ECLI:NL:RBOBR:2015:6529

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2015
Publicatiedatum
16 november 2015
Zaaknummer
01/860216-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het telen van hennepplanten in Schijndel

Op 17 november 2015 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het telen van hennepplanten. De zaak kwam aan het licht na een politie-inval op 9 september 2014 in een pand te Schijndel, waar een hennepkwekerij werd aangetroffen met in totaal 1995 hennepplanten. De verdachte werd samen met een medeverdachte op heterdaad aangehouden. Tijdens de rechtszaak werd vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 september 2014 tot en met 9 september 2014 samen met anderen opzettelijk hennepplanten had geteeld. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte elkaar bevestigden, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte meermaals betrokken was bij de hennepkwekerij.

De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf, terwijl de verdediging pleitte voor een lichtere straf. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de hoeveelheid hennepplanten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 weken, een geldboete van € 1.500,- en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte dat het telen van hennep niet alleen schadelijk is voor de gezondheid van gebruikers, maar ook vaak gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. De uitspraak werd gedaan in het kader van de artikelen 10, 27 en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/860216-15
Datum uitspraak: 17 november 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1979] ,
wonende [woonplaats] , [adres 1] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 november 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 oktober 2015. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks 1 september 2014 tot en met 9 september 2014 te Schijndel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1995 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen [1] en de beoordeling daarvan.
Inleiding.
Op 9 september 2014 werd er in een pand aan de [adres 2] te Schijndel een hennepkwekerij aangetroffen. Verbalisanten zagen in de hennepkwekerij twee mannen lopen, naar later bleek verdachte en [medeverdachte] . De mannen zijn op heterdaad aangehouden. [2]
De hennepkwekerij bestond uit twee kweekruimtes. In kweekruimte 1 stonden 795 hennepplanten met een gemiddelde hoogte van ongeveer 60 centimeter in plantenbakken. In kweekruimte 2 stonden 1200 hennepplanten met een gemiddelde hoogte van 70 centimeter in plantenbakken. Bij een indicatieve narcoticatest op een aantal monsters van de planten reageerde het plantenmateriaal op de aanwezigheid van hennep, een stof vermeld op lijst II van de Opiumwet. [3]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij in totaal ongeveer zes à zeven keer in de hennepkwekerij de planten water heeft gegeven. Hij zou daarvoor 500 euro per week krijgen. [medeverdachte] kwam daar met zijn neef, verdachte die hem een paar keer heeft geholpen met het verzorgen van de planten. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn neef [medeverdachte] in de hennepkwekerij heeft geholpen om de planten water te geven. [5] Hij zou daar geld voor krijgen. [6]
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 september 2014 tot en met 9 september 2014 samen met anderen opzettelijk hennep heeft geteeld in een pand in Schijndel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft betoogd dat niet bewezen kan worden dat verdachte vaker dan op de dag van zijn aanhouding in de hennepkwekerij heeft geholpen.
Het oordeel van de rechtbank.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 september 2014 tot en met 9 september 2014 samen met anderen hennepplanten heeft geteeld. Dat verdachte slechts eenmaal in de hennepkwekerij zou hebben geholpen, zoals hij zelf heeft verklaard, acht de rechtbank onaannemelijk en ongeloofwaardig. Verdachte heeft zijn stelling niet nader onderbouwd, terwijl [medeverdachte] heeft verklaard dat ze samen vaker in de hennepkwekerij zijn geweest om de planten water te geven.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman en is van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hierna bewezen is verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 1 september 2014 tot en met 9 september 2014 te Schijndel tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres 2] een hoeveelheid van in totaal 1995 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert:
  • een geldboete ter hoogte van € 1.500,- subsidiair 25 dagen hechtenis;
  • een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft gepleit voor matiging van de geldboete dan wel een deels voorwaardelijke geldboete.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het telen van een grote hoeveelheid hennep. Hennep kan gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Het telen van hennep gaat steeds meer gepaard met andere, ook zware vormen van criminaliteit.
In het nadeel van verdachte acht de rechtbank de omstandigheden dat verdachte blijkens het uittreksel justitiële documentatie d.d. 13 oktober 2015 eerder voor een soortgelijk feit werd veroordeeld en dat hij het feit heeft gepleegd in de proeftijd van deze eerdere veroordeling.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Als uitgangspunt voor een hennepkwekerij met 500 tot 1000 hennepplanten wordt een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden gehanteerd. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid in deze zaak (bijna 2000 planten) en de omstandigheid dat verdachte reeds eerder voor een Opiumwetdelict is veroordeeld, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straffen geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 weken passend en geboden.

Beslag.

Door de raadsman is verzocht om teruggave van het onder verdachte in beslag genomen geld. Nu er enkel nog conservatoir beslag op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering rust op het in beslag genomen geld van verdachte, kan de rechtbank hierover in het kader van deze strafzaak geen beslissing nemen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27 en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, eerste lid aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbodVerklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Gevangenisstraf voor de duur van 10 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van drs. B.C. van Wijmen, griffier,
en is uitgesproken op 17 november 2015.

Voetnoten

1.In de voetnoten wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar een proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Hennepteam, onderzoeksnummer 2014076802, afgesloten d.d. 15 mei 2015, aantal doorgenummerde pagina's 319.
2.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 10 september 2014 (p. 39).
3.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van [verbalisant 3] , [verbalisant 4] d.d. 15 september 2014 (p. 42-43).
4.Verklaring van [medeverdachte] d.d. 9 september 2014 (p. 71), d.d. 10 september 2014 (p. 75) en d.d. 11 september 2014 (p. 79).
5.Verklaring van verdachte d.d. 10 september 2014 (p. 102) en d.d. 11 september 2014 (p. 106).
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 3 november 2015.