eén van die getuigen, [getuige 1] , had op het Salsafeest die avond foto’s gemaakt, waaronder een foto waar [medeverdachte] op te zien was. [medeverdachte] werd door [getuige 1] en [getuige 2] herkend als de man waarmee de ruzie was begonnen en die met het slachtoffer van de steekpartij had gevochten
(bron 1, p. 76, foto p. 77, bevestiging p. 78). [getuige 1] heeft aan de hand van een andere, uitvergrote, foto, de persoon aangewezen die hij meende te herkennen als degene die het mes vast had gehad. Het betrof de man rechts achterin de foto, met een donker petje
(bron 1, p. 117 e.v.).
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 augustus 2015 verklaard dat hij inderdaad betrokken was bij de betreffende vechtpartij, dat hij inderdaad een mes in zijn handen had en dat hij een petje op had. Verdachte ontkent echter op [slachtoffer] te hebben ingestoken
.
De rechtbank acht voor het beantwoorden van de vraag of er sprake is geweest van poging tot doodslag de navolgende bewijsmiddelen van belang.
Bewijsmiddelen
Het slachtoffer van de steekpartij, aangever [slachtoffer] (hierna te noemen: aangever) verklaarde op 21 februari 2015 dat hij op 20 februari 2015 op een salsafeest was in een evenementenhal op de Maaspoort. Hij ging rond 02.00 uur flyers uitdelen. Dat wilde hij ook doen bij een groepje van drie mannen. Aangever raakte in gevecht met één van de drie mannen. Vervolgens sprong een derde persoon op hem af en direct daarop voelde hij pijn alsof hij met iets werd gestoken. Hij zag dat hij bloedde. Ze lagen op de grond. Er werd een hoop geschreeuwd, onder meer dat hij was gestoken met een mes. Men zei dat hij een groot gat in zijn achterhoofd had. Hij moest naar het ziekenhuis en heeft erg veel pijn
(bron 1, p. 47 en verder). Aanvullend op zijn aangifte heeft aangever nog verklaard dat hij de donkere man wegduwde en dat de donkere man hem mee naar de grond trok. Vervolgens voelde aangever dat zijn achterhoofd nat werd. Ook hoorde aangever van zijn vrouw dat er een groot gat zat in zijn achterhoofd. Resumerend bestond het letsel bij aangever uit drie littekens op het hoofd, een wond op het achterhoofd, een gat in zijn nek en een klein litteken onder zijn linkeroog. Aangever hoorde van de arts dat als de wond in zijn hals een paar centimeter lager had gezeten, hij er niet meer was geweest. Zou de slagader in zijn hals zijn geraakt, dan zou hij doodgebloed zijn
(bron 1, p. 57 en 58). Ook is [verdachte] door aangever herkend als de man die het mes vasthield
(bron 1, p. 64). Tegenover de rechter-commissaris heeft aangever verklaard dat de donkere man hem mee naar de grond trok en dat zij allebeide op de grond vielen. Toen aangever bovenop de donkere man op de grond lag, voelde hij iets op zijn hoofd waarvan hij dacht dat het bier was. Zijn vrouw riep tegen hem dat hij moest opstaan omdat hij een groot gat in zijn hoofd had met bloed.
(bron 2)
Uit het aanvraagformulier medische gegevens blijkt dat er sprake was van ‘steekwonden’ en de behandelend arts R.F. de Wilde heeft verklaard dat er sprake was van twee steekwonden, te weten in het hals- en hoofdgebied. Eén wond zat in de hals rechts onder het oor. De tweede wond zat op het achterhoofd en had een lengte van tien tot vijftien centimeter. Deze wond liep dwars over het achterhoofd. Volgens de chirurg bevinden zich in dat gebied vitale zenuwen en vitale bloedvaten, waaronder de halsslagader. Een snee in de halsslagader zou acuut levensbedreigend geweest zijn. Als er iets lager was gesneden of gestoken, komt men bovendien in het gebied van ruggenmerg en nekwervels. Gezien de vitale structuren in de nek kon, aldus de arts, worden gesteld dat als de wond in de hals of op het achterhoofd net iets dieper of lager had gezeten, dit acuut levensgevaarlijk had kunnen zijn
(bron 1, p. 53 en 54).
[getuige 2] was bij het incident aanwezig en heeft bij de politie aan de hand van een foto [verdachte] herkend en verklaard dat [verdachte] met een mes drie keer een stekende beweging heeft gemaakt en wel vanuit zijn schouder. Getuige stond dicht op het voorval, te weten op drie meter afstand. Ook heeft [getuige 2] gezien dat het slachtoffer veel bloed verloor (“ [slachtoffer] had een flinke jaap in zijn nek”)
(bron 1, p. 189 en 191).
Tegenover de rechter-commissaris heeft [getuige 2] verklaard, dat de man met het mes stekende bewegingen naar beneden maakte.
(bron 2)
[getuige 1] , ook bij het incident aanwezig, heeft verklaard dat hij zag dat een jongen met een pet overstuur en opgefokt was en dat er reeds een vechtpartij gaande was met een vriend van de jongen met het petje
[de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ]. Getuige zag dat [slachtoffer] (aangever) hevig bloedde. Verder heeft de getuige verklaard dat hij op een foto welke die dag is gemaakt [verdachte] herkende als degene die het mes vast had gehad
(bron 1, p. 78, 198-199).
[medeverdachte] heeft op 10 maart 2015 bij de politie verklaard dat hij met [getuige 3] en [verdachte] op het salsafeest was. Bij het naar buiten gaan is [medeverdachte] op het slachtoffer afgelopen en heeft hem vastgepakt. Hij hield hem met zijn linkerhand om zijn nek geklemd. Zij vielen op de grond. Het slachtoffer viel bovenop hem.
[verdachte] zei later tegen hem: “Ik heb hem gestoken” terwijl hij ook het mes liet zien waar nog bloed aan zat
(bron 1, p. 307-310).
[getuige 4] heeft verklaard dat hij met [medeverdachte] , [verdachte] en [getuige 3] op het salsafeest was. Een dag later trof hij [verdachte] op het voetbalveld.‘ [verdachte] ’ vertelde hem dat hij gestoken had
(bron 1, p. 264).
[verdachte] heeft op 20 maart 2015 tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij het heeft gedaan en er heel veel spijt van heeft. Hij zou het slachtoffer zijn excuses willen aanbieden. Hij verklaarde dat hij een mes heeft gebruikt. Het leek of het slachtoffer een beweging maakte naar zijn broek. Hij dacht dat hij een mes of pistool zou pakken en heeft daarop gereageerd met het mes.
Uit deze bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich op 21 februari 2015 in de Maaspoorthal te ’s-Hertogenbosch met een mes in de hand heeft bemoeid met een vechtpartij die gaande was en waarbij onder meer [slachtoffer] en [medeverdachte] waren betrokken. De verdachte heeft, op het moment dat [slachtoffer] bovenop [medeverdachte] lag, met het mes meerdere stekende bewegingen naar beneden gemaakt. Het slachtoffer werd tijdens de vechtpartij aan de achterzijde aan hoofd en hals verwond, terwijl hij bovenop [medeverdachte] lag. Het kan niet anders dan dat verdachte met zijn naar beneden gerichte stekende bewegingen het [slachtoffer] in het achterhoofd heeft geraakt met dat mes.
Verdachte heeft dit ter terechtzitting ontkend en gezegd dat hij het slachtoffer per ongeluk heeft geraakt toen hij de vechtenden wilde scheiden, maar de rechtbank hecht meer waarde aan de tot bewijs gebezigde verklaringen dan aan zijn verklaring. De door de rechtbank tot bewijs gebezigde verklaringen en onderdelen daarvan zijn bruikbaar voor het bewijs en komen authentiek en geloofwaardig voor. Enkele verklaringen zijn kort na het gebeuren afgelegd en daarbij is geput uit een directe herinnering. Dat getuigen tegenover de rechter-commissaris zich bepaalde details niet meer konden herinneren of afwijkend daarover verklaarden, kan heel goed gelegen zijn in het tijdsverloop, waardoor herinneringen vervagen. De tot bewijs gebezigde verklaringen komen wat betreft de essentiële onderdelen overeen en worden voorts ondersteund door de verklaringen van verdachte zelf dat hij een mes heeft gebruikt en dat hij “het heeft gedaan” tegenover de rechter-commissaris, [medeverdachte] en [getuige 4] . De laatste twee zijn bekenden van verdachte die samen met hem op het feest waren en het is geenszins aannemelijk geworden dat zij verdachte ten onrechte beschuldigen.
De op het punt van betrouwbaarheid van de getuigen door de raadsman gevoerde verweren worden verworpen en hun verklaringen zijn bruikbaar voor het bewijs.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat de verwondingen die aan het achterhoofd van het slachtoffer zijn geconstateerd, zijn veroorzaakt door de steken met het mes en door verdachte zijn toegebracht. Uit de verklaringen blijkt dat het slachtoffer voelde dat zijn achterhoofd nat werd toen hij bovenop [medeverdachte] lag. Verdachte maakte ten tijde van de vechtpartij stekende bewegingen naar beneden. Niet gebleken is dat er gebroken glas op de grond lag of dat het slachtoffer met het achterhoofd de kapstok zou hebben geraakt. De verdediging heeft weliswaar geopperd dat er een alternatieve oorzaak voor de verwondingen zou kunnen zijn, maar dat is ter terechtzitting niet aannemelijk geworden.
Uit de verklaring van de behandelend arts volgt dat de verwondingen dodelijk hadden kunnen zijn als zij iets lager hadden gezeten.
Naar algemene ervaringsregels is de kans dat iemand als gevolg van het snijden of steken met een mes in het achterhoofd of de hals, waar zich vitale structuren bevinden, komt te overlijden, aanmerkelijk te noemen. Het handelen van verdachte met het mes is dan ook geëigend om de dood van het slachtoffer te kunnen laten intreden. Het meerdere malen met een mes insteken op het achterhoofd van een mens is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat het niet anders kan dan dat verdachte de opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Zijn voornemen hiertoe heeft zich door een begin van uitvoering geopenbaard.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde poging tot doodslag kan worden bewezen.
Van medeplegen is in dit geval geen sprake. Er waren weliswaar meerdere personen bij de vechtpartij betrokken, maar het dossier bevat geen aanknopingspunten voor de veronderstelling dat zij wisten of konden weten dat verdachte zich met een mes in de vechtpartij zou begeven. Hun opzet strekte zich daartoe niet uit. Van dit deel van de tenlastelegging moet verdachte dan ook worden vrijgesproken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
(primair)
op 21 februari 2015 te 's-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een mes in het hoofd en/of de hals van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde zoals geadviseerd door de psycholoog en de reclassering, indachtig de verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek van verdachte. Ook heeft de officier van justitie gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen met oplegging van de schademaatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht (bijlage).
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft gevraagd de op te leggen straf te matigen en een straf op te leggen die past bij poging tot zware mishandeling, waarbij het aandeel van het slachtoffer in de vechtpartij moet worden betrokken, rekening dient te worden gehouden met het werk en de belangen van de dochter van verdachte en waarin de verminderde toerekeningsvatbaarheid tot uitdrukking komt. Verdachte is bereid een klinische behandeling te ondergaan in de Woenselse Poort. Ook heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de door de benadeelde partij opgevoerde kostenpost ‘vervanging leraar salsalessen’ niet voor toewijzing vatbaar is nu dit in een te ver verwijderd verband staat met het feit. Voor het overige heeft de raadsman zich wat betreft de vordering benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte was samen met vrienden op een salsafeest. Bij het verlaten van dat feest is ruzie ontstaan met het slachtoffer en is er een vechtpartij uitgebroken. De verdachte heeft zich met een mes in dat gevecht gemengd en het slachtoffer meerdere malen met een mes in het achterhoofd geraakt. Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het geweld en het besef dat hij het leven had kunnen laten, moet een grote indruk op het slachtoffer hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en de slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Voor de omstanders moet dit ook een verschrikkelijke ervaring zijn geweest, hun avond zal zijn verziekt, en het voorval zal, nadat zij zich realiseerden wat er was gebeurd en had kunnen gebeuren, veel angst bij hen teweeg hebben gebracht. Een delict als het onderhavige veroorzaakt veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers, met name nu het is gebeurd in het uitgaansleven.
Het zeer gewelddadige karakter van het door verdachte gepleegde strafbare feit laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om na gebruik van alcohol bij een ruzie zwaar geweld tegen andere mensen te gebruiken. Verdachte geeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank ook rekening met de omstandigheid dat hij al vaker in verband met geweldsfeiten is veroordeeld tot vrijheidsbenemende en vrijheidsbeperkende straffen, zoals blijkt uit het uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 16 juli 2015. Hem geboden hulp in verband met zijn problematiek rond agressie onder invloed van alcohol, heeft hij tot nu toe niet aanvaard. Uit het reclasseringsrapport van 29 juli 2015 blijkt dat hij niet gemotiveerd was voor een behandeling bij Novadic-Kentron en zijn medewerking aan urinecontroles weigerde.
De rechtbank heeft gelet op de conclusies en het advies in de rapportage van de GZ psycholoog drs. B.Y. van Toorn d.d. 28 mei 2015, waarin het volgende is gesteld:
Bij het tot stand komen van het delict-gedrag, indien en voor zover bewezen, hebben pathologisch middelenmisbruik/verslavingsziekte, ADHD en persoonlijkheidsproblematiek elkaar wederzijds beïnvloed en versterkt. Op basis daarvan is er sprake van een forse doorwerking van stoornis en delict. Betrokkene moet als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Betrokkene behoeft een intensieve behandeling voor zijn middelenmisbruik/afhankelijkheid, met als doel volledige abstinentie. Rapporteur adviseert Uw College om betrokkene daartoe op te laten nemen op een forensische zogenaamde ‘double trouble’ afdeling, voor behandeling van zowel de verslavingsproblematiek als van de persoonlijkheidsstoornis. Na de klinische fase dient de behandeling ambulant voortgezet te worden en dient betrokkene intensieve begeleiding en hulp te krijgen voor het abstinent blijven van middelen, en om zijn leven anders in te richten.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusie van de hiervoor aangehaalde rapportage over en houdt bij de straftoemeting rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de afdoening en te stellen voorwaarden overeenstemming bestaat bij de psycholoog en de reclassering (rapportage van 29 juli 2015). De rechtbank acht toezicht en een behandeling evenzeer zeer wenselijk en
zal de rapporteurs daarin dan ook volgen. Verdachte is bereid daaraan mee te werken.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de hierna te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal dus een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] . De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2015 tot de dag der algehele voldoening. Naar het oordeel van de rechtbank is de schade, daaronder begrepen de kosten die verdachte heeft moeten maken om zich te laten vervangen als salsaleraar (in wezen gaat het om gederfde inkomsten), een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader(s) samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

Schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2015 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 287.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

(primair) Poging tot doodslag Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf en maatregel.

T.a.v. primair:Gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27Wetboek van Strafrecht waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2jaren.

Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich binnen twee dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de Reclassering van Novadic-Kentron op het adres Rompertsebaan 12, 5231 GT Den Bosch, telefoonnummer: 073-6409696 en zich blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
- zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling laat opnemen in de Woenselse Poort (afdeling de Ponder) of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan een resocialisatieplan zoals dat door zijn behandelaars en reclassering wordt geïndiceerd, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij een (forensisch) psychiatrische polikliniek of soortgelijke ambulante forensische zorg, of opname in een begeleide woonvorm, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling / behandelaar zullen worden gegeven zolang de Reclassering dit noodzakelijk acht
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6,
5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de
naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te
begeleiden.

Maatregel van schadevergoeding van EUR 2820,95 subsidiair 38 dagen hechtenis

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer] van een bedrag van EUR 2.820,95 (zegge: tweeduizend achthonderd twintig euro en vijfennegentig cent ), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 38 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 1.500,00 immateriële schadevergoeding en EUR 1.320,95 materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van EUR 2.820,95 (zegge: tweeduizend achthonderd twintig euro en vijfennegentig cent ), te weten EUR 1.500,00 immateriële schadevergoeding en EUR 1.320,95 materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van der Weele, griffier,
en is uitgesproken op 3 september 2015.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.