ECLI:NL:RBOBR:2015:6528

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2015
Publicatiedatum
16 november 2015
Zaaknummer
01/860217-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door het telen van hennepplanten

Op 17 november 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het telen van hennepplanten. De zaak kwam aan het licht na een politie-inval op 9 september 2014 in een pand te Schijndel, waar een hennepkwekerij werd aangetroffen met in totaal 1995 hennepplanten. De verdachte werd samen met een medeverdachte op heterdaad aangehouden. Tijdens de rechtszaak werd vastgesteld dat de verdachte meerdere keren in de kwekerij was geweest om de planten te verzorgen, wat leidde tot de conclusie dat hij een actieve rol had in de hennepteelt. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van het telen van hennep, ondanks het verweer van de verdediging dat de verdachte slechts als medeplichtige moest worden aangemerkt.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De straf die werd opgelegd bestond uit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 weken, een geldboete van € 1.500,- en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de hoeveelheid hennepplanten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke impact van hennepteelt en de link met andere vormen van criminaliteit.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/860217-15
Datum uitspraak: 17 november 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1984] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 november 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 oktober 2015. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks 1 september 2014 tot en met 9 september 2014 te Schijndel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1995 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen [1] en de beoordeling daarvan.
Inleiding.
Op 9 september 2014 werd er in een pand aan de [adres 2] te Schijndel een hennepkwekerij aangetroffen. Verbalisanten zagen in de hennepkwekerij twee mannen lopen, naar later bleek verdachte en [medeverdachte] . De mannen zijn op heterdaad aangehouden. [2]
De hennepkwekerij bestond uit twee kweekruimtes. In kweekruimte 1 stonden 795 hennepplanten met een gemiddelde hoogte van ongeveer 60 centimeter in plantenbakken. In kweekruimte 2 stonden 1200 hennepplanten met een gemiddelde hoogte van 70 centimeter in plantenbakken. Bij een indicatieve narcoticatest op een aantal monsters van de planten reageerde het plantenmateriaal op de aanwezigheid van hennep, een stof vermeld op lijst II van de Opiumwet. [3]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij verdachte heeft geholpen met het water geven van de hennepplanten. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij in Polen een tip had gekregen van iemand hoe hij makkelijk geld kon verdienen. Hij is op een afgesproken datum en tijdstip naar de locatie [adres 2] in Schijndel gegaan. Daar kreeg hij instructies over hoe hij de hennepplanten moest verzorgen. Hij zou daar 500 euro per week voor krijgen. Verdachte is ongeveer zes à zeven keer in de hennepkwekerij geweest, om de twee dagen. [5] Verdachte kwam daar met [medeverdachte] , zijn neef, die hem een paar keer heeft geholpen met het verzorgen van de planten. [6]
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 september 2014 tot en met 9 september 2014 samen met anderen opzettelijk hennep heeft geteeld in een pand in Schijndel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft betoogd dat de rol van verdachte slechts gekwalificeerd kan worden als die van medeplichtige. Nu dat niet ten laste is gelegd, moet verdachte worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte in de ten laste gelegde periode hennepplanten heeft verzorgd. Aan de orde is de vraag of verdachte hiermee schuldig is aan het medeplegen van het tenlastegelegde feit of dat zijn rol slechts die van medeplichtige is.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de vraag of er sprake was van een voldoende bewuste en nauwe samenwerking om van medeplegen te kunnen spreken het volgende. Uit de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte ter terechtzitting, volgt dat verdachte de hennepplanten in de hennepkwekerij meerdere keren heeft verzorgd door ze water te geven. Verdachte deed dat in opdracht van iemand anders en hij heeft daartoe instructies gekregen. Ook is afgesproken dat hij daarvoor een bepaald bedrag per week zou ontvangen. Hij heeft het daarbij nodig gevonden om daarbij de hulp van een derde (zijn neef) in te schakelen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door op deze wijze de verzorging van de hennepplanten op zich te nemen, een zodanig volwaardig aandeel in de hennepteelt heeft gehad, dat hij aangemerkt kan worden als medepleger. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman en is van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hierna bewezen is verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 1 september 2014 tot en met 9 september 2014 te Schijndel tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres 2] een hoeveelheid van in totaal 1995 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert:
  • een geldboete ter hoogte van € 1.500,- subsidiair 25 dagen hechtenis;
  • een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan zou aan verdachte ook een werkstraf opgelegd kunnen worden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het telen van een grote hoeveelheid hennep. Hennep kan gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Het telen van hennep gaat steeds meer gepaard met andere, ook zware vormen van criminaliteit.
In het nadeel van verdachte acht de rechtbank de omstandigheden dat verdachte blijkens het uittreksel justitiële documentatie d.d. 13 oktober 2015 eerder voor een soortgelijk feit werd veroordeeld en dat hij het feit heeft gepleegd in de proeftijd van deze eerdere veroordeling.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Als uitgangspunt voor een hennepkwekerij met 500 tot 1000 hennepplanten wordt een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden gehanteerd. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid in deze zaak (bijna 2000 planten) en de omstandigheid dat verdachte reeds eerder voor een Opiumwetdelict is veroordeeld, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straffen of de door de raadsman geopperde werkstraf geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 weken passend en geboden.

Beslag.

Door de raadsman is verzocht om teruggave van het onder verdachte in beslag genomen geld. Nu er enkel nog conservatoir beslag op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering rust op het in beslag genomen geld van verdachte, kan de rechtbank hierover in het kader van deze strafzaak geen beslissing nemen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27 en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, eerste lid aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbodVerklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Gevangenisstraf voor de duur van 12 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van drs. B.C. van Wijmen, griffier,
en is uitgesproken op 17 november 2015.

Voetnoten

1.In de voetnoten wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar een proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Hennepteam, onderzoeksnummer 2014076802, afgesloten d.d. 15 mei 2015, aantal doorgenummerde pagina's 319.
2.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 10 september 2014 (p. 39).
3.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van [verbalisant 3] , [verbalisant 4] d.d. 15 september 2014 (p. 42-43).
4.Verklaring van [medeverdachte] d.d. 10 september 2014 (p. 102) en d.d. 11 september 2014 (p. 106).
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 3 november 2015.
6.Verklaring van verdachte d.d. 9 september 2014 (p. 71), d.d. 10 september 2014 (p. 75) en d.d. 11 september 2014 (p. 79).