In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 4 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot moord dan wel doodslag op zijn echtgenoot, alsook van poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot moord en doodslag, omdat de patholoog geen uitsluitsel kon geven over de doodsoorzaak van het slachtoffer. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte opzettelijk de dood van zijn echtgenoot had veroorzaakt, en het was niet uitgesloten dat het slachtoffer was overleden door een overdosis GHB die hij zelf had ingenomen.
Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de hals van het slachtoffer had dichtgedrukt, en dat de letsels die het slachtoffer had opgelopen ook door een val konden zijn veroorzaakt. Wel werd bewezen dat de verdachte zijn echtgenoot had mishandeld door hem meermalen tegen zijn hoofd en lichaam te slaan en te schoppen. De rechtbank legde een taakstraf op van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank overwoog dat de mishandeling plaatsvond in de huiselijke sfeer, waar het slachtoffer zich veilig zou moeten voelen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit bij het bepalen van de straf. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat in zijn voordeel werd meegewogen.