Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank.
Nu verdachte ter terechtzitting van 1 oktober 2015 inzicht heeft gegeven in het motief van zijn handelen -verdachte heeft verklaard te hebben gehandeld uit geldgebrek en omdat hij dakloos was -, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat genoemde stoornis zijn handelen heeft beïnvloed. Betrokkene had naar het oordeel van de rechtbank wel besef van de ongeoorloofdheid en wederrechtelijkheid van zijn handelen, maar hij was in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat zijn wil in overeenstemming met dat besef te bepalen. Gelet op het voorgaande wordt verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd. Bij de straftoemeting zal met deze verminderde toerekeningsvatbaarheid in het voordeel van verdachte rekening worden gehouden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] . De rechtbank stelt vast dat door het bewezen verklaarde feit door de benadeelde partij rechtstreeks schade is geleden, voor welke schade verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank acht de vordering derhalve in haar geheel toewijsbaar.Het toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerdert de rechtbank met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening. Het toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerdert de rechtbank met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en het toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.