ECLI:NL:RBOBR:2015:6366

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2015
Publicatiedatum
3 november 2015
Zaaknummer
01/820081-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor inbraak in vereniging en voorhanden hebben van amfetamine

Op 4 november 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van inbraak in vereniging en het voorhanden hebben van amfetamine. De verdachte, geboren in 1970 en woonachtig in Schijndel, werd beschuldigd van het stelen van goederen uit een schuur en een tuinhuisje in Den Dungen op 25 augustus 2013. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder diefstal van een houtkachel, aggregaat, waterpomp, en andere goederen, alsook het voorhanden hebben van pepperspray en amfetamine. Tijdens de zitting op 21 oktober 2015 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het derde feit, het voorhanden hebben van pepperspray, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte hiervan op de hoogte was. Echter, de rechtbank achtte de diefstallen onder feit 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte, alsook de aangetroffen goederen in de woning van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 2 maanden op, met aftrek van voorarrest, en een schadevergoeding aan de benadeelde partij. De uitspraak benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de minachting voor andermans eigendom.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/820081-15
Datum uitspraak: 04 november 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1970] ,
wonende te [adres 1] , [woonplaats] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 oktober 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 september 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 augustus 2013 te Den Dungen, gemeente Sint-Michielsgestel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een schuur gelegen aan de [straat] heeft weggenomen een houtkachel en/of een aggregaat en/of een waterpomp, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 25 augustus 2013 te Den Dungen, gemeente Sint-Michielsgestel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een tuinhuisje gelegen aan de [straat] heeft weggenomen een houtkachel en/of een doppendoos en/of een barbecue en/of een olielamp en/of een electrische (ketting)zaag en/of een gaspit en/of een meetlint, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 30 augustus 2013 te Schijndel een bus pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij op of omstreeks 30 augustus 2013 te Schijndel opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,93 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak feit 3.

Op 30 augustus 2013 omstreeks 08:50 uur werd tijdens de doorzoeking van de woning gelegen aan de [adres 2] te Schijndel in de woonkamer, in een schaaltje onder de salontafel, een spuitbus bevattende pepperspray, met opschrift: ‘Pfeffer Ko Fog’, aangetroffen. Het was de verbalisanten ambtshalve bekend dat verdachte samen met zijn vriendin [persoon 1] in voornoemde woning verbleef. Verdachte heeft dit ter terechtzitting bevestigd.
[persoon 1] heeft op 30 augustus 2013 tegenover de politie verklaard dat de aangetroffen pepperspray niet van verdachte was alsmede dat zij niet wist van wie de pepperspray was. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat de op 30 augustus 2013 in de woning gelegen aan de [adres 2] te Schijndel aangetroffen pepperspray niet van hem was en dat hij niet wist dat die pepperspray op voornoemde plek lag.
Anders dan de officier van justitie, maar met de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet zonder meer volgt dat verdachte op 30 augustus 2013 wist dat zich in een schaal onder de salontafel op het adres [adres 2] te Schijndel pepperspray bevond, zodat verdachte van dat feit dient te worden vrijgesproken.

Bewijs.

Ten aanzien van feit 1 en 2.

Inleiding. [1]
Op een tijdstip gelegen tussen 24 augustus 2013 omstreeks 17:30 uur en 25 augustus 2013 omstreeks 08:50 uur is in het volkstuinencomplex, gelegen aan het [straat] in Den Dungen, een schuur opengebroken. Die schuur was eigendom van [slachtoffer 1] . Uit voornoemde schuur werden na te noemen goederen weggenomen: een houtkachel merk Etna, een waterpomp en een aggregaat. [2] Tevens is op een tijdstip gelegen tussen
24 augustus 2013 omstreeks 18:00 uur en 25 augustus 2013 omstreeks 08:50 uur in datzelfde volkstuinencomplex de deur van een tuinhuis toebehorende aan [slachtoffer 2] opengebroken. Vervolgens zijn uit dat tuinhuis na te noemen goederen weggenomen: een (hout)kachel, een doppendoos, een barbecue, een olielamp, een elektrische zaag, een gaspit en een meetlint. [3]
Het standpunt van de officier van justitie.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in onderling verband en samenhang bezien is het ten laste gelegde onder 1 en 2 wettig en overtuigend te bewijzen.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft voor een bedrag van € 50,-- een vriend geholpen door samen met die vriend goederen op te gaan halen in den Dungen. De spullen stonden klaar bij een stroomhuisje. Verdachte wist niet dat het gestolen goederen betrof. Er is geen objectief bewijs in de vorm van DNA of schoensporen aangetroffen dat verdachte aan de diefstallen linkt. Dat op 30 augustus 2013 de op 25 augustus 2013 weggenomen goederen in de woning waar verdachte verbleef zijn aangetroffen, maakt niet dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte die goederen zelf al dan niet met een ander, heeft weggenomen.
Medeplegen vereist een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op voltooiing van het delict. Daarvan was in onderhavig geval geen sprake. Verdachte heeft enkel wat goederen die bij een stroomhuisje klaar stonden naar een auto gesjouwd. Gelet op vorenstaande verzoekt de verdediging de rechtbank om verdachte vrij te spreken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte is omstreeks 25 augustus 2013 rond middernacht samen met de [medeverdachte 1] tegen een vergoeding, te weten € 50,--, in een auto naar het [straat] te Den Dungen (volkstuinencomplex) gereden, om daar goederen op te halen. Er stonden kachels gereed bij het aldaar aanwezige stroomhuisje. De medeverdachte liep, voorzien van een zaklamp, het terrein op en verdachte hoorde een paar knallen. Daarna kwam de medeverdachte terug met de andere, later in of rond de woning aan de [adres 2] te Schijndel , aangetroffen goederen. [4]
In 2013 verbleef verdachte bij zijn vriendin op het adres [adres 2] te
Schijndel . [5] Op 30 augustus 2013 heeft omstreeks 08:50 uur een doorzoeking van de woning op voornoemd adres plaatsgevonden. In die woning werden (onder meer) goederen aangetroffen welke afkomstig waren van de diefstal gepleegd in het volkstuinencomplex te Den Dungen in de nacht van 25 augustus 2013. [6] Bij de doorzoeking van de auto van [medeverdachte 1] op 30 augustus 2013, omstreeks 08:58 uur, werden een oranje breekijzer onder de bijrijdersstoel en in het dashboardkastje een met de hand beschreven briefje aangetroffen. Op dat briefje stond onder meer geschreven: een kettingzaag, waterpo(m)p en twee klaverbladkachels Etna 830 en Etna 966. [7] [8] Verdachte heeft bij de politie verklaard dat het briefje hem bekend voorkwam en dat de spullen welke bij hem zijn aangetroffen tijdens de doorzoeking en de spullen die op het briefje staan wel bij elkaar zullen horen. [9]
Verdachte is omstreeks 25 augustus 2013, rond middernacht, samen met [medeverdachte 1] naar het volkstuinencomplex te Den Dungen gegaan. Uit de aangiftes volgt dat toen diverse goederen uit een schuur en/of een tuinhuis zijn ontvreemd. Die goederen zijn vijf dagen later in de woning waar verdachte verbleef aangetroffen. Voorts stond een groot deel van die goederen vermeld op het handgeschreven briefje dat in de auto van [medeverdachte 1] is aangetroffen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet op de hoogte was van de diefstal en dat de spullen bij hem waren gestald, omdat iemand van het volkstuinencomplex zijn vloer moest egaliseren, niet geloofwaardig, noch aannemelijk geworden, en stelt zijn verklaring op deze punten dan ook terzijde.
De rechtbank is gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat bij de uitvoering van het feit sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte en dat dit handelen naar de uiterlijke verschijningsvorm geacht moet worden gericht te zijn geweest op het verwerven van de buit, zodat medeplegen en opzet op het delict kunnen worden bewezen. De rechtbank verwerpt het verweer.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft gepleegd.

Ten aanzien van feit 4.

Het standpunt van de officier van justitie.
Op grond van het dossier is wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte op 30 augustus 2013 amfetamine / speed voorhanden heeft gehad.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat de bij verdachte in beslag genomen stof slechts indicatief is getest. Wegens het ontbreken van een NFI-rapport kan naar het oordeel van de verdediging niet worden bewezen dat de bij verdachte aangetroffen stof daadwerkelijk speed of amfetamine is op grond waarvan verdachte behoort te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Tijdens de doorzoeking van de [adres 2] te Schijndel op 30 augustus 2013 trof men op de salontafel in de woonkamer twee gripzakjes aan met daarin een op drugs gelijkende stof. [10] , [11] Op 1 september 2013 is de inhoud van die gripzakjes indicatief getest en gewogen. Het nettogewicht van de zakjes bedroeg 1,93 gram. De inhoud reageerde positief op de aanwezigheid van amfetamine. [12] Verdachte heeft op 31 augustus 2013 bij de politie verklaard dat hij af en toe drugs gebruikt, te weten speed. Voorts heeft verdachte verklaard toen hem foto 9, pagina 138 van het dossier, werd getoond dat dat speed betrof voor eigen gebruik. [13]
Op grond van deze bekennende verklaring en het resultaat van de indicatieve test is voldoende komen vast te staan dat de bij verdachte aangetroffen stof amfetamine bevat. De rechtbank verwerpt het verweer.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
omstreeks 25 augustus 2013 te Den Dungen, gemeente Sint-Michielsgestel, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuur gelegen aan de [straat] heeft weggenomen een houtkachel en een aggregaat en een waterpomp, toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte en / of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft door middel van braak;
2.
omstreeks 25 augustus 2013 te Den Dungen, gemeente Sint-Michielsgestel, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een tuinhuisje gelegen aan de [straat] heeft weggenomen een houtkachel en een doppendoos en een barbecue en een olielamp en een elektrische (ketting)zaag en een gaspit en een meetlint, toebehorende aan [slachtoffer 2] , waarbij verdachte en / of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft door middel van braak;
4.
op 30 augustus 2013 te Schijndel opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,93 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 t/m 4: gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 3: onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen spuitbus, bevattende pepperspray.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft weliswaar documentatie op het gebied van vermogensdelicten, maar de laatste twee jaar gaat het goed met verdachte en is hij niet in aanraking gekomen met de politie, ondanks dat verdachte een tijd dakloos is geweest. Inmiddels staat verdachte onder bewindvoering. De verdediging verzoekt de rechtbank om voorts bij haar oordeel te betrekken dat het (zeer) oude feiten betreft, het diefstallen betreft uit tuinhuisjes alsmede dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Gelet op het vorenstaande verzoekt de verdediging aan de rechtbank om de straf te matigen. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het in beslag genomen goed.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 25 augustus 2013 te Den Dungen samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstallen uit een schuur en een tuinhuis welke waren gelegen in een volkstuinencomplex. Diefstallen veroorzaken overlast en schade. Uit verdachtes handelen spreekt minachting voor andermans eigendom. Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers.
De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat het oude feiten betreft, maar weegt ook zwaar mee dat blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 september 2015 verdachte in het verleden veelvuldig voor soortgelijke feiten is veroordeeld, onder meer tot gevangenisstraf, maar dat dit verdachte er niet van heeft weerhouden om wederom vermogensdelicten te plegen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank zal dezelfde straf opleggen als de door de officier van justitie gevorderde straf, ook al spreekt de rechtbank verdachte vrij van feit 3. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde straf in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie verzoekt om integrale toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] met daarbij toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar als vergoeding van de schade die het rechtstreeks gevolg is van bewezen verklaarde diefstal onder feit 2. De vordering is, mede gezien de toelichting door de benadeelde ter zitting, voldoende onderbouwd en de rechtbank acht het aannemelijk dat het gevorderde bedrag correspondeert met de schadeposten.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is dat van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 57, 310, 311;
Opiumwet art. 2, 10.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

Ten aanzien van feit 1:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.Ten aanzien van feit 2:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Ten aanzien van feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.

Ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 4:gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

Ten aanzien van feit 2:maatregel van schadevergoeding van € 65,00 subsidiair 1 dag hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van € 65,-- (zegge: vijfenzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 65,-- (zegge: vijfenzestig euro). Het bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde [slachtoffer 2] bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

Ten aanzien van feit 3:onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen te weten:

-
een spuitbus pepperspray, goednummer 567431.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. N.I.B.M. Buljevic, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 4 november 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politieregio Brabant-Noord, district Meierij, team Schijndel , genummerd PL21X6-2013107274, aantal doorgenummerde bladzijden: 288.
2.Als verklaring van [slachtoffer 1] , aangever, d.d. 25 augustus 2013, p. 120
3.Als verklaring van [slachtoffer 2] , aangever, d.d. 25 augustus 2013 p. 230 t/m 232
4.Verklaring [verdachte] ter terechtzitting d.d. 21 oktober 2015
5.Verklaring [verdachte] aan verbalisanten d.d. 31 augustus 2013 p. 159
6.Als relaas van bevindingen opgemaakt en ondertekend door verbalisanten d.d. 30 augustus 2013 p. 124 t/m 126
7.Foto van handgeschreven brief aangetroffen in de auto van de medeverdachte p. 263
8.Als relaas van bevindingen opgemaakt en ondertekend door verbalisanten d.d. 30 augustus 2013 p. 255
9.Verklaring [verdachte] aan verbalisanten d.d. 30 augustus 2013 p. 162
10.Als relaas van bevindingen van verbalisanten d.d. 30 augustus 2013 p. 125
11.Fotobijlage p. 138
12.Als relaas van bevindingen van verbalisanten d.d. 1 september 2013 p. 246, 247
13.Verklaring verdachte aan verbalisanten d.d. 31 augustus 2013 p. 160, 161