ECLI:NL:RBOBR:2015:550

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 februari 2015
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
01/997029-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.G. Vos
  • M.T. van Vliet
  • W.T.A.M. Verheggen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opslag en voorhanden hebben van illegaal professioneel vuurwerk met zware categorieën

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben en opslaan van professioneel (illegaal) vuurwerk. De verdachte had in totaal ongeveer 1.200 kilo zeer gevaarlijk vuurwerk van de zwaarste categorieën opgeslagen, wat leidde tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks eerdere betrapt te zijn, opnieuw in de illegale vuurwerkhandel was gegaan. De tenlastelegging omvatte verschillende feiten, waaronder het opslaan van vuurwerk in een schuur en in zijn auto, en het voorhanden hebben van vuurwerk dat bestemd was voor particulier gebruik. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder verklaringen van medeverdachten en getuigen, en heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De rechtbank heeft de rol van de politie bij de aanhouding van de verdachte in het kader van een pseudokoop onderzocht en geconcludeerd dat er geen sprake was van een burgerpseudokoop. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten en heeft de opgelegde straf gemotiveerd door de ernst van de feiten en de risico's voor de samenleving in overweging te nemen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/997029-13
Datum uitspraak: 03 februari 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige economische kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1984],
wonende te[woonplaats], [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 januari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 november 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 13 augustus 2013 te Wilbertoord, gemeente Mill en Sint
Hubert, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, al
dan niet opzettelijk professioneel vuurwerk, te weten shells/mortierbommen
en/of lawinepijlen/signaalraketten en/of flowerbeds en/of napolitaanse bommen
en/of knalvuurwerk/bangers en/of knalstrengen
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad, terwijl dat professionele
vuurwerk bestemd was voor particulier gebruik;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 augustus 2013, te Wilbertoord, gemeente Mill en Sint
Hubert,tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, al dan niet
opzettelijk vuurwerk, te weten shells/mortierbommen en/of
lawinepijlen/signaalraketten en/of flowerbeds en/of Napolitaanse bommen en/of
knalvuurwerk/bangers en/of knalstrengen, buiten een inrichting als bedoeld in
artikel 1.1.4, 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 van het Vuurwerkbesluit, te weten in een
schuur aan de [adres 2], voorhanden heeft gehad;

2.

hij op of omstreeks 23 oktober 2012 in de gemeente Deurne al dan niet
opzettelijk professioneel vuurwerk, te weten bangers van het type Super Cobra

6 voorhanden heeft gehad in een auto en/of professioneel vuurwerk, te weten

bangers van het type Super Cobra 6 en/of vlinders van het type Cobra en/of
lawinepijlen van het merk/type Zink 901 en/of flowerbeds en/of batterijen
voorhanden heeft gehad en/of heeft opgeslagen in een woning en/of schuur aan
de [adres 1],
terwijl dat vuurwerk bestemd was voor particulier gebruik.
Ter zitting zullen onderstaande strafbare feiten ter kennis van de rechter worden gebracht. De rechter kan dus bij het bepalen van de straf ook met die feiten rekening houden. Doet de rechter dit, dan kunnen die feiten als strafrechtelijk afgedaan worden beschouwd.
-
juli 2012 tot 23 oktober 2012, Deurne en/of elders in Nederland, opzettelijk professioneel vuurwerk particulier gebruik aan ander ter beschikking stellen (01/995035-13);
-
maart 2013 tot en met 12 augustus 2013, Wilbertoord, gemeente Mill en Sint Hubert, opzettelijk professioneel vuurwerk voor particulier gebruik voorhanden gehad/ opgeslagen/verkocht (01/997029-13).

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
Op de ontvankelijkheid van de officier van justitie met betrekking tot feit 2 gaat de rechtbank hierna uitvoeriger in. Met betrekking tot feit 1 is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Verdachte wordt er onder feit 1 van verdacht op 13 augustus 2013 een partij illegaal vuurwerk voorhanden te hebben gehad en te hebben opgeslagen in een schuur van zijn vriend,[medeverdachte], in Wilbertoord.
Verdachte wordt er daarnaast onder feit 2 van verdacht op 23 oktober 2012 in Deurne in zijn auto, in zijn woning en in zijn schuur illegaal vuurwerk voorhanden te hebben gehad en te hebben opgeslagen.
Verdachte heeft de feiten erkend.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen waarbij onder meer gewezen is op de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2015, op de verklaring van [medeverdachte], afgelegd bij de politie, op de bevindingen uit onderzoek naar het in beslag genomen vuurwerk en het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de heterdaadsituatie op 23 oktober 2012.
De officier van justitie heeft in reactie op het gevoerde verweer met betrekking tot feit 2 geconcludeerd dat geen sprake is geweest van burgerpseudokoop als bedoeld in artikel 126ij Sv omdat de politie niet de regie heeft gevoerd, maar enkel aanwezig is geweest bij de door medewerkers van het televisieprogramma Powlitie met verdachte geregelde koop van het vuurwerk.
Het standpunt van de verdediging.
In verband met de bekennende verklaring van verdachte met betrekking tot feit 1 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft een bewezenverklaring.
De raadsman van verdachte is met betrekking tot feit 2 primair van mening dat sprake is van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie omdat sprake is geweest van burgerpseudokoop als bedoeld in artikel 126ij van het Wetboek van Strafvordering, terwijl niet voldaan is aan de aan burgerpseudokoop in dit artikel gestelde eisen.
Subsidiair is de verdediging van mening dat moet worden gekomen tot vrijspraak na bewijsuitsluiting, ondanks de bekennende verklaring van verdachte. Naar het oordeel van de verdediging heeft de pseudokoop van het vuurwerk door medewerkers van het televisieprogramma Powlitie plaatsgevonden onder regie van de politie.
Het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het verweer. [1]
De rechtbank stelt het volgende vast.
[getuige] heeft op 21 november 2012 (pagina 170 en verder) een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij eindredacteur is van het televisieprogramma Powlitie. De redactie van dit programma wilde een item maken over de handel in illegaal vuurwerk en een redacteur heeft op 22 oktober 2012 om 13:39 uur contact gezocht met een adverteerder op [e-mailadres] en aan die adverteerder gevraagd of hij “2 kartons C6” te koop had. Toen de adverteerder antwoordde dat hij daarover beschikte heeft de redacteur een afspraak gemaakt met de verkoper voor de avond van 23 oktober 2012 om 20:00 uur in Deurne. De eindredacteur heeft na het maken van de afspraak op 22 oktober 2012 contact opgenomen met de politie en doorgegeven dat er een afspraak was gemaakt voor een pseudokoop van vuurwerk en gevraagd om assistentie bij de aanhouding. De eindredacteur heeft op 23 oktober 2012 met een verslaggever, cameraman en beveiliging in Deurne eerst overleg gevoerd met de politie en zij zijn daarna naar de afgesproken plaats gereden. De politie en camerawagen hebben zich daar verdekt opgesteld. Zij zouden pas in actie komen als de verslaggever van het programma zou doorgeven dat hij het zware vuurwerk had gezien. Nadat om 20:00 uur de verkoper ([verdachte]) ter plaatse was gekomen en twee dozen met Cobra 6 en ander vuurwerk had laten zien, is het camerateam in actie gekomen en daarna heeft de politie verdachte aangehouden.
Inspecteur van politie [verbalisant]heeft over de pseudokoop een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt (pagina 166 en verder). Uit dit proces-verbaal volgt dat hij op 23 oktober 2012 om 11:00 uur van de afdeling communicatie van de politie het verzoek kreeg contact op te nemen met de redacteur van het televisieprogramma Powlitie. Om 12:00 uur had hij een gesprek met[getuige] van dat programma. Die zei hem dat de redactie met een leverancier van illegaal vuurwerk een overdracht van vuurwerk had afgesproken die dag om 20:00 uur in de omgeving van Deurne. [getuige] vertelde dat het de bedoeling was het moment van de overdracht te filmen en de leverancier te confronteren met de illegaliteit van zijn handel en de gevaren daarvan voor de samenleving. Hij vroeg of de politie in de buurt zou kunnen zijn zodat de leverancier zou kunnen worden opgepakt. Dit heeft inspecteur [verbalisant]toegezegd. Toen de exacte plaats en tijdstip bekend waren, hebben de redactie en de ingezette politieambtenaren nadere afspraken gemaakt over de aanhouding van verdachte.
De rechtbank leidt uit deze gang van zaken af, dat de redactie van het televisieprogramma Powlitie op eigen initiatief via internet contact heeft gezocht met een adverteerder over de aankoop van illegaal vuurwerk en dat de politie pas door de redactie van de pseudokoop op de hoogte is gesteld nadat een concrete afspraak met verdachte over het leveren van twee dozen Cobra 6 op 23 oktober 2012 te Deurne was gemaakt. Van sturend optreden door de politie is niet gebleken. Noch de officier van justitie, noch de politie heeft derhalve een burger (de redactie van het programma Powlitie) met het oog op de opsporing ingeschakeld in het kader van een door de autoriteiten geregisseerde aankoop van illegaal vuurwerk (vergelijk ECLI:NL:HR:2004:AQ8478). De rol van de politie bij de pseudokoop is beperkt gebleven tot het maken van afspraken over de aanhouding van verdachte nadat de verslaggever van Powlitie zou hebben vastgesteld dat verdachte daadwerkelijk beschikte over illegaal vuurwerk. Aldus is geen sprake van een burgerpseudokoop als bedoeld in artikel 126ij van het Wetboek van Strafvordering.
Uit de verklaring van verdachte ter zitting volgt dat hij zich al vanaf maart 2012 bezig hield met de verkoop van professioneel vuurwerk aan particulieren. Van schending van het Talloncriterium is evenmin sprake geweest.
Het door de raadsman gevoerde verweer wordt door de rechtbank verworpen.
Het oordeel van de rechtbank feit 1. [2]
De rechtbank zal, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2015, inhoudende zakelijk weergegeven:
“het vuurwerk dat op 13 augustus 2013 in de schuur in Wilbertoord is aangetroffen is daar door mij opgeslagen. (…) ik wilde snel geld verdienen en dat kan alleen met illegale handel. Ik verkoos vuurwerk boven drugs.”;
  • de verklaringen van verdachte, afgelegd ten overstaan van de politie, p. 1854 ev en p. 1867 ev;
  • de verklaring van medeverdachte[medeverdachte], afgelegd ten overstaan van de politie, p. 1929;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 166;
  • het proces-verbaal van summier onderzoek aan in beslaggenomen vuurwerk, p. 190 ev;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 218 ev met bijlagen (onderzoek aan de verschillende typen vuurwerk);
  • deskundigenverklaringen van het NFI, p. 192 ev, 201 ev en 478 ev.
De rechtbank overweegt tot slot dat het vuurwerk als vermeld in feit 1 aldus niet was ingedeeld volgens de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk (RACT) en ook niet voldeed aan de eisen van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 (RNEV 2004). Het vuurwerk kan worden aangemerkt als professioneel vuurwerk indien dit is bestemd voor particulier gebruik.
Het oordeel van de rechtbank feit 2. [3]
Bij de bespreking van het verweer van de verdediging heeft de rechtbank de verklaring van getuige [getuige] en het proces-verbaal van bevindingen van inspecteur van politie [verbalisant]reeds uitgewerkt. Deze bewijsmiddelen dienen als hierna herhaald te worden beschouwd.
Als gezegd is verdachte op 23 oktober 2012 op de afgesproken plek, op heterdaad aangehouden. In zijn auto zijn 4 dozen met elk ruim 10 kilo vuurwerk aangetroffen. Het ging om zakjes met steeds drie stuks Cobra 6 vuurwerk en verbalisant relateert dat dit gevaarlijk, niet toegestaan vuurwerk is. [4]
Op 23 oktober 2012 heeft een spoedzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte, [adres 1] in Deurne.
In de berging zijn vier dozen met vuurpijlen gevonden en twee dozen met flowerbeds. Het vuurwerk was niet voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing. Het totale gewicht was 80 kilogram. Het vuurwerk was gestickerd met gevaarsklasse 1.3 en 1.4.
Op de kamer van verdachte is gevonden:
  • 14 dozen met Cobra 6 knalvuurwerk met lont;
  • dozen met vlinders;
  • dozen met lawinepijlen/signaalraketten, zink 901.
Het vuurwerk is onderzocht. [6]
Gelet op de vaststellingen naar aanleiding van het onderzoek stelt de rechtbank vast dat het vuurwerk als vermeld in feit 2 aldus niet was ingedeeld volgens de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk (RACT) en ook niet voldeed aan de eisen van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 (RNEV 2004). Het vuurwerk kan worden aangemerkt als professioneel vuurwerk indien dit is bestemd voor particulier gebruik. [7]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 januari 2015 verklaard dat de partij die naar aanleiding van de afspraak met - naar later bleek - Powlitie op 23 oktober 2012 in zijn auto en bij hem in de woning en in de schuur in Deurne is aangetroffen van hem is en dat het om zwaar vuurwerk ging dat hij niet mocht hebben. Het besef dat de opslag aldaar gevaarlijk was, is pas later bij hem doorgedrongen. [8]

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

1.

op 13 augustus 2013 te Wilbertoord, gemeente Mill en Sint Hubert, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk professioneel vuurwerk, te weten shells/mortierbommen
en lawinepijlen/signaalraketten en flowerbeds en napolitaanse bommen en knalvuurwerk/bangers en knalstrengen heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad, terwijl dat professionele vuurwerk bestemd was voor particulier gebruik;

2.

op 23 oktober 2012 in de gemeente Deurne opzettelijk professioneel vuurwerk, te weten bangers van het type Super Cobra 6 voorhanden heeft gehad in een auto en professioneel vuurwerk, te weten bangers van het type Super Cobra 6 en vlinders van het type Cobra en lawinepijlen van het merk/type Zink 901 en flowerbeds en batterijen voorhanden heeft gehad en heeft opgeslagen in een woning en/of schuur aan de [adres 1],
terwijl dat vuurwerk bestemd was voor particulier gebruik.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft met betrekking tot beide feiten de oplegging gevorderd van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft de opheffing gevorderd van het bevel tot voorlopige hechtenis dat reeds geschorst is.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Verwijzend naar het reclasseringsrapport dat in het kader van deze strafzaak over verdachte is opgesteld, heeft de verdediging de rechtbank met klem verzocht naar alternatieven te zoeken om te voorkomen dat verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de door hem in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd zal dienen te ondergaan. Hem moet enig perspectief worden geboden om zijn leven en dat van zijn inwonende familie weer op de rails te kunnen zetten. De eis van de officier van justitie zou betekenen dat de verdachte met zijn rug tegen de muur zou komen te staan.
Verdachte heeft om teruggave van het in beslag genomen geldbedrag verzocht omdat dit bedrag geen verband houdt met het/de bewezen te verklaren feiten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en de opslag van professioneel vuurwerk dat bestemd was voor particulier gebruik. Verdachte had in totaal ongeveer 1.200 kilo illegaal vuurwerk voorhanden, waarbij het onder meer ging om zeer gevaarlijk vuurwerk van de zwaarste categorieën. Zulk vuurwerk kan massa-explosief reageren waardoor de gehele voorraad explodeert op nagenoeg hetzelfde moment met een geweldige kracht. Over de gevaarzetting van de verschillende types vuurwerk heeft onder meer het NFI in haar deskundigenverklaringen gerapporteerd.
Het heeft verdachte er evenwel niet van weerhouden met dergelijk zwaar vuurwerk zoals bewezen is verklaard om te gaan en daarbij zeer grote risico’s te nemen, ook ten aanzien van de risico’s voor levens van anderen.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij na te zijn betrapt in oktober 2012 er na enige tijd toch weer voor heeft gekozen te handelen in illegaal vuurwerk. Hij heeft zich dus wederom laten leiden door puur winstbejag Bovendien heeft verdachte na het plegen van feit 2 [medeverdachte] bij zijn handel betrokken door het vuurwerk bij die [medeverdachte] op te slaan. Deze opslag was midden in een woonwijk met alle risico’s van dien voor de omwonenden.
De rechtbank zal bij de strafoplegging ook in aanmerking nemen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de twee ad informandum gevoegde zaken zoals hiervoor onder de tenlastelegging vermeld. Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij deze feiten erkend.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij openheid van zaken heeft gegeven en niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Ook blijkt uit het reclasseringsrapport dat hij door deze strafzaak zijn baan is kwijtgeraakt. Verdachte zit daardoor thans in een neerwaartse spiraal waardoor verdachte mogelijk zijn motivatie om niet terug te vallen in strafbare feiten zal verliezen.
Alles afwegende is de rechtbank echter van oordeel, dat gelet op de grote risico’s van zwaar illegaal vuurwerk, de grote hoeveelheid vuurwerk die bij verdachte is aangetroffen en de omstandigheid dat verdachte is doorgegaan met de handel in vuurwerk nadat hij was betrapt, in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur.
De rechtbank zal de gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen met het oog op het beperken van de kans op recidive na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank geen termen aanwezig om het bevel tot voorlopige hechtenis, dat reeds is geschorst, op te heffen, zodat de vordering van de officier van justitie daartoe wordt afgewezen.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen geldbedrag aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave. Ter terechtzitting is onvoldoende aannemelijk geworden dat dit geldbedrag is verdiend met de handel in illegaal vuurwerk.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 47, 57, 91
Wet op de economische delicten art 1a, 2, 6 en 87
Wet milieubeheer art 1.1, 9.2.2.1 en 22.2
Vuurwerkbesluit art 1.1.1, 1.2.2 en 5.4.3.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
T.a.v. feit 2:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan
5 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen twee dagen na het onherroepelijk zijn van het vonnis melden bij Reclassering Nederland, locatie Eindhoven op de Polluxstraat 114. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- binnen de proeftijd een cognitieve vaardigheidstraining volgt,
waarbij de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank gelast de teruggave van het in beslag genomen goed aan veroordeelde, te weten: een geldbedrag van EUR 701,75.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. M.T. van Vliet en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. de Bruijn-van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 3 februari 2015.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Brabant Zuid-Oost, genummerd PL2203 2012157129.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Dienst Regionale Recherche, Team Milieu van de politie Oost-Brabant, genummerd PL21Z3 2013084524.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Brabant Zuid-Oost, genummerd PL2203 2012157129.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 5 onderaan en 6 bovenaan.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 6 en 7.
6.Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, p. 9 ev.
7.De geschriften, zijnde bijlagen bij het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, p. 14 voor de lawinepijlen, p. 17 voor de SuperCobra6, de NFI-rapporten op p. 89 voor de vlinders en op p. 105 jo. p. 7 voor de flowerbeds.
8.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 januari 2015.