Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
primair, verzocht:
subsidiair, alleen indien de opzegging terecht zou zijn, een verzoek gedaan te bepalen dat aan [verzoekster in het verzoek/verweerster in het voorwaardelijk tegenverzoek]:
transitievergoedingverschuldigd is.
billijke vergoedingworden toegekend, vanwege de volgende omstandigheden.
4.Het verweer en het tegenverzoek
5.De beoordeling
vaardighedenvan [verzoekster in het verzoek/verweerster in het voorwaardelijk tegenverzoek]. Daarvoor is niet noodzakelijk dat [verzoekster in het verzoek/verweerster in het voorwaardelijk tegenverzoek] reeds vóór 1 juli 2015 formeel de functie van bedrijfsleider had.
verantwoordelijkhedenkreeg. Het was kennelijk al eerder voorgekomen dat [verzoekster in het verzoek/verweerster in het voorwaardelijk tegenverzoek] de verantwoordelijkheid voor de winkel droeg tijdens afwezigheid van [naam directeur]. Verder blijkt uit het feit dat [naam directeur] wenste dat [verzoekster in het verzoek/verweerster in het voorwaardelijk tegenverzoek] na haar ziekmelding zaken overdroeg c.q. Decla informeerde over lopende zaken, dat [verzoekster in het verzoek/verweerster in het voorwaardelijk tegenverzoek] een grote mate van zelfstandigheid, en daaruit voortvloeiend verantwoordelijkheid, had. De behoefte tot overdracht van informatie impliceert immers dat [naam directeur] geen (volledig) zicht had op de stand van zaken.
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39). Uit het door Decla gestelde volgt onvoldoende dat van een dergelijke of daarmee gelijk te stellen situatie sprake is geweest.
vanwegehaar ziekmelding heeft willen beëindigen, onder – zo begrijpt de kantonrechter de stellingen van Decla - in twijfel trekking van haar arbeidsongeschiktheid. Dat terwijl het niet aan Decla is om een oordeel te vellen over de medische toestand van [verzoekster in het verzoek/verweerster in het voorwaardelijk tegenverzoek], en het op haar weg heeft gelegen een bedrijfsarts in te schakelen. Tevens moet worden geconcludeerd dat Decla een ernstig verwijt moet worden gemaakt van het feit dat de arbeidsrelatie tussen partijen verstoord is geraakt. Het verzoek van [verzoekster in het verzoek/verweerster in het voorwaardelijk tegenverzoek] om toekenning van een billijke vergoeding zal dan ook worden toegewezen.
Kamerstukken II, 2013–2014, 33 818, nr. 3, pag. 32-34 en
Kamerstukken II, 2013-2104, 33 818, nr. 7, pag. 91). Als ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, dan dient de werknemer hiervoor volgens die wetsgeschiedenis te worden gecompenseerd, ook om dergelijk handelen of nalaten van de werkgever te voorkomen. In de billijke vergoeding kan niet tot uitdrukking komen of het ontslag redelijk is mede in het licht van de gevolgen van het ontslag voor de werknemer, omdat dit al is verdisconteerd in de transitievergoeding. De hoogte van de billijke vergoeding moet daarom worden bepaald op een wijze die en op het niveau dat aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval, waarbij criteria als loon en lengte van het dienstverband geen rol hoeven te spelen. Er kan wel rekening worden gehouden met de financiële situatie van de werkgever.
6.De beslissing
15 oktober 2015;