Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
derde-partijheeft aan het geding deelgenomen: [bedrijf] ., te [vestigingsplaats] , vertegenwoordigd door [persoon 1] .
Rechtbank Oost-Brabant
Op 19 november 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die op 20 augustus 2015 aan een derde-partij is verleend voor het gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan, ten behoeve van een centrum voor zorg- en dienstverlening. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening zijn dat de vestiging van het nieuwe centrum negatieve gevolgen zal hebben voor hun bestaande praktijk voor fysiotherapie.
Tijdens de zitting op 5 november 2015 is het verzoek besproken. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de bezwaren van verzoekers zich voornamelijk richten op concurrentiebelangen, welke niet als ruimtelijk relevant worden beschouwd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning is verleend met toepassing van artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en dat de motivering van de gemeente om de vergunning te verlenen, gericht is op het voorkomen van leegstand en verpaupering van panden in het gebied.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau in Valkenswaard en dat de bezwaren van verzoekers naar alle waarschijnlijkheid niet zullen leiden tot wijziging van het primaire besluit. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.