ECLI:NL:RBOBR:2015:526

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 februari 2015
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
3261737 \ CV EXPL 14-8551
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.M. Callemeijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging huurovereenkomst na splitsing van een vennootschap en de gevolgen voor de huurder

In deze zaak vorderde de stichting Alri wijziging van de huurovereenkomst met Forecast Huur, na de splitsing van Coltex. Alri stelde dat de splitsing had geleid tot een onaanvaardbare situatie, waarbij de zekerheid die Coltex bood, was weggevallen. De kantonrechter oordeelde dat de vergelijking van de situatie na de splitsing met die voor de splitsing moest worden gemaakt, en niet met de situatie ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. De rechter concludeerde dat Alri niet had aangetoond dat de splitsing zodanige gevolgen had dat de huurovereenkomst niet ongewijzigd kon blijven. De vorderingen van Alri tot wijziging van de huurovereenkomst en het verstrekken van aanvullende zekerheden werden afgewezen. Alri werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zaaknummer: 3261737 \ CV EXPL 14-8551
Kanton Eindhoven
Zaaknummer: 3261737 \ CV EXPL 14-8551
Vonnis van 5 februari 2015
in de zaak van:
de stichting Stichting Alri,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. T.H.G. Steenmetser,
tegen:

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Coltex B.V.,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Forecast Huur B.V.,

beide gevestigd te Heerhugowaard,
gedaagden,
gemachtigde: mr. M.G. Costers.
Partijen worden hierna “Alri”, “Coltex” en “Forecast Huur” genoemd.

1.Het verloop van het geding

Dit blijkt uit het volgende:
a. de dagvaarding d.d. 23 juni 2014;
b. de akte overlegging producties d.d. 31 juli 2014 van de zijde van Alri;
b. de conclusie van antwoord, met producties;
c. het besprokene tijdens de comparitie van partijen d.d. 2 december 2014 ten behoeve van welke zitting Alri op voorhand nadere producties in het geding heeft gebracht en mr. Steenmetser comparitieaantekeningen heeft overgelegd.
Tot slot is een datum voor uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1.1.
Alri is een belegger in vastgoed en zij behoort tot het vastgoedbedrijf van de familie [R.].
2.1.2.
Coltex en alle aan haar gelieerde vennootschappen maken onderdeel uit van het kleding- en modeconcern van de familie [E.] dat verschillende merken exploiteert, zoals Steps, Superstar, Didi en Forecast.
2.1.3.
Coltex heeft met ingang van 1 september 1999 met Alri een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de winkelruimte aan de Rechtestraat 29 en Markt 18 te Eindhoven. De huurovereenkomst is aangegaan voor een eerste huurperiode van tien jaar met twee opties tot verlenging van ieder vijf jaar. De huurovereenkomst loopt thans tot 31 augustus 2019 (productie 1 Alri).
2.1.4.
Op 24 december 2013 is Coltex afgesplitst in zeven (nieuw op te richten) vennootschappen waarbij Coltex zelf is blijven voortbestaan. Na deze splitsing heeft Coltex haar bedrijfsstructuur aangepast. Delen van het vermogen van Coltex zijn onder algemene titel overgedragen aan verschillende verkrijgende vennootschappen, waaronder Forecast Huur (splitsingsvoorstel, productie 4 Alri).
2.1.5.
Alri krijgt als gevolg van de splitsing in plaats van Coltex als huurder Forecast Huur, welke vennootschap voor € 814.492,-- aan huurverplichtingen per jaar heeft overgenomen van Coltex.
3.1.
Het geschil
3.1.
Alri vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. de tussen Alri en Forecast Huur geldende huurovereenkomst met betrekking tot de
winkelruimte gelegen aan de Rechtestraat 29 en Markt 18 te Eindhoven wijzigt conform het bepaalde in punt 34 van de dagvaarding, te weten als volgt:

I. partijen komen overeen dat huurder aan verhuurder als zekerheid voor de nakoming van de uit deze huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen een concerngarantie verstrekt voor de gehele looptijd van de huurovereenkomst (inclusief eventuele verlengingen), conform het als
productie 5 overgelegde model, afgegeven door Coltex Retail Group B.V. ter grootte van 6 (zes) maanden huur te vermeerderen met servicekosten en de omzetbelasting over deze bedragen, ad € 270.709,43;
II. Partijen komen voorts overeen dat huurder aan verhuurder als aanvullende zekerheid voor de nakoming van de uit deze huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen een bankgarantie verstrekt voor de gehele looptijd van de huurovereenkomst (inclusief eventuele verlengingen), conform het als productie 6 overgelegde standaard ROZ-model bankgarantie, ter grootte van 6 (zes) maanden huur te vermeerderen met servicekosten en de omzetbelasting over deze bedragen, ad € 270.709,43.
III. Indien huurder een uit deze huurovereenkomst voortvloeiende verplichting niet, niet volledig en/of niet tijdig nakomt, dan is het ter vrije beoordeling van verhuurder of verhuurder een beroep doet op de onder 1. verstrekte concerngarantie en/of op de onder II. verstrekte bankgarantie”;
II. gedaagden, althans Forecast huur, veroordeelt om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis een concerngarantie afkomstig van Coltex Retail Group B.V. te verstrekken aan Alri, conform de onder I. gewijzigde tussen Alri en Forecast Huur geldende huurovereenkomst, inclusief de modeltekst zoals opgenomen in productie 5 bij de dagvaarding, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag of gedeelte van een dag, althans op straffe van een in goede justitie te bepalen bedrag per dag of gedeelte van een dag, dat gedaagden, althans Forecast Huur hieraan geen uitvoering geven/geeft;
III. gedaagden, althans Forecast Huur, veroordeelt om binnen 14 dagen na
betekening van het vonnis een bankgarantie te verstrekken aan
Alri, conform de onder I gewijzigde tussen Alri en Forecast Huur geldende huurovereenkomst, inclusief de modeltekst zoals opgenomen in productie 6 bij de dagvaarding, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte van een dag, althans op straffe van een dwangsom van een in goede justitie te bepalen bedrag per dag of gedeelte van een dag, dat gedaagden, althans Forecast Huur, hieraan geen uitvoering geven/geeft;
IV. voor recht verklaart dat, indien en voor zover in de tussen Alri en Coltex gevoerde procedure met rolnummer 13-6139 wordt vastgesteld dat Alri een
bedrag dient te restitueren aan Coltex, Alri dat bedrag onder zich mag
houden, als aanvullende zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen die voor gedaagden, althans Forecast Huur, voortvloeien uit de huurovereenkomst;
V. gedaagden hoofdelijk, althans Coltex, althans Forecast Huur,
veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis aan Alri te betalen een boete van € 2.616,18 per dag vanaf 24 december 2013 tot de dag waarop vonnis wordt gewezen en voorts voor recht verklaart dat gedaagden, althans Coltex, althans Forecast Huur ook vanaf de dag van het vonnis tot het moment dat de huurovereenkomst eindigt gehouden is de contractuele boete van art. 3.2 AB te voldoen aan Alri;
Althans subsidiair voor het geval het primair gevorderde niet (geheel) wordt toegewezen:
VI. de tussen Alri en gedaagde sub 2 geldende huurovereenkomst met betrekking
tot de winkelruimte gelegen aan de Rechtestraat 29 en Markt 18 te Eindhoven, wijzigt conform het bepaalde in punt 35 van de dagvaarding, te weten als volgt:
“Partijen komen overeen dat huurder aan verhuurder als zekerheid voor de nakoming van de uit deze huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen een concerngarantie verstrekt voor de gehele looptijd van de huurovereenkomst (inclusief eventuele verlengingen), conform het als productie 5 overgelegde model, afgegeven door Coltex Retail Group B.V. ter grootte van 6 (zes) maanden huur te vermeerderen met servicekosten en de omzetbelasting over deze bedragen, ad € 270.709,43”,althans conform een in goede justitie te bepalen wijze wijzigt;
VII. gedaagden, althans Forecast Huur, veroordeelt om binnen 14 dagen na
betekening van het vonnis een concerngarantie afkomstig van Coltex Retail Group B.V. te verstrekken aan Alri, conform de onder I. gewijzigde tussen Alri en Forecast Huur geldende huurovereenkomst, inclusief de modeltekst zoals opgenomen in productie 5 bij de dagvaarding, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte van een dag, althans op straffe van een in goede justitie te bepalen bedrag per dag of gedeelte van een dag, dat gedaagden, althans Forecast Huur, hieraan geen uitvoering geven/geeft;
VIII. gedaagden hoofdelijk, althans Coltex, althans Forecast Huur,
veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis aan Alri te betalen een boete van € 2.616,18 per dag vanaf 24 december 2013 tot de dag waarop vonnis wordt gewezen en voorts voor recht verklaart dat gedaagden, althans Coltex, althans Forecast Huur ook vanaf de dag van het vonnis tot het moment dat de huurovereenkomst eindigt gehouden is de contractuele boete van art. 3.2 AB te voldoen aan Alri;
Zowel primair als subsidiair:
IX. gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de kosten van het geding alsmede in de nakosten.
3.2.
Alri heeft – samengevat – het volgende aan haar vorderingen ten grondslag gelegd.
Het vermogen dat voor de splitsing aanwezig was in Coltex wordt door de splitsing grotendeels verdeeld onder de zeven nieuwe vennootschappen, namelijk Steps Huur B.V., Superstar Huur B.V., Didi Huur B.V., Forecast Huur B.V., Coltex Huur B.V., Coltex Operations B.V. en Coltex IP B.V., zonder dat deze verkrijgende vennootschappen zelf eigen vermogen inbrengen of creëren. Uit bijlage 4 bij het splitsingsvoorstel blijkt onder meer dat de verkrijgende vennootschappen in grote mate activa onttrekken aan Coltex. Uit de (pro forma) winst- en verliesrekeningen in bijlage 5 bij het splitsingsmodel blijkt dat Forecast Huur nagenoeg break-even draait. Het lijkt erop dat Forecast Huur geen eigen omzet genereert, omdat zij enkel de van Coltex verkregen liquide middelen en de van Coltex overgedragen (onder)huurovereenkomsten in eigendom heeft, zonder dat zij zelf bedrijfsactiviteiten heeft; zij fungeert slechts als huurder van de verschillende winkelpanden waarin een Forecast winkel is gevestigd. De huidige vennootschapsstructuur is opgezet als een ‘sterfhuisconstructie’ hetgeen Coltex na splitsing de mogelijkheid biedt om gemakkelijk en zonder enige financiële schade aan de totale keten, verlieslatende merken failliet te laten gaan of anderszins af te stoten waarbij Alri het risico loopt aanzienlijke schade te lijden. De zekerheid die de oorspronkelijk hurende vennootschap aan Alri bood is volledig weggevallen. Voorts wordt Alri geconfronteerd met een daling van de beleggingswaarde van het gehuurde nu de hoedanigheid van de huurder daarop van invloed is. Gelet hierop is het voor Alri van groot belang dat zij voldoende zekerheid krijgt om de nadelige gevolgen van deze risico’s uit te sluiten of te compenseren. Alri is door Coltex niet geïnformeerd over de splitsing en zij kan daartegen niet (langer) opkomen zodat de overeenkomsten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet ongewijzigd in stand kunnen blijven. De bij het aangaan van de huurovereenkomst door Coltex Holding B.V. aan Alri verstrekte concerngarantie biedt na de splitsing niet langer voldoende zekerheid tegen de aanzienlijke risico’s die Alri loopt na de splitsing. Alri heeft daarom recht en belang om wijziging van de huurovereenkomst te vorderen op grond van artikel 2:334r lid 1 BW.
Alri heeft voorts een aanvullend belang nu Coltex het gehuurde bij het aangaan van de huurovereenkomst ingrijpend heeft veranderd. Zij heeft onder meer de verdiepingsvloer tussen de begane grond en de eerste verdieping verwijderd. Alri heeft hiermee ingestemd onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat Coltex de verdiepingsvloer weer zou herstellen bij het einde van de huurovereenkomst. Gelet op de (financiële) positie van haar nieuwe huurder twijfelt Alri eraan of Forecast deze verplichting kan en zal nakomen.
Alri maakt verder aanspraak op de contractuele boete wegens het inbrengen van de huurrechten in Forecast Huur zonder voorafgaande toestemming van Alri, zoals is vastgelegd in artikel 3.1 van de Algemene Bepalingen die bij de huurovereenkomst horen. Deze boete is ingevolge artikel 3.2. AB gelijk aan twee maal de op 24 december 2013 geldende huurprijs per dag, zijnde € 2.616,18. Op grond van artikel 2:334t BW zijn Coltex en Forecast Huur hoofdelijk aansprakelijk voor deze boete.
3.3.
Gedaagden concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van Alri, althans tot afwijzing van haar vorderingen. Zij hebben daartoe – samengevat – het volgende aangevoerd.
3.3.1.
Het Coltex concern houdt zich bezig met de exploitatie van onder andere de modeketens ‘Steps’, ‘Didi’, ‘Superstar’ en ‘Forecast’ die binnen het concern verschillende divisies vormen. Aan het hoofd van dit concern stond Coltex Retail Group B.V.. De structuur van het Coltex concern was niet optimaal. De exploitatie van de verschillende modeformules vond vóór de splitsing plaats in exploitatievennootschappen. Coltex was een ‘service-B.V.’ en verleende diensten ten behoeve van de exploitatievennootschappen. Daartoe behoorde het aangaan van huurovereenkomsten (en de verplichting tot betaling van de huurpenningen), het beheer van belangrijke intellectuele eigendomsrechten en het drijven van het hoofdkantoor, de distributiecentra en het verrichten van inkoopdiensten. De diensten die Coltex aan de exploitatievennootschappen verleende, werden naar rato doorberekend aan de exploitatievennootschappen en de huur die Coltex verschuldigd was, werd aan de desbetreffende vennootschappen doorbelast. Vanaf 2012 werd door geen van de divisies een positief resultaat geboekt. Het gevolg daarvan was dat niet alleen de afzonderlijke divisies verlies leden, maar ook het gehele Coltex concern. Het operationele resultaat van Coltex Retail Group B.V. is negatief sinds 2010. De vennootschappelijke structuur was zodanig dat als aan één van de divisies de inkomsten zouden ontvallen (door faillissement) de volledige kosten van Coltex over de andere divisies zouden (moeten) worden verdeeld. De overblijvende divisies zouden gezamenlijk niet in staat zijn die extra kosten te dragen, zodat bij het wegvallen van de inkomsten van één divisie Coltex ook niet meer aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. Dit zou tot gevolg hebben dat de andere divisies en ook Coltex Holding te lijden zouden hebben van het wegvallen van de inkomsten uit één divisie.
Omdat de vennootschappelijke structuur gecombineerd met de negatieve resultaten van de verschillende divisies grote risico’s voor de continuïteit van het gehele Coltex concern met zich meebracht, is onderzocht hoe de structuur kon worden aangepast om de risico’s van de afzonderlijke divisies ook daadwerkelijk onder te brengen bij die divisies. Daarvoor was het nodig om de verplichtingen van de afzonderlijke divisies ook daadwerkelijk bij de afzonderlijke divisies onder te brengen. De herstructurering heeft eind 2013 plaatsgevonden waarbij a) de divisies zodanig zijn geplaatst dat zij geheel losstaand van elkaar functioneren, zowel operationeel als financieel, b) de divisies elk deelnemingen zijn geworden van de nieuw opgerichte vennootschap Coltex Finance B.V., c) een aantal slapende vennootschappen is geliquideerd en d) de verschillende huurovereenkomsten zijn ondergebracht bij de betreffende divisie. De positie van Coltex na de splitsing is in zoverre gelijk aan de situatie voor de splitsing dat Coltex nog steeds diensten levert aan de exploitatievennootschappen. Coltex Holding is ‘lager’ geplaatst in de vennootschappelijke structuur zodat in het geval aan één van de divisies de inkomsten zouden komen te ontvallen, dat geen rechtsreeks effect (meer) heeft op Coltex Holding.
3.3.2.
Coltex heeft aan alle wettelijke vereisten voldaan om Alri tijdig kennis te laten nemen van de voorgenomen afsplitsing. Tegen de splitsing is door geen enkele partij verzet ingesteld als bedoeld in artikel 2:334l BW. Coltex heeft Alri bij brief van 23 mei 2014 nog aangeboden om de huurovereenkomst over te zetten van Forecast Huur naar de exploitatievennootschap Forecast B.V. zodat Alri daardoor rechtstreeks zou contracteren met de vennootschap die ook de eigen inkomsten genereert, maar Alri heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
3.3.3.Voor een geslaagd beroep op artikel 2:334r BW zal Alri dienen te voldoen aan de op haar rustende (verzwaarde) plicht om te stellen dat de gevolgen van de splitsing van Coltex zó onvoorzien zijn dat dit een wijziging van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Aan deze stelplicht heeft zij niet voldaan. Het is gedaagden een raadsel waarom Alri meent aanspraak te kunnen maken op zowel een bankgarantie als een concerngarantie, terwijl er vóór de splitsing geen enkele garantie gold. Alri vond het bij aanvang van de huurovereenkomst niet nodig garanties te bedingen en onduidelijk is waarom die situatie thans gewijzigd zou zijn. Het is niet de bedoeling dat Alri beter wordt van de afsplitsing. Voor zover er een nieuwe zekerheid moet worden gesteld, geldt dat enkel een concerngarantie van Forecast B.V. aan de orde kan zijn. Een garantie gelijk aan zes maanden huur is disproportioneel. De positie van Alri is door de splitsing en herstructurering juist verbeterd omdat de Forecast divisie niet langer het risico loopt de huurlasten te moeten dragen van de huurovereenkomsten voor de locaties van de andere divisies in het geval die niet langer in staat zouden zijn de huurpenningen op te brengen. Alri loopt zodoende niet een groter, maar juist een kleiner risico. Niet gesteld of gebleken is dat de beleggingswaarde van het gehuurde in casu in het geding is. De feitelijke exploitatie van het gehuurde is niet gewijzigd en de ‘kwaliteit van de huurder’ is niet verslechterd.
3.3.3.
Op grond van de artikelen 3.1. en 3.2. van de Algemene Bepalingen is het de huurder niet toegestaan de huurrechten in een rechtspersoon ‘in te brengen’ op straffe van een boete. Er is evenwel sprake geweest van een splitsing zodat de huurrechten onder algemene titel zijn overgegaan op de vennootschap die uit de splitsing is ontstaan. In die situatie is van ‘inbrengen in een rechtspersoon’ geen sprake. Alri heeft ook niet toegelicht waarom van ‘inbrengen in een rechtspersoon’ sprake zou zijn. In de nieuwere versie van de Algemene Bepalingen (productie 5 gedaagden) is in artikel 16 bepaald dat een huurder een juridische fusie of splitsing aan de verhuurder moet melden. Hieruit volgt dat het (nog steeds opgenomen) verbod op inbreng van huurrechten hierop niet van toepassing is. Voor zover er al een boete verbeurd zou zijn, doen gedaagden een beroep op matiging aangezien Alri geen schade lijdt, de boete disproportioneel is en de boete in dat geval oploopt zonder dat gedaagden hierin verandering kunnen brengen.
3.4.
Op overige stellingen en standpunten van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Alri vordert, kort gezegd, (primair) wijziging van de thans tussen haar en Forecast Huur bestaande huurovereenkomst, veroordeling van gedaagden tot het verstrekken van een concern-, althans bankgarantie, een verklaring voor recht dat zij een eventueel aan Coltex te restitueren bedrag als gevolg van huurprijsvermindering onder zich mag houden als aanvullende zekerheid en tot slot een hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot het betalen van boetebedragen. Zij baseert haar vordering tot wijziging van de huurovereenkomst op artikel 2:334r lid 1 BW, stellende dat dat ongewijzigde voortzetting van de huurovereenkomst – voor wat betreft de overeengekomen zekerheden – naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.2.
Artikel 2:334r BW biedt de splitsende rechtspersoon, de verkrijgende rechtspersoon of de wederpartij de mogelijkheid overeenkomsten te wijzigen of te ontbinden indien deze als gevolg van de splitsing naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet ongewijzigd in stand behoren te blijven. De bepaling is afgeleid van artikel 6:258 BW waarin een wijziging of ontbinding van een overeenkomst kan worden gevorderd op grond van onvoorziene omstandigheden. De speciale regel van artikel 2:334r BW betreft evenwel alleen de verandering die ten gevolge van de splitsing optreedt.
4.3.
De vraag die daarmee ter beoordeling voorligt, is of de verandering ten gevolge van de splitsing in dit geval zodanig en onvoorzien is, dat ongewijzigde instandhouding van de huurovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan worden gevergd.
Daartoe zal eerstens beoordeeld dienen te worden of, en zo ja welk nadeel Alri als gevolg van de splitsing feitelijk leidt. Volgens Alri bestaat dit nadeel erin dat de zekerheid die de oorspronkelijke hurende vennootschap aan haar bood volledig is weggevallen, alsmede in het verlies van beleggingswaarde van het gehuurde nu de hoedanigheid van de huurder hierop van invloed is. Alri heeft ter onderbouwing van haar stelling dat er zekerheid is weggevallen aangevoerd dat de bij het aangaan van de huurovereenkomst door Coltex Holding B.V. verstrekte concerngarantie na de splitsing niet langer voldoende zekerheid biedt. Gedaagden hebben evenwel betwist dat bij het aangaan van de huurovereenkomst enige garantie gold. Alri heeft deze betwisting vervolgens niet meer weersproken, noch heeft zij aannemelijk gemaakt, laat staan aangetoond dat in de situatie vóór de splitsing sprake was van een concerngarantie. Aldus moet als vaststaand worden aangenomen dat voorafgaand aan de splitsing aan Alri geen concerngarantie is gegeven. Alri heeft voorts erkend (vgl. alinea 2 comparitieaantekeningen mr. Steenmetser) dat in de overeenkomst is overeengekomen dat geen aanvullende zekerheden zouden worden verstrekt. Alri heeft bij het aangaan van de huurovereenkomst kort gezegd vertrouwd op de financiële gegoedheid van haar wederpartij.
4.4.
De kantonrechter kan Alri erin volgen dat zij als gevolg van de splitsing van Coltex d.d. 24 december 2013 in een nadeliger positie is komen te verkeren ten opzichte van de situatie bij het aangaan van de huurovereenkomst in 1999. Als onbetwist is immers komen vast te staan dat haar huidige contractuele wederpartij, Forecast Huur, over aanzienlijk minder liquiditeiten beschikt dan Coltex in 1999 en dat de verhaalsmogelijkheden van Alri bij een eventuele tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst daardoor aanzienlijk zijn beperkt ten opzichte van de situatie in 1999. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter echter niet de vergelijking op grond waarvan het feitelijk nadeel dat Alri ten gevolge van de splitsing leidt, dient te worden vastgesteld. Daartoe dient vergeleken te worden de financiële gegoedheid van Coltex in 2013 vóór de splitsing met de financiële gegoedheid van Forecast Huur ná de splitsing.
4.5.
Als onbetwist, althans onvoldoende gemotiveerd betwist, is komen vast te staan dat Coltex weliswaar vóór splitsing een eigen vermogen heeft van € 4.237.139, maar dat haar financiële gegoedheid behoorlijk onder druk is komen te staan als gevolg van de slechte financiële situatie waarin het Coltex concern zich bevindt. Het concern lijdt vanaf 2012 verlies en het operationele resultaat van Coltex Retail Group B.V., waarin de resultaten van alle tot het concern behorende divisies zijn verwerkt, is negatief sinds 2010. Omdat de huurovereenkomsten van de tot de divisies behorende winkels door Coltex zijn aangegaan en haar kosten over de divisies werden verdeeld, zouden de divisies bij het wegvallen van een divisie in grote financiële problemen kunnen komen en daarmee ook Coltex. Of de vergelijking van de financiële gegoedheid in het voordeel van Coltex (vóór de splitsing) of Forecast Huur uit valt, is daarmee feitelijk een kwestie van koffiedik kijken geworden. In beide gevallen is er immers sprake van een behoorlijke mate van onzekerheid, nu Forecast Huur op haar beurt slechts een eigen vermogen heeft van € 21.000 en slechts € 56.459,00 aan liquide middelen heeft ontvangen van Coltex. Gelet op het voorstaande overtuigen de door gedaagden gebezigde argumenten ter onderbouwing van hun stelling dat Alri juist in een gunstiger positie is komen te verkeren dan ook niet, maar acht de kantonrechter evenmin aannemelijk gemaakt door Alri dat zij door de splitsing in een nadeliger positie is komen te verkeren.
4.6.
Dat de splitsing heeft geleid tot verlies aan beleggingswaarde heeft Alri, gelet op de gemotiveerde betwisting door Coltex, niet aannemelijk gemaakt. Verder is de kantonrechter het met gedaagden eens dat een verplichting tot het verstrekken van aanvullende zekerheden Alri thans in een gunstiger positie zou doen brengen dan zij zou hebben gehad vóór de splitsing. Nu Alri ook voor de splitsing geen enkele zekerheid had voor de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst – ook niet voor de verplichting om het gehuurde in oorspronkelijke staat terug te brengen – luidt de slotsom dat niet gezegd kan worden dat de gevolgen van de splitsing zodanig zijn dat ongewijzigde instandhouding van de huurovereenkomst niet kan worden gevergd. De primaire vorderingen I t/m III en de subsidiaire vorderingen V en VI tot wijziging van de huurovereenkomst op grond van artikel 2:334r lid 1 BW worden daarom afgewezen.
4.7.
De primaire vordering onder IV strekt eveneens tot zekerheid voor nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. Om dezelfde redenen als hiervoor onder rechtsoverweging 4.4. vermeld is voor het stellen van aanvullende zekerheid geen deugdelijke grond aanwezig, althans gesteld, zodat deze vordering eveneens wordt afgewezen.
4.8.
De primaire vordering V (evenals de subsidiaire vordering VIII) strekt tot veroordeling van gedaagden tot het betalen van boetebedragen wegens tekortkoming in de nakoming van artikel 3.1 van de toepasselijke algemene ROZ-bepalingen, te weten het verbod op het zonder toestemming overdragen of inbrengen van de huurrechten in een andere rechtspersoon.
4.9.
Artikel 3 van de ROZ-bepalingen houdt het volgende in (productie 4 gedaagden):

Onderhuur
3.1.
Behoudens voorafgaande toestemming van verhuurder is het huurder niet toegestaan het gehuurde geheel of gedeeltelijk aan derden in huur, onderhuur of gebruik af te staan, ofwel de huurrechten geheel of gedeeltelijk over te dragen of in te brengen in een maatschap of rechtspersoon.
3.2.
Ingeval huurder handelt in strijd met bovenstaande bepaling, verbeurt hij aan verhuurder per kalenderdag dat de overtreding voortduurt een direkt opeisbare boete, gelijk aan twee maal de op dat moment voor huurder geldende huurprijs per dag onverminderd het recht van verhuurder om nakoming dan wel ontbinding van de overeenkomst, alsmede schadevergoeding te vorderen.”
4.10.
Gedaagden hebben kort gezegd aangevoerd dat het hiervoor weergegeven artikel niet ziet op een situatie waarin huurrechten na splitsing onder algemene titel overgaan op een verkrijger.
4.11.
De kantonrechter stelt vast dat gesteld noch gebleken is dat tussen partijen is onderhandeld over de inhoud van de algemene ROZ-bepalingen. De kantonrechter is daarom van oordeel dat aan de taalkundige betekenis van de tekst van het beding, gelezen in het licht van de strekking daarvan, in dat geval doorslaggevende betekenis toekomt voor het antwoord op de vraag welke betekenis de partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan het beding hebben mogen toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
De tekst van artikel 3.1. ziet op afstaan van het gehuurde in huur, onderhuur of gebruik aan een derde, waarvan bij rechtsopvolging onder algemene titel geen sprake is. Het beding beoogt blijkens de tekst ervan te voorkomen dat een derde ofwel het gehuurde gebruikt, ofwel gebruik kan maken van het huurrecht van de huurder, zonder toestemming van de verhuurder. Bij rechtsopvolging onder algemene titel, zoals bij fusie en (af-)splitsing, is geen sprake van een derde-verkrijger zodat voornoemd artikel uit de ROZ-bepalingen daar naar het oordeel van de kantonrechter niet op ziet. De vordering van Alri wegens boete (V en VIII) wordt daarom eveneens afgewezen.
4.12.
Alri wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt Alri in de kosten van de procedure, aan de zijde van gedaagden tot heden begroot op € 1.600,-- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast).
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Callemeijn, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2015.