In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Brabant is behandeld, heeft de ondernemingsraad van de Stichting Centrum voor de Kunsten Eindhoven (hierna: de OR) een kort geding aangespannen tegen de Stichting CKE. De OR vorderde onder andere de intrekking van het besluit tot schorsing van de directeur van de stichting en stelde dat dit besluit een belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming met zich meebracht, waardoor adviesplicht op grond van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) zou gelden. De voorzieningenrechter heeft op 18 november 2015 uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de OR procesbevoegdheid heeft en dat er sprake is van een spoedeisend belang. De OR stelde dat het voorgenomen ontslag van de directeur de stichting € 2.000.000,-- zou kunnen kosten en het voortbestaan van de stichting in gevaar zou kunnen brengen. De Stichting voerde aan dat het voorgenomen ontslag geen adviesplichtig besluit was en dat de OR geen procesbevoegdheid had.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het besluit tot schorsing van de directeur niet onder de adviesplicht van de WOR valt, omdat dit geen belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming met zich meebrengt. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de OR af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen de bevoegdheden van de Raad van Toezicht en de rol van de ondernemingsraad in het kader van de WOR.