Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 7 mei 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 22 oktober 2014
- de akte van [eiseres] van 14 januari 2015
- de antwoordakte van [gedaagde] van 25 maart 2015.
2.De verdere beoordeling
€ 330.00,00 maakt € 236.282,00;
(€ 580.000,00), de (prijs)ontwikkelingen op de woningmarkt (tot medio 2009: een lichte daling) en cijfers over verkooptijden, komt [naam deskundige] op een hypothetische verkoopprijs van € 566.282,00 medio 2009. De rechtbank volgt deze schadeberekening echter niet. Zoals hiervoor overwogen, zou [eiseres] haar woning in beide scenario’s op hetzelfde moment te koop hebben gezet. Het onjuiste advies van [gedaagde] - dat ziet op het eerst aankopen van de nieuwe woning - heeft op dit verkoopproces dus geen invloed gehad. In zoverre moet er dan ook vanuit worden gegaan dat ook in de hypothetische situatie de oude woning - alle inspanningen van [eiseres] en haar zoon ten spijt - pas op 17 mei 2013 zou zijn verkocht voor een prijs van € 330.000,00. Dat betekent dat de rechtbank op dit punt in beginsel geen schade als gevolg van de fout van [gedaagde] kan vaststellen.
€ 40.000,00.
€ 95.107,10 bedraagt (alle ziende op de bedragen onder 2). Het bedrag onder 2a heeft [gedaagde] in dit kader niet langer betwist, ter zake de bedragen onder 2b en 2c voert [gedaagde] aan dat deze voor zover het de afsluitprovisie van de [adres 2] (2b, € 2.300,00) en de afsluitkosten (2c, € 115,00) betreft, niet zijn onderbouwd. Daarnaast is volgens [gedaagde] voor wat betreft het bedrag onder 3 in de berekening geen rekening gehouden met de gedeeltelijke aflossing van € 8.000,00.
€ 124.074,88. Dit bedrag zal de rechtbank toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de datum van dagvaarding zoals onbetwist gevorderd.
€ 8.000,00 op 21 augustus 2012 op de lening aan [naam] (schadepost 3). Uit proceseconomisch oogpunt zal de rechtbank de rente als volgt toewijzen, zodat partijen niet op dit relatief ondergeschikte punt nog een akte behoeven te nemen. Hierbij wordt niet uitgegaan van het door [eiseres] ter comparitie overgelegde overzicht, nu daarin wordt uitgegaan van foutieve ingangsdatum van de lening (23 december 2010 in plaats van 1 januari 2011), niet duidelijk is of op een correcte manier rekening is gehouden met artikel 6:119 lid 2 BW en nog rekening moet worden gehouden met het percentage eigen schuld van 10%. De rechtbank zal daarom post 3 aan schadevergoeding toewijzen als een rente van 3,6% over het bedrag van:
- € 25.000,00 over de periode 1 januari 2011 tot en met 21 augustus 2012;
- € 17.000,00 vanaf 22 augustus 2012 tot aan de aflossing van de lening aan [naam] door [eiseres] .
5.684,00(4,0 punten × tarief € 1.421,00)
3.De beslissing
- [gedaagde] jegens [eiseres] toerekenbaar is tekort gekomen in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht,
- [gedaagde] aan [eiseres] een schadevergoeding dient te betalen,
- € 25.000,00 over de periode 1 januari 2011 tot en met 21 augustus 2012,
- € 17.000,00 vanaf 22 augustus 2012 tot aan de aflossing van de lening aan [naam] door [eiseres] ,